Beleidsregel handhaving hard- en softdrugs gemeente Coevorden 2015
 
Inleiding
In de gemeente Coevorden is de notitie coffeeshopbeleid gemeente Coevorden 1998 vastgesteld. Door een aantal juridische en maatschappelijke ontwikkelingen is het noodzakelijk dit beleid te actualiseren. Deze ontwikkelingen zijn:
  • -
    de toegenomen professionalisering en criminalisering binnen de drugswereld;
  • -
    de geïntensiveerde samenwerking met politie, justitie en belastingdienst e.a., o.a. in het regionaal informatie- en expertisecentrum (RIEC Noord) met als doel de georganiseerde criminaliteit terug te dringen;
  • -
    de uitbreiding van de reikwijdte van art. 13b Opiumwet door wetgever en rechter; het gewijzigde beleid van de minister van Veiligheid en Justitie inzake de gedoogcriteria voor coffeeshops;
  • -
    de jurisprudentie betreffende de toepassingsmogelijkheden van art. 174a Gemeentewet;
  • -
    de wijzigingen van de Woningwet in 2005, 2006 en 2012 (na invoering van het Bouwbesluit per 1 april 2012) op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) is gaan beschikken over enkele bevoegdheden op basis waarvan zeer effectieve maatregelen bij de aanpak van drugsteelt en - handel kunnen worden genomen.
De recente wijziging van de Woningwet maakt het uiterst zinvol dat de burgemeester en het college de aanpak van drugsteelt en -handel in woningen, lokalen en bijbehorende erven en het terugdringen van de gevaren ervan samen ter hand nemen. Door de toepassing van een combinatie van wettelijke bepalingen in de Opiumwet en de Woningwet ontstaat een ragfijn web waarin drugstelers en -handelaren op efficiënte wijze kunnen worden gevangen. Beide bestuursorganen kunnen namelijk afzonderlijk van elkaar aan een overtreder een herstelsanctie in de zin van art. 5:2 Awb opleggen.
Deze beleidsregel is om die reden afkomstig van beide bestuursorganen (burgemeester en college) als het gaat om de aanpak van drugsteelt en -handel in woningen en lokalen en de gevaren ervan. Het begrip lokalen omvat zowel voor publiek toegankelijke lokalen, zoals cafés, winkels, coffeeshops, als niet voor het publiek toegankelijke lokalen, zoals loodsen, schuren en bedrijfsruimten. Voor zover deze beleidsregel betrekking heeft op het handhavingsbeleid met betrekking tot artikel 13b Opiumwet of artikel 174a Gemeentewet is het beleid van de burgemeester alleen. Met betrekking tot de Woningwet betreft het beleid van het college.
1. Maatschappelijke ontwikkelingen
De toegenomen professionalisering en criminalisering binnen de drugswereld
De productie van softdrugs (hennepteelt) is grootschalig geworden en heeft de laatste jaren een sterke professionaliseringslag doorgemaakt. Net als de harddrugproductie vindt ook de hennepteelt tegenwoordig vaak in georganiseerd verband plaats. De productiemethoden worden steeds verfijnder en de hoeveelheid werkzame stof THC in wiet is sterk toegenomen. De geproduceerde hoeveelheden zijn zo omvangrijk dat vanuit Nederland steeds meer softdrugs worden geëxporteerd.
Niet zelden levert de hennepteelt brandgevaar op door illegaal aftappen van elektriciteit, tevens wordt stank- en wateroverlast veroorzaakt. Een en ander vormt reden om de georganiseerde drugscriminaliteit krachtig samen met partners in een ketenaanpak te bestrijden.
Speciaal met het oog op de aanpak van hennepteelt in woningen en bedrijfspanden in de gemeenten Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen is op 20 maart 2006 het Hennepconvenant Zuidoost Drenthe afgesloten. Dit convenant is een samenwerkingsverband van de drie gemeenten met de politie in het district Zuidoost Drenthe, het Openbaar Ministerie, de woningcorporaties en de energienetbeheerder Enexis. Het doel is door middel van een integrale aanpak en informatie-uitwisseling een samenhangend toezicht- en handhavingsbeleid te voeren, gericht op preventie en repressie.
In dit convenant zijn de opdrachten aan, respectievelijk de taken voor, de convenantpartners:
  • -
    bevorderen publiek bewustzijn/publiciteit;
  • -
    samenwerking in opsporing, vervolging en handhaving;
  • -
    beëindigen van (elektrisch) onveilige en brandgevaarlijke situaties;
  • -
    aanschrijving tot ongedaan maken bouwkundige gebreken of planologische strijdigheid;
  • -
    beëindiging huurcontracten;
  • -
    aanpak uitkeringsfraude;
  • -
    verhaal van schade (bijv. vernieling of diefstal van elektriciteit) en ontneming illegale winsten.
Geïntensiveerde samenwerking in het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC)
Op basis van het door het ministerie van BZK opgestelde programma ‘Bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad’ zijn regionale informatie en expertisecentra tot stand gekomen.
De RIEC’s hebben een structuur met landelijke dekking. De noordelijke regio (Groningen, Friesland en Drenthe) werkt samen in het RIEC Noord. Het RIEC Noord ondersteunt de gemeenten bij het inzetten van het bestuurlijk instrumentarium om de georganiseerde misdaad te bestrijden en faciliteerd het samenwerkingsverband van de gemeenten, de politieregio’s, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst – Economische Controledienst (FIOD-ECD), de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) en het Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding (RCF).
Doelen zijn het verbeteren van de informatie-uitwisseling en het bevorderen van zinvolle afwegingen voor een bestuurlijke, strafrechtelijke of fiscale aanpak (of een combinatie van interventies).
Een en ander moet leiden tot een adequate en geïntegreerde aanpak op lokaal niveau.
Naast maatschappelijke hebben er ook juridische ontwikkelingen plaatsgevonden die dwingen tot aanpassing van het gevoerde drugsbeleid.
Juridische ontwikkelingen
Tot 1 november 2007 was de bevoegdheid in art. 13b Opiumwet slechts toepasbaar op voor het publiek toegankelijke lokalen. Daarna is de wet gewijzigd en kan de burgemeester deze last onder bestuursdwang ook inzetten in geval van overtreding van de Opiumwet in woningen of lokalen, of daarbij behorende erven.
Uit de tekst van art. 13b Opiumwet werd aanvankelijk afgeleid dat alleen de verkoop, het afleveren en/of de verstrekking van drugs dan wel het hiertoe voorhanden hebben met deze bevoegdheid zouden kunnen worden aangepakt en niet de hennepteelt. Recent is binnen de jurisprudentie echter aangenomen dat de aanwezigheid van een handelsvoorraad nog niet geoogste planten ook met deze bevoegdheid kan worden aangepakt.
Omgekeerd heeft zich in de jurisprudentie met betrekking tot art. 174a Gemeentewet een ontwikkeling voorgedaan op basis waarvan het sluiten van een woning met behulp van deze bevoegdheid aan zodanig strenge voorwaarden onderhevig is, dat toepassing ervan slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen denkbaar is. Gelet op de verruimde toepassingsmogelijkheid van art. 13b Opiumwet zal de burgemeester bijna altijd optreden op grond van art. 13b Opiumwet. Een uitzondering is denkbaar in het geval van de zogenaamde drugsverslaafdenpanden, waarin drugs worden gebruikt maar niet worden verhandeld. De gebruikers veroorzaken een aantasting van de veiligheid en gezondheid in de directe omgeving van die woning.
In de afgelopen periode hebben er ook wijzigingen plaatsgevonden in de Woningwet die voor het te voeren drugsbeleid uiterst relevant zijn.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in 2005 verleent art. 17 Woningwet het college de bevoegdheid tot het sluiten van gebouwen. Deze sluitingsbevoegdheid kan een rol spelen bij de sluiting van hennepkwekerijen in woningen of lokalen.
De bestuursrechtelijke handhaving is sinds 2006 vereenvoudigd: het college kan bestuurlijke herstelsancties op leggen nadat een overtreding van de Woningwet is geconstateerd. Art. 1b Woningwet vormt de meest relevante bepaling in de Woningwet binnen de aanpak van drugsoverlast. Aangezien hennepkwekerijen brandgevaar veroorzaken wordt daardoor vrijwel altijd het Bouwbesluit 2012 en daarmee art. 1b Woningwet overtreden.
Daarnaast kan het college de vangnetbepaling van art. 1a Woningwet inzetten bij de aanpak van drugsoverlast als er geen overige voorschriften uit de Woningwet worden overtreden. Als gevolg van art. 1a lid 1 Woningwet draagt de eigenaar van een bouwwerk er zorg voor dat als gevolg van de staat van zijn bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Het tweede lid van art. 1a Woningwet legt een zorgplicht op voor een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken. Diegene op wie de zorgplicht rust moet voor zover dat in zijn vermogen ligt, er zorg voor dragen dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
Aanscherping gedoogcriteria coffeeshops
Bij brief van 27 mei 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 077, nr. 259), gevolgd door de brief van 26 oktober 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 077, nr. 265), heeft de regering haar voorgenomen aanscherping van het softdrugsbeleid uiteengezet. Als gevolg hiervan is per 1 januari 2012 een wijziging doorgevoerd in de Aanwijzing Opiumwet (2011AO13). Met de brief van 19 november 2012, kenmerk 321025, heeft de regering de bestaande AHOJ-G gedoogvoorwaarden aangevuld met het ingezetenencriterium. Het lokale bestuur stelt beleid vast en voert regie. De lokale driehoek vult het beleid in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving.
Per 1 januari 2013 zal de verkoop van wiet met een THC-gehalte van boven de 15% niet langer worden gedoogd. Zodanige wiet is geplaatst op de lijst van hard drugs. Per 1 januari 2014 zal ook nog een afstandscriterium in de Aanwijzing Opiumwet worden opgenomen.
De minister van veiligheid en justitie heeft alle burgemeesters en de korpschefs van de regiopolitie bij brief van 22 december 2011 over de invoering van het aangescherpte beleid geïnformeerd.
NB. Het kan zijn dat de door het Kabinet voorgestane aanscherping van het gedoogbeleid coffeeshops nog (op onderdelen) wordt aangetast/vertraagd als gevolg van rechterlijke uitspraken. De voorgestane aanscherping coffeeshops is in het onderhavige beleid derhalve vooreerst onder voorbehoud opgenomen.
2. Inhoud handhavingsbeleid hard- en softdrugs 2015
De burgemeester en het college gaan bij het nemen van besluiten uit van het onderstaand beleid. De bestuursorganen streven hierbij naar optimale afstemming met de ketenpartners, die elk vanuit hun eigen bevoegdheid actie ondernemen om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden.
In dit beleid maakt de burgemeester bij zijn optreden gebruik van de bevoegdheden uit artikel 13b Opiumwet, en artikel 174a Gemeentewet en het college van de bevoegdheden uit de artikelen 1a, 1b en 17 Woningwet.
Het sluiten van een woning wordt door beide bestuursorganen (burgemeester en het college) als een ultimum remedium beschouwd, dat wordt ingezet, alleen en voor zover dit in overeenstemming is met het proportionaliteit- en het subsidiariteitsbeginsel.
In een incidenteel en zeer bijzonder geval zal de burgemeester of het college van dit beleid afwijken. Voor het gebruikmaken van deze afwijkingsbevoegdheid bestaat een bijzondere motiveringsplicht.
Burgemeester: toepassing art. 13b Opiumwet
De burgemeester is bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen, indien sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Dit laatste houdt in dat in woningen of lokalen of op daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorend bij de Opiumwet moet zijn verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig moet zijn geweest. Zoals hiervoor genoemd geldt met het oog op de jurisprudentie, ook het hebben van een handelsvoorraad nog niet geoogste planten als sluitingsgrond in de zin van artikel 13b.
De burgemeester zal tevens gebruikmaken van de bevoegdheid in art. 13b Opiumwet als de gedoogcriteria, zoals die gelden voor coffeeshophouders, niet worden nageleefd.
Burgemeester: toepassing art. 174a Gemeentewet
Op grond van deze bepaling kan de burgemeester een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf sluiten, als door gedragingen de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord of er ernstige vrees bestaat voor verstoring van de openbare orde.
Artikel 174a Gemeentewet zal slechts in zeer uitzonderlijke gevallen toegepast kunnen worden, gezien de strenge eisen die aan de verstoring van de openbare orde worden gesteld.
Criteria, waarmee bij de toepassing van art. 174a rekening moet worden gehouden, zijn:
-er moet sprake zijn van gedragingen in de te sluiten woning en tevens van een verstoring van de openbare orde rond die woning. Het begrip openbare orde strekt zich in art. 174a verder uit dan alleen de woning; de burgemeester kan ook de verstoring van de openbare orde op bijvoorbeeld het erf meewegen in zijn beslissing, en zelfs verstoring van de openbare orde die wordt ervaren in naburige woningen;
-- voor verstoring van de openbare orde in de zin van art. 174a is vereist dat sprake is van een ernstige bedreiging van zowel de veiligheid, als de gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning. Hier geldt dus een strenge cumulatieve eis;
-- de sluiting moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit (de duur van de sluiting moet primair bepaald worden door de ernst van de overlast en –in samenhang daarmee- de verwachting over de tijd die nodig zal zijn om een situatie te bereiken waarin de sluiting opgeheven kan worden zonder een te groot risico voor terugkeer van verstoring van de openbare orde);
-- het besluit moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit, d.w.z. er mogen geen andere minder ingrijpende middelen zijn om de verstoring van de openbare orde in voldoende mate te kunnen bestrijden;
-- in het kader van de zorgvuldigheidseis moet de burgemeester kunnen aantonen dat hij onderzocht heeft of het noodzakelijk is aan de bewoners vervangende woonruimte aan te bieden (schrijnende gevallen);
-- zonder het geven van een waarschuwing door middel waarvan de bewoners expliciet op de hoogte worden gebracht van de hen te verwijten gedragingen, is het niet goed denkbaar dat de toepassing van de bevoegdheid van art. 174a, 1e lid in overeenstemming is met het in art. 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (door middel van de waarschuwing wordt de in te algemene bewoording gestelde bepaling geconcretiseerd zodat voldaan wordt aan de eis van ‘voorzienbaarheid’);
-- art. 174a, 4e lid verplicht tot het bieden van een termijn waarbinnen de bewoner zelf de gelegenheid krijgt een eind te maken aan de verstoring van de openbare orde;
-- een besluit tot sluiting moet deugdelijk worden gemotiveerd; de rechter eist dat de verstoring van de openbare orde rond de woning aangetoond wordt met behulp van concrete, objectieve en verifieerbare gedragingen (bv. opgemaakte processen verbaal).
De bevoegdheden van het college op basis van de Woningwet leveren eveneens nuttige instrumenten op om drugsteelt en -handel tegen te gaan. Het toepassen van een last onder bestuursdwang of dwangsom door het college wegens overtreding van de Woningwet laat onverlet de toepassing van de bevoegdheid van de burgemeester op basis van de Opiumwet.
College: toepassing van de artikelen 1b en 1a Woningwet
Door hennepteelt in lokalen en woningen worden de bepalingen uit het Bouwbesluit 2012 (in het bijzonder die uit afdeling 7.1) overtreden. Indien in een woning of lokaal een hennepkwekerij wordt aangetroffen, kan het college naar aanleiding van de overtreding van artikel 1b Woningwet bestuursdwang toepassen: de hennepkwekerij kan worden ontmanteld en de kosten kunnen worden verhaald op de overtreder
Het college kan zelfs handhavend optreden als de hennepteelt niet gepaard gaat met een overtreding van art. 1b Woningwet, maar de wijze van telen gevaar oplevert voor de veiligheid of gezondheid. Dit betreft een overtreding van art. 1a Woningwet. Een hennepkwekerij kan ook op basis hiervan worden ontmanteld en de kosten daarvan kunnen worden verhaald op de overtreder.
College: toepassing artikel 17 Woningwet
Het college is bevoegd een gebouw, open erf of terrein te sluiten. Hiervoor moet voldaan zijn aan drie voorwaarden. Ten eerste moet er sprake zijn van een overtreding van de bouwvoorschriften. Daarnaast moet sprake zijn van bedreiging voor de leefomgeving of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid. Ten slotte moet er een klaarblijkelijk gevaar bestaan op herhaling van de overtreding van de voorschriften.
Gezien de ruime strekking van art. 13b Opiumwet zal art. 17 Woningwet slechts in bijzondere situaties toegepast worden. Te denken valt aan de situatie waarbij een ingerichte hennepkwekerij ontdekt wordt maar geen drugs worden gevonden. Het telen van hennep is vrijwel altijd brandgevaarlijk. Een woning is niet geschikt om hennep te telen, zeker niet als aanpassingen worden aangebracht met het oog op een optimaal groeiklimaat. Vaak leveren die aanpassingen van de gas-, water- en lichtinstallatie, de mate van isolatie en ventilatie of de situering in het gebouw brandgevaar op. Het onveilig gebruik- maken van het bouwwerk is in strijd met het Bouwbesluit 2012. Als sprake is van onveiligheid in de zin van het Bouwbesluit 2012 dan zal ook voldaan zijn aan de tweede voorwaarde, een naar buiten tredend gevaar. Tot slot dient het college over aanwijzingen te beschikken waaruit blijkt dat er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid – klaarblijkelijk – een herhaling van overtreding van de bouwvoorschriften zal plaatsvinden. Deze zullen meestal gezocht moeten worden in de recidive, maar ook andere feiten en omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen.
WKPB-register
De tijdelijke sluitingen van woningen en lokalen worden geregistreerd in het WKPB-register zoals dat is voorgeschreven in de op 1 juli 2007 inwerking getreden Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen (WKPB). Deze wet houdt in dat iedere overheidsinstantie die publiekrechtelijke beperkingen mag opleggen hier een administratie van moet bijhouden. Daarnaast is het verplicht de gegevens over kadastrale objecten, waarop een beperking rust, te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening. Dit betekent dat elk besluit tot sluiting, dat op basis van de artikelen 13b Opiumwet of 174a Gemeentewet wordt genomen, centraal binnen de gemeente Coevorden wordt geregistreerd, waarna de melding aan de Landelijke Voorziening wordt verzorgd.
Sluiting en intrekking vergunning
De herstelsanctie van de burgemeester en eventueel van het college laten onverlet de toepassing van andere bestuursrechtelijke bevoegdheden, zoals het intrekken van een Drank- en horecavergunning.
Gemeente Coevorden als verhuurder
In het geval dat de gemeente Coevorden de verhuurder van een woning, woonwagen of gebouw is, geldt dat wanneer sprake is van handhaving op grond van deze beleidsregels de gemeente in beginsel zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst.
Ontbinding van de huurovereenkomst kan na toepassing van art. 13b Opiumwet, art. 1a, art. 1b of art. 17 Woningwet dan wel art. 174a Gemeentewet buitengerechtelijk geschieden.
De sluiting geeft een titel voor buitengerechtelijke ontbinding op grond van art. 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Bij gedwongen ontruiming is de tussenkomst van de civiele rechter noodzakelijk.
In voorkomende gevallen kan de gemeente ook uitsluitend gebruikmaken van de haar als verhuurder toekomende rechten om de huurovereenkomst van de woning, ander gebouw, woonwagen en of standplaats te beëindigen. In geval van schade zal die op de huurder verhaald worden.
3. Handhaving s richtlijn woningen en lokalen (geen coffeeshops zijnde)
De handhavingsrichtlijn heeft zowel betrekking op woningen als op lokalen (geen coffeeshops zijnde). Het begrip woningen omvat ook andere vormen van vormen van wonen, zoals in woonwagens, woonschepen en woonketen.
In de rechtspraak is uitgemaakt dat de teelt van meer dan vijf hennepplanten beschouwd moet worden als de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs.
De burgemeester kan op grond van de Opiumwet bestuursdwang opleggen die is gericht op het beëindigen van de overtreding van de Opiumwet. Hij kan er echter ook voor kiezen om op basis van de Opiumwet een last onder dwangsom op te leggen die is gericht op het tegengaan van herhaling van de overtreding van de Opiumwet.
Het college kan op grond van de Woningwet, bijvoorbeeld ingeval van brandgevaar, een last onder bestuursdwang of een dwangsom opleggen gericht op het tegengaan van herhaling van de overtreding van de Woningwet.
Herstelsancties kunnen gericht zijn op het beëindigen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling. In de onderstaande handhavingsrichtlijn wordt een combinatie van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom toegepast die is gericht op het tegengaan van herhaling van de overtredingen van verschillende wetten. In veel gevallen wordt zowel de Opiumwet als de Woningwet overtreden; dit is overigens niet per definitie het geval. Een combinatie van beide herstelsancties op basis van één en dezelfde wet is niet mogelijk.
4. Gedoogcriteria en handhaving s regime voor coffeeshops
Maximumstelsel
De gemeente Coevorden hanteert een maximumstelsel op grond waarvan maximaal één coffeeshop binnen de gemeente gevestigd mag zijn. Dit maximum is bereikt en ingevuld met de coffeeshop “Ankara Café” aan de Bentheimerstraat te Coevorden. Vestiging van andere coffeeshops in de gemeente is niet toegestaan.
Gedoogcriteria coffeeshops
In dit beleid worden de landelijke gedoogregels van het Openbaar Ministerie – AHOJG-criteria – overgenomen. Daarnaast stelt de burgemeester enkele aanvullende criteria:
(A) Geen affichering: geen andere reclame op de gevel dan de aanduiding “coffeeshop”.
(H) Geen harddrugs: in de coffeeshop mogen geen harddrugs aanwezig zijn en/of worden bereid, verstrekt of verkocht.
(O) Geen overlast: geen aantasting van het woon- of leefklimaat in directe omgeving van de coffeeshop in de vorm van hinderlijk gedrag, samenscholen/rondhangen van bezoekers/klanten, openlijk gebruik van drugs, verkeersoverlast, geluidsoverlast, vervuiling en dergelijke.
(I) Verkoop uitsluitend aan ingezetenen van Nederland van 18 jaar of ouder, vast te stellen door coffeeshop. Bezoek alleen op vertoon legitimatie.
(J) Geen verkoop aan en toegang van jongeren beneden de achttien (18) jaar: de coffeeshopexploitant dient conform de huisregels bezoekers bij binnenkomst van de coffeeshop om legitimatie te vragen.
(G) Geen verkoop van grotere hoeveelheden per transactie dan geschikt voor eigen gebruik: 5 gram. Dit is alle koop en verkoop in één coffeeshop op een zelfde dag met betrekking tot dezelfde koper. Daarnaast mag de aanwezige handelsvoorraad in één coffeeshop niet groter zijn dan 500 gram softdrugs.
Aanvullende regels op de gedoogcriteria:
-De minimale afstand tussen een coffeeshop en nabijgelegen scholen bedraagt 350 meter.
Aanvullende criteria:
  • -
    Geen verkoop van softdrugs in combinatie met alcoholhoudende drank: dwz. in de coffeeshop mogen geen alcoholische dranken aanwezig zijn; de exploitant van de coffeeshop komt niet in aanmerking voor een Drank- en horecavergunning.
  • -
    Vaste openingstijden: de openingstijden van de coffeeshop worden bij de verlening van de gedoogstatus vastgelegd.
  • -
    Geen kansspelautomaten: in de coffeeshop mag geen kansspelautomaat aanwezig zijn; aan de exploitant wordt geen aanwezigheidsvergunning voor een kansspelautomaat verleend.
  • -
    Geen terras: het inrichten en gebruikmaken van een terras bij de coffeeshop is niet toegestaan.
  • -
    Aanwezigheid voorlichtingsmateriaal: in de coffeeshop dient voor iedere bezoeker voorlichtingsmateriaal beschikbaar te zijn over het gebruik, de werking en eventuele risico’s van cannabisproducten. Dit materiaal dient afkomstig te zijn van een instelling/organisatie die zich toelegt op de wetenschappelijke bestudering van o.a. softdrug en gebruik hiervan, dan wel op de uitvoering van de ambulante verslavingszorg.
  • -
    Eisen voor het verkrijgen en behouden van de gedoogstatus
De gedoogstatus geldt slechts voor de coffeeshop op de vestigingsplaats die in de gedoogverklaring staat vermeld.
  • -
    Als criterium voor de vestigingsplaats geldt dat de coffeeshop niet mag zijn gevestigd binnen een straal van 350 meter in de directe nabijheid van scholen en jongerencentra.
  • -
    De gedoogstatus vervalt, los van eventuele sancties op basis van het geldend handhavingsregime, bij beëindiging van de exploitatie van de coffeeshop, bij overdracht aan een andere eigenaar of exploitant, dan wel voortzetting van de inrichting in een andere vorm.
  • -
    Een gedoogstatus is persoonsgebonden en kan niet worden toegekend aan een rechtspersoon.
De exploitant mag niet reeds eerder als gevolg van handhaving op basis van deze beleidsregels zijn gedoogstatus in de gemeente Coevorden hebben verloren.
Openingstijden coffeeshops
De coffeeshop mag slechts geopend zijn tussen 12.00 uur en 22.00 uur.
Handhaving s regime coffeeshops
Zie voor de (gedifferentieerde) handhaving van bovengenoemde gedoogvoorschriften onderstaand schema.
Een strafrechtelijke handhaving laat het bestuursrechtelijke handhavingstraject onverlet.
5. Voornemen en zienswijze
Voordat de burgemeester of het college daadwerkelijk overgaat tot sluiten van een woning of lokaal wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit.
Alleen als de situatie zo spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen, dan moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk plaatsvinden nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:31 lid 2 Awb).
6. Begunstigingstermijn
Op grond van art. 5:24 lid 2 Awb dient in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld te worden waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. Als zich echter een spoedeisende situatie voordoet kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij de aanpak van hennepteelt, drugshandel en -productie zal daarvan als regel sprake zijn.
7. Toezichthouders
Ten behoeve van de controle op de naleving van het door de burgemeester vastgestelde drugsbeleid wijst hij de teamleider Handhaving van de gemeente Coevorden aan.
8. Schrijnende gevallen
Uitgangspunt is dat tegen overtreders van het handhavingsbeleid repressieve maatregelen worden
getroffen onder het motto “ja tenzij”.
Als er aanwijzingen zijn dat sprake is van een schrijnend geval, waardoor bepaalde maatregelen in de
gegeven omstandigheden niet geschikt zijn, kan de burgemeester ervoor kiezen om de toepasselijke
maatregel voorwaardelijk te nemen met eventueel een proeftijd.
Er worden in dit kader met opzet geen bindende criteria genoemd. In de praktijk zal per casus worden
bepaald of sprake is van een schrijnend geval die tot afwijking van de beleidsregel noopt.
9 . Slotbepaling
  • 1.
    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel handhaving hard- en softdrugs gemeente Coevorden 2015;
  • 2.
    De Beleidsregel handhaving hard- en softdrugs gemeente Coevorden komt hierbij te vervallen.
  • 3.
    Deze beleidsregel treedt in werking op eerste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.
 
Aldus vastgesteld op 19 februari 2015 door de burgemeester van Coevorden.
B.J. Bouwmeester
 
Aldus vastgesteld op 24 februari 2015 door het college van burgemeester en wethouders van Coevorden,
de secretaris, de burgemeester,
M.N.J. Broers B.J. Bouwmeester
Bijlage 1 Definities
  • -
    Harddrugs: Middelen vermeld op lijst I en lijst II behorend bij de Opiumwet, met uitzondering van softdrugs.
  • -
    Softdrugs: hasjiesj en hennep (ook stekjes), zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet.
  • -
    Handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan,
  • -
    Woning: een voor bewoning bestemd gebouw.
  • -
    Woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
  • -
    Standplaats: een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
  • -
    Woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van één of meer personen;
  • -
    Woonkeet: een loods, keet of ander soortgelijk bouwwerk, bestemd om te voorzien in een tijdelijke behoefte aan woongelegenheid.
  • -
    Lokaal: een voor het publiek toegankelijk gebouw of een niet voor het publiek toegankelijk gebouw.
  • -
    Gebouw: een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
  • -
    Een voor het publiek toegankelijk lokaal: een besloten ruimte, met inbegrip van een daarbij behorend erf, die –al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijk is.
  • -
    Een niet voor het publiek toegankelijk lokaal: een besloten ruimte, met inbegrip van een daarbij behorend erf, die niet voor het publiek toegankelijk is, niet zijnde een woning.
  • -
    Coffeeshop: een openbare inrichting zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Coevorden, waar met vergunning van de burgemeester alcoholvrije dranken worden verkocht en waar verkoop van softdrugs plaatsvindt op grond van een daartoe door de burgemeester verleende gedoogbeschikking.
  • -
    Bevoegdheid burgemeester: bevoegdheid op basis van artikel 13b Opiumwet of artikel 174a Gemeentewet.
  • -
    Bevoegdheid College: bevoegdheid op basis van de Woningwet c.a.
Bijlage 2: Bepalen hoogte last onder dwangsom
Richtlijn dwangsomhoogte m.b.t. bevoegdheden college resp. de burgemeester
1. Algemeen: nut en noodzaak beleidsregel
Om gebruik te maken van de dwangsombevoegdheid is het geen wettelijke eis dat het college respectievelijk de burgemeester daarvoor een richtlijn heeft vastgesteld. Om reden van uniforme handhavingspraktijk, rechtszekerheid en transparantie richting alle belanghebbenden heeft dit echter wel de voorkeur.
Deze beleidsregel geeft het team Handhaving houvast bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom en het maximum te verbeuren bedrag. Bovendien is deze systematiek ook bij andere beleidsregels gehanteerd.
2. Richtlijn; indicatief, niet uitputtend
In het algemeen is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van de aard van de overtreding en is niet bij voorbaat exact aan te geven hoe deze wordt berekend.
Samengevat hebben het college en de burgemeester bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid. De dwangsomhoogte moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit, art. 5:32 Awb).
Verder is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van verschillende factoren:
  • -
    de dwangsom moet voldoende pressie voor de overtreder tot gevolg hebben om de overtreding op te heffen of te beëindigen;
  • -
    de (geschatte) kosten die de overtreder moet maken om de overtreding op te heffen; de dwangsom moet hoger zijn dan het door de overtreding door de overtreder behaalde (geschatte) financiële voordeel;
  • -
    het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft behaald met de overtreding;
  • -
    voorkoming van herhaling, beperking van schade en herstel in de oorspronkelijke toestand;
de bevestiging van normen gesteld in het belang van o.a. regelgeving en ruimtelijke ordening;
de financiële draagkracht van de overtreder.
3 Verlagende en verhogende factoren
Een situatie waarbij de overtreding zelf klein is, kan leiden tot bijstellen naar beneden (de tabel is indicatief). Ook naar aanleiding van ingediende zienswijzen of heroverweging in de bezwaarprocedure kan de hoogte naar beneden worden bijgesteld.
Als de overtreding is begaan door een bedrijf, kan bij bepaling van de hoogte van de dwangsom(men) gekeken worden o.a. naar rechtsvorm, kapitaal, draagkracht (financiële positie), het aantal werknemers, de omzet en de winst van de onderneming.
De hoogte van de gekozen bedragen en het maximum te verbeuren bedrag hebben primair tot doel de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (reparatoir karakter van de dwangsom), waarbij het gaat om maatwerk van geval tot geval. In het handhavingsbeleid van de gemeente Coevorden is dit ook steeds uitgangspunt. De dwangsom mag dus niet het karakter van een straf krijgen (niet punitief).
Een maximum te verbeuren bedrag is gekozen omdat de overtreding waarvoor de dwangsom wordt verbeurd wel telkens door de eenheid Handhaving geconstateerd en vastgelegd moet worden.
Mocht de overtreding niet ongedaan zijn gemaakt, of verdere overtreding dan wel herhaling niet kunnen worden voorkomen dan kan het zijn dat de hoogte van de dwangsom te laag is gekozen.
Het is dan mogelijk om na het bereiken van het maximum een nieuwe (hogere) last onder dwangsom op te leggen. Ook de hoogte van deze hogere dwangsom moet in de dwangsombeschikking gemotiveerd worden. In dat geval bijv. in de beschikking vermelden dat uit onderzochte/ geconstateerde feiten/omstandigheden is gebleken dat de eerder opgelegde en verbeurde dwangsombedragen niet hebben geleid tot het beëindigen van de overtreding(en).
De eerder verbeurde dwangsommen blijven natuurlijk wel verschuldigd als (binnen 6 maanden na de dag waarop het bedrag is verbeurd) de invordering is aangevangen.
4. Criteria voor een dwangsom afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten
De hoogte van het bedrag van de dwangsom kan ook worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Met de financiële omstandigheden van de wetsovertreder hoeft in beginsel geen rekening te worden gehouden.
De vraag die de rechter is voorgelegd, is hoe bepaald moet worden of de hoogte van een dwangsom – die een overtreder moet betalen als hij geen gehoor geeft aan de hem opgelegde last – redelijk is.
Criteria voor de hoogte van de dwangsom
Volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt daarvoor het volgende criterium. Aangezien de last onder dwangsom het doel heeft de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende wettelijke voorschriften, kan de hoogte van het bedrag worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij niet naleving van die voorschriften. Van belang daarbij is dat de dwangsom een financiële prikkel moet zijn om het strijdige gebruik te staken. De Afdeling kijkt dus of er een voldoende financiële prikkel is. Voor de rest gelden er geen zware motiveringseisen voor het bestuursorgaan met betrekking tot de hoogte van de dwangsom. Een schatting van het ten onrechte verkregen voordeel is voldoende. Maar dat wil niet zeggen het bestuursorgaan het motiveringsbeginsel helemaal opzij kan zetten. Zij moet wel duidelijk kunnen maken hoe de hoogte van de dwangsom zich verhoudt tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Een motivering die overigens slechts marginaal wordt getoetst. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 19 september 1996 in zaak nr. H01.95.0638, AB 1997, 91, bestaat bij het opleggen van een last onder dwangsom geen aanleiding voor een indringende toetsing aan de evenredigheidsmaatstaf die in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht besloten ligt, ook niet wat betreft de toetsing van de hoogte van het bedrag waarop de dwangsom is vastgesteld.
Het doel van een herstelsanctie als de last onder dwangsom, is dat wetsovertreders worden bewogen tot naleving van de voor hen geldende regels. Om dit doel te bereiken kan de hoogte van het bedrag van de dwangsom worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Maar ook andere factoren kunnen een rol spelen, zoals: geen gehoor geven aan eerdere verzoeken van het bestuursorgaan de onrechtmatige situatie te herstellen en een cumulatie van overtredingen.
5. Toelichting tabellen
Bij dwangsombeschikkingen gelden voor het bepalen van de dwangsomhoogte de in de onderstaande tabellen genoemde indicatieve dwangsomhoogten. De tabellen vermelden richtinggevende voorbeelden.
De geconstateerde feiten/omstandigheden zijn bepalend voor de individuele vaststelling van de hoogte en het maximaal te verbeuren bedrag. Afwijkingen naar boven/beneden van de dwangsomhoogte volgens de tabellen, waarvoor in het concrete geval goede reden kan zijn, moet steeds goed onderbouwd zijn en in de beschikking worden gemotiveerd.
Deze tabellen kunnen niet leiden tot calculerend gedrag van overtreders. Aan deze tabellen kunnen geen rechten worden ontleend in die zin dat het college respectievelijk de burgemeester in een concreet geval niet rechtens gehouden kan zijn om op grond van de tabel een bepaalde dwangsomhoogte te bepalen.
Tabel indicatieve dwangsomhoogten m.b.t. illegale activiteiten op basis van de Opiumwet
Tabel indicatieve dwangsomhoogten, activiteit bouwen
Naar boven