Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor de gemeenten in de regio Gooi & Vechtstreek
 
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum
 
 
Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
 
Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
 
 
Gelet op de artikelen 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,
 
besluiten:
de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor de gemeenten in de regio Gooi & Vechtstreek vast te stellen.
 
Hoofdstuk 1 Algemeen
 
Artikel 1 Toepassing
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving.
 
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
  • 1.
    Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
  • a.
    herstelsanctie;
  • b.
    bestraffende sanctie.
  • 2.
    Doordat herstelsanctie en bestraffende sanctie van een verschillend type zijn kunnen ze tegelijkertijd worden opgelegd.
 
Artikel 3 Kwaliteitseisen
  • 1.
    De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle aanverwante regelgeving. Ze worden tevens expliciet in het door de toezichthouder opgestelde rapport genoemd.
  • 2.
    In deze Beleidsregels Handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen voor de gemeenten in de regio Gooi & Vechtstreek wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.
  • 3.
    In het afwegingsoverzicht dat als bijlage aan deze beleidsregels is toegevoegd worden voor de prioritering en de hoogte van de bestuurlijke boete per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven.
 
 
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
 
Artikel 4 Herstelsancties
  • 1.
    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
 
  • 2.
    Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:
    • a.
      stap 1: aanwijzing;
    • b.
      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;
    • c.
      stap 3: exploitatieverbod;
    • d.
      stap 4: verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen.
  • 3.
    Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
  • 4.
    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
  • 5.
    Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:
    • a.
      prioriteit hoog: maximaal 2 weken
    • b.
      prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden
    • c.
      prioriteit laag: maximaal 6 maanden
 
Artikel 5
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor wat betreft de te registreren voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal) zal de registratie worden verwijderd uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen.
 
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
 
Artikel 6
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.
 
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college in ieder geval aangewezen bij een overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.
 
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
  • 1.
    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.
  • 2.
    In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat vooraf geen boetebedragen worden genoemd.
  • 3.
    Van boeteverhogende omstandigheden kan sprake zijn in geval van recidive door de houder en/of het opzettelijk niet naleven van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde voorschriften.
 
 
Artikel 9 Recidive
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
a. 1,5 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden;
b. 2 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan.
 
Artikel 10 Matiging
  • 1.
    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van
  • -
    de ernst van de overtreding,
  • -
    de mate van verwijtbaarheid,
  • -
    de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of
  • -
    de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,
boeteoplegging volgens deze beleidsregels onevenredig is.
  • 2.
    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, in geval van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.
 
Artikel 11 Samenloop
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
 
Artikel 12 Citeertitel
  • 1.
    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor de gemeenten in de regio Gooi & Vechtstreek.
  • 2.
    Deze beleidsregels treden in werking op <datum inwerkingtreding>.
 
 
 
Hilversum, 3 december 2013
 
burgemeester en wethouders van Hilversum,
de secretaris, de burgemeester,
 
 
 
I.C. de Vries P.I. Broertjes
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
     
 
 
 
 
 
 
 
 
Toelichting
 
Algemene toelichting
 
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
 
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
  • Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid van de Wko)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
 
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.
 
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
 
  • Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
 
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
 
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
 
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
 
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
 
  • Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
  • .
    zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is
  • .
    als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet
 
  • Stap 4: verwijdering uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalenkan verwijderen:
• indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;
• indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 danwel hoofdstuk 2 afdeling 2 , paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;
• indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.
 
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).
 
In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor de gemeenten in de regio Gooi & Vechtstreek is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
 
Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen” dan legt het college een boete op ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels).
 
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Vanwege het bijzondere karakter van deze voorziening is er voor gekozen niet vooraf in dit model boetebedragen te noemen voor overtredingen. Indien het college een overtreding van een voorziening voor gastouderopvang wil sanctioneren met een bestuurlijke boete, zal in dat geval het boetebedrag bepaald worden, met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent in dit handhavingsbeleid. Daarbij kan bijvoorbeeld een relatie worden gelegd met de boetebedragen zoals die zijn bepaald binnen de dagopvang.
 
Bij overtredingen met een prioriteit hoog, gemiddeld of laag, kán het college besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.
 
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt via de subsidie ingegrepen.
 
Artikelsgewijze toelichting
 
Artikel 1
Dit artikel spreekt voor zich.
 
Artikel 2
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.
Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.
Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
 
Artikel 3
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden staan in de wet-en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
 
Artikel 4
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
 
Artikel 5
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
 
Artikel 6
Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.
 
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
 
Het college legt altijd een boete op bij overige overtredingen; de overige in artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen genoemde overtredingen. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 en 2.4 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, het exploiteren in strijd met artikel 1.45 of 2.2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 en 2.23 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 en 2.24 van laatstgenoemde wet.
 
Als er sprake is van dergelijke “overige overtredingen” maakt het college eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.
 
 
 
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
 
Eerste lid
 
In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
 
Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
 
Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
 
Prioritering
Boetebedrag
Hoog
€ 1.000,- tot € 8.000,-
Gemiddeld
€ 750,- tot € 3.000,-
Laag
Maximaal € 1500,-
 
Uitzonderingen hierop zijn:
  • .
    In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
 
  • .
    Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
 
Tweede lid
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen niet vooraf de hoogte van de op te leggen boete te benoemen.
 
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
 
Derde lid
De hoogte van de boete is conform het voorafgaande afgestemd op de ernst van de overtreding, deze boete kan verhoogd worden in geval van recidive door de houder en/of het opzettelijk niet naleven van de voorschriften
 
Artikel 9 Recidive
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2
maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
 
Artikel 10 Matiging
Dit artikel spreekt voor zich.
 
Artikel 11 Samenloop
Dit artikel spreekt voor zich.
 
Artikel 12 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Bijlage: Afwegingsoverzicht
 
 
Domein
Prioriteit
Bestuurlijke boete
Ouders
 
 
Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld
Gemiddeld
€ 2.500,-
Inhoud van reglement oudercommissie
Laag
€ 500,-
Houder heeft een oudercommissie ingesteld
Laag
€ 500,-
Voorwaarden oudercommissie
Laag
€ 500,-
Adviesrecht oudercommissie
Gemiddeld
€ 750,-
Informatie aan de ouders
Laag
€ 500,-
Het gastouderbureau is goed bereikbaar
Hoog
€ 1250,-
De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats
Gemiddeld
€ 1000,-
In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB)
Gemiddeld
€ 1000,-
 
 
 
Personeel
 
 
Verklaring omtrent gedrag (VOG)
  • .
    in bezit zijn van VOG
  • .
    VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd
  • .
    VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden
Hoog
€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden
Gebruik voorgeschreven voertaal
Hoog
€ 4.000,-
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling
Gemiddeld
€ 3.000,- per gastouder met < 16 uur
Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders
Hoog
€ 4.000,- per beroepskracht die niet voldoet
Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling
Hoog
€ 2.000,-
Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen)
Gemiddeld
€ 3.000,-
Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen)
Gemiddeld
€ 3.000,-
De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar VVE[1] wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op
Gemiddeld
€ 3.000,- als geen beleid
€ 1.000,- als te oud beleid
De gastouder is goed telefonisch bereikbaar
Gemiddeld
€ 750,-
 
 
 
Veiligheid en gezondheid
 
 
Risico-inventarisatie veiligheid
  • .
    hebben
  • .
    maximaal 1 jaar oud
  • .
    actuele situatie
 
Hoog
€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt;
€ 4.000,- als > dan 1 jaar of niet actuele situatie
Ongevallenregistratie
Hoog
€ 8.000,-
De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt
Hoog
€ 8.000,-
Risico-inventarisatie gezondheid
  • .
    hebben
  • .
    maximaal 1 jaar oud
  • .
    actuele situatie
 
Hoog
€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt;
€ 4.000,- als > dan 1 jaar of niet de actuele situatie
Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid
Hoog
€ 8.000,-
Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidssrisico’s op de vaste thema’s
Hoog
€ 2.000,- per niet beschreven thema
Personeel kan kennisnemen van risico-inventarisaties
Hoog
€ 4.000,-
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties
Hoog
€ 1.000,- per gastouder die er niet naar handelt
Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau
Hoog
€ 4.000,-
 
 
 
Meldcode kindermishandeling
Hoog
€ 8.000,-
Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling
Hoog
€ 2.000,-
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven.
Hoog
€ 2.000,-
Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder
Hoog
€ 2.000,-
Vierogenprincipe is ingevoerd
Hoog
€ 4.000,-
 
 
Accommodatie en inrichting
 
 
Binnenspeelruimte
 
 
Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte
Gemiddeld
€ 2.000,- per ontbrekende ruimte
Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang)
Gemiddeld
3-3.5 m2 = € 2.000,-
< 3 m2 = € 3.000,-
Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO)
Gemiddeld
3-3.5 m2 = € 2.000,-
< 3 m2 = € 3.000,-
De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.
Gemiddeld
€ 2.000,-
Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang)
Gemiddeld
€ 2.500,-
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen
Gemiddeld
€ 1.000,-
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij
Gemiddeld
 
€ 1.000,-
 
 
 
Buitenspeelruimte
 
 
Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind
Gemiddeld
2-2.5 m2 = € 1.000,-
< 2 m2 = € 2.000,-
 
De buitenspeelruimte is toegankelijk
Gemiddeld
€ 1.000,-
De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang)
Gemiddeld
€ 1.000,-
Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO)
Gemiddeld
€ 1.000,-
De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO)
Gemiddeld
€ 1.000,-
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid
Gemiddeld
€ 1.000,-
 
 
 
Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio (bkr)
 
 
Opvang in groepen
 
 
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal)
Hoog
€ 4.000,-
De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep
Hoog
€ 2.000,- per kind teveel
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (VVE en psz)
Hoog
€ 2.000,- per kind teveel
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen
Hoog
€ 2.000,- per kind teveel
Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO)
Hoog
€ 4.000,-
Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep
Hoog
€ 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders
 
 
 
Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes
 
 
Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen)
Hoog
€ 1.000,-
Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind (dagopvang)
Hoog
€ 1.000,-
 
 
 
Beroepskracht-kind-ratio
 
 
Beroepskracht-kind-ratio
Hoog
€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht
Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld
Hoog
€ 2.000,-
Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van ≥ 10 uur (dagopvang)
Hoog
€ 2.000,-
Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio (BSO)
Hoog
€ 2.000,-
Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld.
Hoog
€ 1.000,-
De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden
Gemiddeld
€ 1.000,-
De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig
Gemiddeld
€ 1.000,-
 
 
 
Pedagogisch beleid
 
 
Pedagogisch beleidsplan
Gemiddeld
€ 3.000,-
Inhoud pedagogisch beleidsplan
Gemiddeld
€ 750,-
Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) danwel gastouders
Gemiddeld
€ 1.000,-
Waarborgen emotionele veiligheid
Gemiddeld
€ 1.000,-
Zorgdragen voor ontwikkeling persoonlijke competentie
Gemiddeld
€ 1.000,-
Zorgdragen voor ontwikkeling sociale competentie
Gemiddeld
€ 1.000,-
Zorgdragen voor overdracht van normen en waarden
Gemiddeld
€ 1.000,-
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen
Hoog
€ 4.000,-
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt
Hoog
€ 4.000,-
Gastouder kent de inhoud van het pedagogisch beleid
Gemiddeld
€ 1.000,-
 
 
 
Klachten
 
 
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz)
Laag
€ 1.500,- indien regeling ontbreekt;
€ 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet
Klachtenregeling oudercommissie
Laag
€ 1.500,- indien regeling ontbreekt;
€ 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet
 
 
 
Administratie gastouderbureau
 
 
Een contract per vraagouder
Gemiddeld
€ 1.000,- per ontbrekende overeenkomst
Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten
Hoog
€ 1.500,- per ontbrekende VOG
Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders
Gemiddeld
€ 1.500,- per ontbrekend stuk
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders
Gemiddeld
€ 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is
 
Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak
Gemiddeld
€ 1.500,- per ontbrekend stuk
 
 
 
Kwaliteitscriteria gastouderbureau
 
 
De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is
Hoog
€ 2.000,- per kind teveel
Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau
Gemiddeld
€ 1.250,-
 
 
 
Overige overtredingen
 
 
Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb
Hoog
€ 3.900 (boete tweede categorie)
Exploitatie zonder toestemming college
Hoog
€ 19.500,- (boete vierde categorie)
Wijzigingen melden
Hoog
€ 2.000,-
Overtreding aanwijzing/bevel
Hoog
Zie de genoemde bedragen bij de betreffende overtreding
Overtreden exploitatieverbod
Hoog
€ 19.500,- (boete vierde categorie)
Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs
Hoog
€ 5.000,-
 
 
 
[1] Voor- en vroegschoolse educatie
 
Naar boven