Vaststellen van een Verordening tot wijziging van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid 2014 (3A, 2015, nr. 23/49)
 
Afdeling 3A
Nummer 23/49
Publicatiedatum 13 februari 2015
Agendapunt 17
Datum besluit B&W 6 januari 2015
Onderwerp
Vaststellen van een Verordening tot wijziging van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid 2014
De gemeenteraad van Amsterdam
Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 6 januari 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 49),
Besluit:
1.vast te stellen de volgende
Verordening tot wijziging van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 maart 2014 (Gemeenteblad 2014, afd. 3A, nr. 62/181), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 1 oktober 2014 (Gemeenteblad 2014, afd. 3A, nr. 222/636).
Artikel I.
Na artikel 1, huidig lid d, wordt een nieuw lid toegevoegd, onder verlettering van de overige leden, luidende als volgt:
e.periodieke subsidie: subsidie die in afwijking van artikel 1, aanhef en onder f., van de ASA 2013 per schooljaar aan een schoolbestuur wordt verstrekt of voor een aantal schooljaren met een maximum van vier jaar.
Na artikel 1, huidig lid g, wordt een nieuw lid toegevoegd, onder verlettering van de overige leden, luidende als volgt:
h.schooljaar: de periode die loopt van 1 augustus van een jaar tot en met 31 juli van het daaropvolgende jaar;
Artikel 1, huidig lid h, wordt gewijzigd, onder verlettering naar i, luidende als volgt:
i.tijdvak: periode waarvoor een voorziening wordt verstrekt.
Artikel II.
Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1.Een aanvraag voor een voorziening of aanvullende voorziening wordt vóór 15 maart voorafgaand aan het tijdvak waarvoor de voorziening of aanvullende voorziening wordt aangevraagd, ingediend bij het college, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening anders is bepaald.
Artikel III.
Toevoeging van artikel 8 na huidig artikel 7, onder vernummering van de overige artikelen, luidende als volgt:
Artikel 8 Tijdvak
Het college verstrekt een voorziening of een aanvullende voorziening voor het tijdvak van een schooljaar, tenzij in de voorziening of de aanvullende voorziening anders is bepaald.
Artikel IV.
Toevoeging van hoofdstuk 4, artikel 10 na huidig artikel 9, onder vernummering van de overige artikelen en hoofdstukken, luidende als volgt:
Hoofdstuk 4 Aanvraag tot vaststelling van voorzieningen die in de vorm van periodieke subsidies zijn verleend
Artikel 10 Indieningstermijnen voor aanvraag vaststelling periodieke subsidie hoger dan € 5.000
In afwijking van artikel 15 van de ASA 2013 dient het schoolbestuur na afloop van het gesubsidieerde schooljaar een aanvraag in voor vaststelling van de periodieke subsidie.
Artikel V.
De huidige bijlage 3 Aanvullende voorziening nieuwkomersonderwijs Primair Onderwijs (Gemeenteblad 2014, afd. 3A, nr. 62/181), de huidige bijlage 4 Voorziening Taalinterventies (Gemeenteblad 2014, afd. 3A, nr. 62/181) en de huidige bijlage 5 Aanvullende voorziening uitbreiding aanbod meer- en hoogbegaafdheid (Gemeenteblad 2014, afd. 3A, nr. 222/636) worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven voor de vaststelling van de subsidies die op grond van deze voorzieningen zijn verleend.
Artikel VI.
Aan de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 en de bestaande bijlagen worden de volgende elf voorzieningen toegevoegd:
Bijlage 3: Vakleerkracht Cultuur
Bijlage 4: Vakleerkracht Bewegingsonderwijs
Bijlage 5: Onderwijsondersteunend Personeel: conciërges
Bijlage 6: Hoogbegaafdheid
Bijlage 7: Bevorderen diversiteit, burgerschap & gedeelde geschiedenis
Bijlage 8: Vroegschoolse Educatie
Bijlage 9: Cultuurvouchers en basispakket cultuureducatie
Bijlage 10: Schoolzwemmen
Bijlage 11: Schooltuinen en natuur- & milieueducatiegids
Bijlage 12: Verkeerseducatie
Bijlage 13: Taalinterventies;
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 3 Voorziening vakleerkracht cultuur
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
  • a.
    Basispakket cultuureducatie Het basispakket cultuureducatie omvat voor alle scholen voor basisonderwijs en speciaal onderwijs (uitgezonderd voortgezet speciaal onderwijs) toegankelijke voorzieningen waarmee de invulling van de landelijke kerndoelen cultuureducatie wordt ondersteund.
  • b.
    Cultuureducatie Omvat de domeinen kunsteducatie, literatuureducatie, erfgoededucatie en media-educatie. Binnen de kunsteducatie worden verschillende disciplines onderscheiden: beeldend onderwijs (fotografie, video, design, mode, gaming) en de podiumkunsten muziek, drama en dans.
  • c.
    Vakleerkracht cultuur Vakleerkracht met onderwijsbevoegdheid, dan wel met aantoonbare kennis van pedagogisch en didactisch handelen, gespecialiseerd op het terrein van de disciplines genoemd onder cultuureducatie.
Artikel 2. Doel Voorziening
Het doel van deze voorziening is het versterken van cultuureducatie op scholen voor basisonderwijs door middel van een vakleerkracht cultuur in aanvulling op het basispakket cultuureducatie.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
  • 1.
    Het college kan een periodieke subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de inzet van een vakleerkracht cultuur;
  • 2.
    De hoogte van de subsidie van een school wordt berekend op basis van een bedrag van
€ 12,00 per leerling per schooljaar en op basis van het aantal ongewogen leerlingen dat op
1 oktober in het schooljaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school.
Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag
Artikel 4. De aanvrager
Subsidie voor de voorziening vakleerkracht cultuureducatie kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen.
Artikel 5. Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 geeft het schoolbestuur bij de subsidieaanvraag per school, waarvoor hij de aanvraag doet, aan op welke wijze de verbinding gemaakt wordt tussen de vakleerkracht cultuureducatie en het basispakket cultuureducatie.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 6. Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 is aan de subsidie de volgende verplichting verbonden: het schoolbestuur draagt minimaal € 12,00 per leerling zelf bij in de kosten verbonden aan de aanstelling of inhuur van een vakleerkracht cultuur.
Hoofdstuk 4 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 7. Aanvraag om vaststelling
  • 1.
    In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt:
    • a.
      hoeveel het schoolbestuur per school aan fte vakleerkracht cultuur over het gesubsidieerde tijdvak heeft aangesteld, dan wel heeft ingehuurd met de daaraan verbonden kosten;
    • b.
      de inzet in uren van een vakleerkracht cultuur op een basisschool gedifferentieerd naar groepen, waaraan de vakleerkracht heeft lesgegeven;
    • c.
      de bijdrage van het schoolbestuur per school voor de vakleerkracht cultuureducatie;
    • d.
      de wijze waarop de verbinding gemaakt wordt tussen de vakleerkracht cultuureducatie en het basispakket cultuureducatie.
  • 2.
    De in het eerste lid aanhef en onder a. bedoelde informatie kan worden verstrekt door het overleggen van een loonstaat betreffende het gesubsidieerde tijdvak of door het overleggen van een bewijs van aanstelling dan wel inhuur.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 4 Voorziening vakleerkracht bewegingsonderwijs
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
  • d.
    Bevoegde vakleerkracht bewegingsonderwijs Vakleerkracht afgestudeerd aan:
    • -
      de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (akte MO P) of
    • -
      PABO plus Akte J of
    • -
      PABO afgestudeerd voor 2005 of
    • -
      PABO afgestudeerd na 2005 met post initiële opleiding lichamelijke opvoeding
Artikel 2. Doel Voorziening
Het doel van deze voorziening is dat op de scholen voor basisonderwijs aan de leerlingen van de groepen 1 tot en met 8 minimaal 90 minuten per week bewegingsonderwijs wordt gegeven door een bevoegde vakleerkracht bewegingsonderwijs.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
  • 1.
    Het college kan een periodieke subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de inzet van een bevoegde vakleerkracht voor bewegingsonderwijs op een school, waarbij geldt dat door de vakleerkracht aan de leerlingen van de groepen 1 tot en met 8 minimaal 90 minuten per week, verdeeld over in ieder geval twee lessen, bewegingsonderwijs wordt gegeven.
  • 2.
    De hoogte van de subsidie van een school wordt berekend op basis van een bedrag van
€ 71,00 per leerling per schooljaar en op basis van het aantal ongewogen leerlingen dat op 1 oktober in het schooljaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op deze school.
Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag
Artikel 4. De aanvrager
Subsidie voor de voorziening vakleerkracht bewegingsonderwijs kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 5. Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
  • a.
    Het schoolbestuur draagt minimaal 40% van de totale kosten voor een vakleerkracht bewegingsonderwijs bij.
  • b.
    Het schoolbestuur ziet erop toe dat de vakleerkracht zijn vakbekwaamheid onderhoudt en erkende nascholingscursussen volgt.
  • c.
    De school werkt mee aan het monitoren van het bewegingsonderwijs.
Hoofdstuk 4 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 6. Aanvraag om vaststelling
  • 1.
    In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie, informatie waaruit blijkt hoeveel uren per lesweek, uitgesplitst naar de groepen van een school gedurende het gesubsidieerde tijdvak door een vakleerkracht bewegingsonderwijs is gegeven met de daaraan verbonden kosten.
  • 2.
    De bijdrage van het schoolbestuur per school voor de vakleerkracht bewegingsonderwijs..
  • 3.
    De onder het eerste lid bedoelde informatie kan worden verstrekt door het overleggen van een loonstaat betreffende het gesubsidieerde tijdvak of door het overleggen van een bewijs van aanstelling.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 5 Voorziening onderwijsondersteunend personeel: conciërge
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
  • e.
    School voor basisonderwijs - Hoofdvestiging
    • -
      Nevenvestiging
    • -
      Dislocatie, voor zover deze op meer dan 800 meter van de hoofdvestiging van een school is gelegen
  • f.
    Onderwijs ondersteunend personeel Een conciërge of een administratief medewerker, of een combinatiefunctionaris.
  • g.
    Combinatiefunctionaris Medewerker die zowel conciërge- , als administratieve taken uitvoert.
Artikel 2. Doel Voorziening
Het doel van deze voorziening is dat iedere school voor basisonderwijs beschikt over een conciërge of administratief medewerker, waardoor de werkdruk van het onderwijsgevende personeel en/of de directie wordt verminderd en tevens de veiligheid in en rondom de school wordt vergroot.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de periodieke subsidie
  • 1.
    Het college kan een periodieke subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de aanstelling van een conciërge of een administratief medewerker of een combinatiefunctionaris, die op één of meerdere scholen werkzaam kan zijn afhankelijk van de grootte van de school of scholen.
  • 2.
    De hoogte van de subsidie voor een basisschool en een nevenvestiging van een basisschool wordt bepaald op grond van het aantal ongewogen leerlingen dat op 1 oktober in het schooljaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak ingeschreven stond op de vestiging waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Hierbij gelden de volgende criteria:
    • a.
      indien sprake is van minder dan 400 leerlingen wordt de subsidie berekend op basis van 0,2 fte en bedraagt € 7.721,80 per schooljaar;
    • b.
      indien er sprake is van meer dan 400 leerlingen wordt de subsidie berekend op basis van 0,4 fte en bedraagt € 15.443,61 per schooljaar
  • 3.
    De subsidie voor een dislocatie van een basisschool wordt bepaald op grond van het aantal leerlingen dat op 1 oktober in het schooljaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak de dislocatie daadwerkelijk bezocht. De criteria genoemd onder a. en b. van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
  • 4.
    In afwijking van het tweede lid komt een speciale school voor basisonderwijs voor zover de school beschikt over een eigen brinnummer in aanmerking voor een subsidie ter hoogte van 0,2 fte, welke € 7.721,80 per schooljaar bedraagt.
  • 5.
    De subsidie is bedoeld als aanvulling op de rijksbekostiging die een school per leerling ontvangt en waarin een percentage is opgenomen voor onderwijsondersteunend personeel.
Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag
Artikel 4. De aanvrager
Subsidie voor de voorziening onderwijsondersteunend personeel kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 5. Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
  • a.
    Het schoolbestuur is verplicht minimaal 0,4 fte uit de rijksbekostiging bij te dragen in de kosten verbonden aan de aanstelling van onderwijsondersteunend personeel.
  • b.
    Het schoolbestuur is verplicht het onderwijsondersteunend personeel in dienst te nemen conform het van toepassing zijnde functieprofiel FUWA-PO 2014, functieprofiel conciërges functieschaal 3 trede 7.
  • c.
    Het schoolbestuur streeft ernaar om onderwijsondersteunend personeel in dienst te nemen dat in Amsterdam woonachtig is.
Hoofdstuk 4 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 6. Aanvraag om vaststelling
  • 1.
    In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt:
    • a.
      het aantal fte onderwijsondersteunend personeel dat over het gesubsidieerde tijdvak aangesteld is geweest, uitgesplitst naar functie en inzet per school met de daaraan verbonden kosten;
    • b.
      de bijdrage van het schoolbestuur per school voor het onderwijsondersteunend personeel.
  • 2.
    De in het eerste lid aanhef en onder a. bedoelde informatie kan worden verstrekt door het overleggen van een loonstaat betreffende het gesubsidieerde tijdvak of door het overleggen van een bewijs van aanstelling.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 6 Voorziening Hoogbegaafdheid
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
  • h.
    Hoogbegaafde leerlingen Leerlingen die zich onderscheiden door bijzondere intelligentie, bijzondere eigenschappen, creatief denkvermogen, leermotivatie, nieuwsgierigheid en taakgerichtheid (2,5 % van de leerlingenpopulatie).
  • i.
    Deeltijd aanbod (niveau 4) Speciaal deeltijdaanbod voor hoogbegaafde leerlingen, één of meerdere dagdelen van de week, binnen of buiten de eigen klas.
  • j.
    Voltijds aanbod (niveau 5) Voltijds basisonderwijs voor hoogbegaafde leerlingen in een aparte klas met een gespecialiseerde leerkracht, waarbij het aanbod is afgestemd op de capaciteiten van het kind.
Artikel 2. Doel voorziening
Het doel van deze voorziening is een passend aanbod te realiseren voor hoogbegaafde leerlingen van de scholen voor basisonderwijs, zodat mogelijke gevolgen als onderprestatie, vermindering van leermotivatie en ondermijning van het zelfvertrouwen worden voorkomen of verminderd.
Artikel 3 . Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie
  • 1.
    Het college kan een eenmalige subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan een passend deeltijd of voltijds aanbod (niveau 4 of 5) voor hoogbegaafde kinderen in het primair onderwijs.
  • 2.
    Het aanbod voor hoogbegaafde leerlingen mag verzorgd worden door externe partijen en buiten de eigen school plaatsvinden.
  • 3.
    De hoogte van de subsidie wordt berekend op basis van een bedrag van € 600,- per hoogbegaafde leerling per schooljaar.
Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag
Artikel 4. Subsidieplafond
  • 1.
    Het college stelt voor de voorziening hoogbegaafdheid voor een schooljaar een subsidieplafond vast.
  • 2.
    Indien het aantal leerlingen waar subsidie voor wordt aangevraagd het subsidieplafond overstijgt, zal het college per schoolbestuur het aantal leerlingen dat voor de subsidie in aanmerking komt maximeren op 2,5% van de leerlingpopulatie op bestuursniveau.
Artikel 5. De aanvrager
Subsidie voor een voorziening hoogbegaafden kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende basisscholen.
Artikel 6. Wijze van aanvraag en bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens verstrekt::
  • a.
    een beschrijving van het passend aanbod van een school of van een groep scholen voor hoogbegaafde leerlingen, vergezeld van een begroting inclusief een berekening van de kostprijs per leerling per schooljaar;
  • b.
    de door de school gehanteerde methode waarop de leerlingen geïdentificeerd zijn als hoogbegaafd.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 7. Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
  • a.
    Een schoolbestuur draagt zelf minimaal 50% bij aan de kosten voor een passend aanbod per leerling.
  • b.
    Een schoolbestuur draagt er zorg voor dat de school of scholen waarvoor hij subsidie ontvangt meewerken aan inhoudelijk onderzoek door de gemeente ten behoeve van evaluatie en monitoring.
  • c.
    Een schoolbestuur is bereid om de ervaringen en ontwikkelde producten in het kader van een passend aanbod voor hoogbegaafde leerlingen van de onder zijn gezag vallende school of scholen waarvoor hij subsidie ontvangt ter beschikking te stellen aan andere scholen.
  • d.
    Indien een schoolbestuur het passend aanbod voor hoogbegaafde leerlingen geheel of gedeeltelijk bekostigt uit een ouderbijdrage, dient de subsidie eerst te worden aangewend voor een vermindering van de ouderbijdrage tot maximaal nihil.
Hoofdstuk 4 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 8. Aanvraag om vaststelling
In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt: de bijdrage van het schoolbestuur per school aan de kosten voor een passend aanbod per leerling.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 7 Voorziening Bevorderen diversiteit, burgerschap en gedeelde geschiedenis
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
  • k.
    Burgerschap De bereidheid en het vermogen deel uit te maken van een gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren.
  • l.
    Brede talentontwikkeling Brede talentontwikkeling brengt kinderen in contact met activiteiten die verschillende vaardigheden aanspreken en hen daarbij in staat stellen ook niet-cognitieve talenten te ontwikkelen.
  • m.
    Diversiteit Alle mogelijke verschillen die kunnen bestaan tussen mensen die in onze maatschappij samenleven op het vlak van gender, huidskleur, sociale achtergrond, seksuele gerichtheid (LHTB), lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden, religie, levensbeschouwing, leeftijd, etniciteit, etc.
  • n.
    Gedeelde geschiedenis Diversiteit van momenten in de geschiedenis, zoals de holocaust en jodenvervolging, het slavernijverleden en migrantengeschiedenissen.
Artikel 2. Doel Voorziening
Het doel van deze voorziening is het ondersteunen van activiteiten die gericht zijn op het ontwikkelen en bevorderen van diversiteit, burgerschap, en gedeelde geschiedenis van leerlingen van de scholen voor basisonderwijs.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten
  • 1.
    Het college kan een eenmalige subsidie verlenen ten behoeve van de volgende activiteiten voor een of meerdere groepen van een school:
    • a.
      ter bevordering van diversiteit;
    • b.
      ter bevordering van burgerschap;
    • c.
      ter bevordering van (kennis van) gedeelde geschiedenis in de stad;
    • d.
      brede talentontwikkeling onder onderwijstijd.
  • 2.
    Per schooljaar is voor een school maximaal een subsidiebedrag beschikbaar van € 21 per leerling vermenigvuldigd met het aantal ongewogen leerlingen dat op 1 oktober in het schooljaar voorafgaand aan het te subsidiëren tijdvak stond ingeschreven op de school.
Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag
Artikel 4. De aanvrager
  • 1.
    Subsidie voor één of meerdere voorzieningen kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende (samenwerkende) basisscholen.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid kan de subsidie tevens aangevraagd worden door samenwerkende schoolbesturen. In dat geval treedt één van de schoolbesturen op als penvoerder.
Artikel 6. Aanvraagtermijn eenmalige subsidies
In afwijking van artikel vijf, eerste lid, van de verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 kan een aanvraag voor een subsidie ook gedurende het schooljaar worden ingediend bij het college.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 8 Voorziening vroegschoolse educatie
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze voorziening wordt verstaan onder:
  • o.
    Taalnorm De landelijke norm voor spreek- en leesvaardigheden Nederlandse taal op niveau 3F en schrijfvaardigheden op niveau 2F voor beroepskrachten op voor- en vroegscholen.
  • p.
    Gekoppelde voorschoolgroep Een voorschoolgroep van een voorschool met een samenwerkingsverband met de vroegschool, zoals bepaald bij erkenning van de voorschool.
  • q.
    Voorschoolse educatie Uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten.
  • r.
    Voorschoolgroep Een groep bestaande uit maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar van een voorschool.
  • s.
    Vroegschoolse educatie Uitvoering van een programma, gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes doorstromen in het basisonderwijs, dat wordt verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool als vervolg op de voorschoolse educatie.
  • t.
    Vroegschoolgroep Een groep 1 of 2 of een combinatie daarvan van het primair onderwijs op een school die gestart is als vroegschool of vroegschoolvariant.
  • u.
    Vroegschoolvariant Een basisschool waar vroegschoolse educatie wordt aangeboden en waarbij sprake is van maximaal 10% gewichtenleerlingen krachtens de wet op het primair onderwijs.
  • v.
    Voorziening Voorziening in de vorm van een verstrekking in natura of een eenmalige dan wel periodieke subsidie.
  • w.
    Vve-programma Een programma om voorschoolse educatie te geven.
Artikel 2. Doel voorziening
Het doel van deze voorziening is het bestrijden van onderwijsachterstanden bij jonge kinderen door het aanbieden van vroegschoolse educatie in de groepen 1 en 2 van de scholen voor basisonderwijs.
Artikel 3. Verstrekking in natura
Het college kan aan een school die start als vroegschool of vroegschoolvariant eenmalig een vve-training verstrekken, waaraan maximaal twee leerkrachten per vroegschool- of vroegschoolvariantgroep kunnen deelnemen.
Artikel 4. Subsidiabele activiteiten
  • 1.
    Het college kan aan een school die start als vroegschool of vroegschoolvariant een eenmalige subsidie verstrekken voor de aanschaf van vve-materialen ter hoogte van maximaal € 500,- per vroegschool- of vroegschoolvariantgroep.
  • 2.
    Het college kan een periodieke subsidie verlenen:
    • a.
      voor de coördinatie-uren vroegschoolse educatie per school waarbij de hoogte van de subsidie die minimaal € 4000,- en maximaal € 12.000,- bedraagt, wordt bepaald door de volgende criteria:
      • -
        of een school erkend is als vroegschool of vroegschoolvariant, waarbij geldt dat een vroegschool in aanmerking komt voor € 1000,- en een vroegschoolvariant voor € 500,-;
      • -
        per vroegschoolgroep geldt een bedrag van € 700,-;
      • -
        per gekoppelde voorschoolgroep geldt een bedrag van €1000,-;
    • b.
      als bijdrage in de kosten verbonden aan nascholing van de leerkrachten per vroegschool, waarbij de hoogte van de subsidie maximaal € 250,- per vroegschoolgroep bedraagt;
    • c.
      als bijdrage in de kosten verbonden aan de aanschaf van vve-materialen voor vroegscholen en vroegschoolvarianten, waarbij de hoogte van de subsidie maximaal
€ 50,- per vroegschool- of vroegschoolvariantgroep bedraagt.
Hoofdstuk 2 Aanvraag
Artikel 5. De aanvrager
Subsidie voor één of meerdere voorzieningen kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen.
Hoofdstuk 3 Verstrekking voorziening in natura en verlening subsidie
Artikel 6. Weigeringsgronden verstrekking in natura
Het college weigert een verstrekking in natura als bedoeld in artikel 3 van deze voorziening toe te kennen als de school reeds in een voorgaand schooljaar gestart is als vroegschool of vroegschoolvariant en de leerkrachten van de vroegschool- of vroegschoolvariantgroep(en) al hebben deelgenomen aan de vve-training.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 7. Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
  • a.
    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat gewerkt wordt met een erkend vve-programma;
  • b.
    Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de leerkrachten en onderwijsassistenten die worden ingezet voor de uitvoering van vroegschoolse educatie getraind zijn in het betreffende vve-programma en voldoen aan de taalnorm;
  • c.
    De school werkt samen met minimaal één gekoppelde voorschool, waarmee afspraken zijn gemaakt over de doorlopende leerlijn.
.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 9 Voorziening Cultuurvouchers en Basispakket cultuureducatie
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
  • x.
    Doorgaande leerlijn Een leerlijn bestaande uit een methodische opbouw van lessen, binnen een schooljaar en door de schooljaren heen van groep 1 tot en met 8.
  • y.
    Raamleerplan Een raamleerplan geeft inzicht in hoe leerlijnen en losse projecten aansluiten bij de belevingswereld en ontwikkeling van kinderen in een bepaalde leeftijd. Het is een instrument voor vakleerkrachten en groepsleerkrachten voor het geven van cultuureducatie.
  • z.
    School Hoofd- of nevenvestiging van een school voor basisonderwijs, of speciaal onderwijs, uitgezonderd voortgezet speciaal onderwijs gelegen op het grondgebied van de gemeente Amsterdam.
  • aa.
    Voorziening Voorziening die bestaat uit verstrekkingen in natura.
Artikel 2. Doel van de Voorziening
Het doel van de voorziening Cultuurvouchers en Basispakket Cultuureducatie is om alle leerlingen van de scholen een aanbod cultuureducatie van hoog niveau aan te bieden, waarbij gebruik wordt gemaakt van de culturele instellingen die gevestigd zijn in Amsterdam.
Artikel 3. Voorzieningen
De voorziening bestaat uit de volgende verstrekkingen in natura:
  • 1.
    Een algemeen deel dat beschikbaar is voor alle scholen met een cultuurbeleidsplan, bestaande uit:
    • a.
      cultuurvouchers van € 20,- voor elke leerling per schooljaar die besteed kunnen worden aan cultuureducatieve activiteiten via Voucherbeheer Amsterdam;
    • b.
      raamleerplannen voor de disciplines muziek, beeldende vorming en cultureel erfgoed; hierbij wordt gebruik gemaakt van de deskundigheid van culturele instellingen en (kunst)vakopleidingen.
  • 2.
    Een bijzonder deel, waarvoor uitsluitend scholen in aanmerking komen, waarvan het schoolbestuur het convenant Basispakket Cultuureducatie heeft ondertekend, bestaande uit:
    • a.
      inhoudelijk ondersteuning van het onderwijs door de inzet van onafhankelijke disciplinedeskundigen voor muziek, beeldende vorming en cultureel erfgoed, die samen met directies en interne cultuurcoördinatoren scholen ondersteunen bij de ontwikkeling van doorgaande leerlijnen en schoolspecifieke activiteitenplannen;
    • b.
      coaching en training van één of een team van groepsleerkrachten voor maximaal 10 uur per schooljaar per school, waaraan in ieder geval een groepsleerkracht van groep 1 en 2 aan deel dient te nemen. Deze verstrekking is beperkt beschikbaar. Voor deelname geldt dat die scholen voorrang hebben waar de behoefte aan coaching het grootst is, met inachtneming van draagvlak en vastgesteld niveau;
    • c.
      vakdocenten muziek vanaf groep 3 voor maximaal 13 uur per schooljaar per deelnemende groep, met die beperking dat voor deze verstrekking conform artikel 9 van het Convenant Basispakket Kunst- en Cultuureducatie een gefaseerde invoer geldt, die inhoudt dat:
      • -
        in het schooljaar 2015-2016 een school uitsluitend voor de groepen 3, 4, 5 en 6 in aanmerking komt
      • -
        in het schooljaar 2016-2017 een school uitsluitend voor de groepen 3, 4, 5, 6 en 7 in aanmerking komt
      • -
        vanaf schooljaar 2017-2018 een school in aanmerking komt voor alle groepen vanaf groep 3
    • d.
      Maximaal 6 retourritten voor elke leerling gedurende de basisschoolperiode voor het bezoeken van culturele instellingen die deelnemen aan de cultuurbus.
Hoofdstuk 2 Aanvraag
Artikel 4. De aanvraag
Een schoolbestuur kan ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen per schooljaar de verstrekkingen genoemd in artikel 3 aanvragen op de website van Mocca: www.mocca-amsterdam.nl. Het schoolbestuur machtigt hiertoe de schooldirecteur.
Hoofdstuk 3 Weigering van de subsidie
Artikel 5. Weigeringsgrond
Het bijzondere deel van de voorziening als bepaald in artikel 2, tweede lid, kan worden geweigerd als de school niet voldoet aan de volgende criteria:
  • a.
    Een school heeft in het voorafgaande schooljaar de genormeerde rijksvergoeding voor cultuureducatie en de door de gemeente Amsterdam beschikbaar gestelde cultuurvouchers volledig ingezet voor de uitvoering van het Basispakket Cultuureducatie;
  • b.
    De school heeft een interne cultuurcoördinator (icc-er); deze dient aanwezig en voldoende uren (circa 4 uur) beschikbaar te zijn.
  • c.
    Uit de door de school opgestelde doorlopende leerlijn blijkt welke lessen op locatie worden gevolgd en wat de samenhang is met de lessen op school.
  • d.
    Een school moet laten zien of en op welke manier in het voorafgaande schooljaar uitvoering is gegeven aan de deskundigheidsbevordering van groepsleerkrachten.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 10 Voorziening schoolzwemmen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
  • a.
    School Hoofd- of nevenvestiging van een school voor basisonderwijs of speciaal onderwijs, uitgezonderd voortgezet speciaal onderwijs gelegen op het grondgebied van de gemeente Amsterdam.
  • b.
    Voorziening Voorziening die bestaat uit verstrekkingen in natura.
Artikel 2. Doel van de Voorziening
  • 1.
    Het doel van deze voorziening is dat zoveel mogelijk kinderen een zwemdiploma halen, waardoor maximaal wordt bijgedragen aan de doelstelling dat van alle kinderen in Amsterdam die een school voor basisonderwijs verlaten tenminste 95% in het bezit is van een A-diploma.
  • 2.
    De in het eerste lid genoemde doelstelling is tevens van toepassing op leerlingen van een school voor speciaal onderwijs voor zover die een school bezoeken die valt onder categorie 3, zoals bepaald in artikel 3, derde lid van deze voorziening.
Artikel 3. Voorzieningen
  • 1.
    De voorziening voor leerlingen van een basisschool bestaat uit:
    • a.
      36 zwemlessen van 45 minuten voor leerlingen in groep 5 die nog niet in het bezit zijn van een A-diploma bij aanvang van het schoolzwemmen;
    • b.
      18 zwemlessen van 45 minuten voor leerlingen in groep 5 die bij aanvang van het schoolzwemmen al in het bezit zijn van het A-diploma, zodat zij de gelegenheid krijgen het B- of C-diploma te halen;
    • c.
      Een vervolgcursus voor leerlingen in groep 6 die in groep 5 het A-diploma niet hebben behaald tot het moment dat zij met goed gevolg hebben afgezwommen voor het A-diploma.
  • 2.
    De voorziening voor leerlingen van een speciale school voor basisonderwijs bestaat uit: maximaal 36 zwemlessen van 45 minuten. Deelname staat tenminste één jaar open voor de leerlingen in groep 3 tot en met 8. Vanaf het moment dat leerlingen het A-diploma hebben gehaald krijgen ze niet meer de gelegenheid om in het volgend schooljaar deel te nemen.
  • 3.
    De voorziening voor leerlingen van een school voor speciaal onderwijs bestaat uit 36 lessen per jaar van 45 minuten, waarbij de volgende onderverdeling is gemaakt in drie categorieën scholen:
Categorie 1: pedologische instituten, scholen voor langdurig zieke kinderen en scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen. Jaarlijks staat deelname open voor maximaal 70% van het aantal kinderen in de groepen 3 tot en met 8 (teldatum 1 oktober t-1).
Categorie 2: scholen voor dove en slechthorende kinderen, scholen voor kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden, scholen voor visueel gehandicapte kinderen en scholen voor geïntegreerd speciaal onderwijs. Jaarlijks staat deelname open voor maximaal 50% van het aantal kinderen in de groepen 3 tot en met 8 (teldatum 1 oktober t-1).
Categorie 3: scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Deelname staat tenminste één jaar open voor de leerlingen in de groepen 3 tot en met 8. Vanaf het moment dat leerlingen het A-diploma hebben gehaald krijgen ze niet meer de gelegenheid om in het volgend schooljaar deel te nemen.
4.Het vervoer van school naar het zwembad en terug voor zover de school op meer dan 1 kilometer afstand hemelsbreed is gelegen van het zwembad.
Hoofdstuk 2 Aanvraag
Artikel 4. De aanvraag
Een aanvraag dient door de schooldirecteur, hiertoe gemachtigd door zijn schoolbestuur, binnen de genoemde termijn op het inschrijfformulier, voorafgaand aan het schooljaar waarin de zwemlessen worden gegeven, te worden ingediend.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de ontvanger van de voorziening
Artikel 5. Verplichtingen
  • 1.
    De school beschikt over een ondertekend protocol schoolzwemmen en de begeleidende groepsleerkrachten zijn op de hoogte van de inhoud van het protocol.
  • 2.
    De school draagt er zorg voor dat de begeleidende groepsleerkrachten aanwezig zijn bij de informatiebijeenkomst voorafgaand aan de start van het schoolzwemmen.
  • 3.
    De school draagt er zorg voor dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de voorziening. Bij meer dan twee lessen verzuim zullen de kosten van de verzuimde les door de gemeente bij het schoolbestuur in rekening worden gebracht.
  • 4.
    De school werkt mee aan de inventarisatie van het zwemdiplomabezit in de groepen 3 tot en met 8.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 11 Voorziening Schooltuinprogramma en Natuur- & milieueducatie
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
  • bb.
    Natuur- & Milieueducatiegids (NME-gids) De NME-gids ondersteunt scholen bij het vinden en reserveren van geschikt lesmateriaal en praktische lessen op het gebied van natuur en duurzaamheid.
  • b.
    Voorziening Voorziening die bestaat uit verstrekkingen in natura.
Artikel 2. Doel van de Voorziening
Het doel van deze voorziening is dat iedere leerling van een school voor basisonderwijs praktische kennis en ervaring opdoet met tuinieren en ecologie ter stimulering van een gezonde levensstijl en een duurzame en evenwichtige relatie met de natuurlijke omgeving.
Artikel 3. Voorziening
De voorziening bestaat uit de volgende verstrekkingen in natura:
  • 1.
    Het schooltuinprogramma dat aanvangt halverwege groep 6 en doorloopt in groep 7. Het programma bestaat uit de volgende onderdelen:
    • a.
      ter inleiding vanaf januari drie biologielessen in het leslokaal op een schooltuin;
    • b.
      van april tot oktober wekelijkse praktijklessen inhoudende het planten, verzorgen en oogsten van verschillende gewassen variërend van groenten, bloemen en kruiden op een eigen tuintje;
    • c.
      ter afronding in het najaar twee biologielessen in het leslokaal op een schooltuin.
  • 2.
    Touringcarvervoer of een vergoeding van de kosten van openbaar vervoer naar of van de schooltuin, indien de deelnemende school meer dan 20 minuten lopen van de schooltuin ligt.
  • 3.
    Kosteloos gebruik van de digitale Amsterdamse NME-Gids.
Hoofdstuk 2 Aanvraag en tijdvak
Artikel 4. Aanmelding en groepsgrootte
  • 1.
    In afwijking van artikel vijf, eerste lid, van de verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014: uiterlijk op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de uitvoering van het schooltuinprogramma kan een school één of meerdere groepen 6 voor deelname hieraan aanmelden via: www.nmegids.nl/amsterdam
  • 2.
    De maximale groepsgrootte is 32 leerlingen, bij een hoger aantal wordt de groep gesplitst.
Artikel 5. Tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend
De voorziening Schooltuinprogramma & Natuur- & milieueducatie wordt per kalenderjaar beschikbaar gesteld.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de ontvanger van de voorziening
Artikel 6. Verplichtingen
  • 1.
    Na afloop van de lessenserie vullen groepsleerkracht en leerlingen het evaluatieformulier in.
  • 2.
    De groepsleerkracht is aanwezig in de groep tijdens de lessen en draagt zorg voor voldoende (ouder)begeleiding.
  • 3.
    Een deelnemende groep volgt tenminste 22 van de 25 aangeboden lessen. Wanneer een groep zonder opgaaf van gegronde redenen minder dan 22 lessen volgt, zal een deel van de kosten die gemaakt worden voor het verzorgen van het programma aan de school in rekening worden gebracht.
  • 4.
    Het afzeggen van een les dient ten minste 2 weken van tevoren doorgegeven te worden aan de contactpersoon van de schooltuin.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 12 Voorziening verkeerseducatie
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
  • a.
    Praktische verkeersexamens Een examen dat de fietsvaardigheid van leerlingen toetst.
  • b.
    School Hoofd- of nevenvestiging van een school voor basisonderwijs of voortgezet onderwijs gelegen op het grondgebied van de gemeente Amsterdam.
  • c.
    Theoretische verkeersexamen Het theoretisch verkeersexamen dat toetst of leerlingen voldoende hebben opgestoken van de verkeerslessen die in de verschillende groepen zijn aangeboden.
  • d.
    Voorziening Voorziening die bestaat uit verstrekkingen in natura.
Artikel 2. Doel van de Voorziening
Het doel van deze voorziening is een actief verkeersbewustzijn te ontwikkelen bij Amsterdamse leerlingen van 4 tot 18 jaar, waardoor de leerlingen zich in het verkeer veiliger gaan gedragen.
Artikel 3. Voorziening
  • 1.
    De voorziening voor zover bestemd voor de groepen 1 t/m 8 van een school voor basisonderwijs bestaat uit de volgende verstrekkingen:
    • a.
      Verschillende verkeerseducatieve programma’s waaruit een school een (gecombineerde) keuze kan maken;
    • b.
      theoretische verkeersexamen;
    • c.
      praktische verkeersexamens;
    • d.
      opleiding tot verkeersouder.
  • 2.
    De voorziening voor zover bestemd voor de leeftijdsgroep 12 t/m 18 jaar bestaat uit een aantal verkeerseducatieve programma’s, waaruit een school voor voortgezet onderwijs jaarlijks een module kan kiezen.
  • 3.
    De verkeerseducatieve programma’s kunnen van jaar tot jaar verschillen en in sommige gevallen beperkt beschikbaar zijn. Actuele informatie hierover kunnen aanvragers vinden op de website www.amsterdam.nl/divv
Hoofdstuk 2 Aanvraag en tijdvak
Artikel 4. De aanvraag
In afwijking van artikel vijf, eerste lid, van de verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 kan een schoolbestuur ten behoeve van één of meerdere onder zijn gezag vallende scholen gedurende een schooljaar op verschillende momenten één of meerdere van de verstrekkingen genoemd in artikel 3 aanvragen op de website van www.amsterdam.nl/divv
Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de ontvanger van de voorziening
Artikel 5. Verplichtingen
  • 1.
    Het schoolbestuur wijst de directeur van een school aan als contactpersoon voor de uitvoerder van de gemeente in verband met de uitvoering van de verstrekkingen zoals genoemd in artikel 3.
  • 2.
    Het schoolbestuur werkt indien nodig mee aan een inhoudelijk onderzoek door de gemeente ten behoeve van evaluatie en monitoring.
Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam
Bijlage 13 Voorziening Taalinterventies
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
  • a.
    Kopklas In een kopklas, die gevestigd is op een middelbare school, krijgen 10 tot en met 15 leerlingen na groep 8 een extra jaar basisonderwijs om hun taalachterstand in te lopen., waardoor zij kunnen doorstromen naar een hoger niveau in het voortgezet onderwijs.
  • b.
    Nieuwkomersonderwijs De schoolbesturen in Amsterdam verzorgen gezamenlijk nieuwkomersonderwijs voor leerlingen van 6 t/m 12 jaar die nog geen jaar in Nederland wonen en de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn. Deze leerlingen ontvangen in groepen van 10 tot en met 15 leerlingen les in een apart lokaal.
  • c.
    Ongedocumenteerde leerlingen Leerlingen waarvoor een school in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk. Het gaat daarbij om leerlingen waarvan niet de door het Rijk vereiste documenten of verklaringen zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet kunnen worden overlegd, maar waarvan wel kan worden aangetoond dat zij minder dan een jaar in Nederland woonachtig zijn.
  • d.
    Aan ongedocumenteerde leerlingen gelijkgestelde leerlingen Niet Nederlands sprekende leerlingen, waarvoor een school, omdat de leerlingen een Nederlands paspoort hebben, in het kader van het nieuwkomersonderwijs geen recht heeft op een aanvullende bekostiging van het Rijk.
  • e.
    Schakelklas
    Leerlingen uit groep 3, 4, 5 of 6 van het basisonderwijs ontvangen gedurende een schooljaar tijdens de reguliere schooltijd in een aparte groep van 10 tot en met 15 leerlingen en in een geschikte aparte ruimte voltijd of deeltijd (minimaal 12 uur per week) onderwijs met focus op de taalontwikkeling.
  • f.
    Taalinterventie Een tijdelijke interventie, bedoeld om een leerling zo snel mogelijk op dat taalniveau te krijgen dat past bij zijn of haar mogelijkheden, waardoor de leerling (weer) volledig, mee kan doen aan het reguliere onderwijs.
  • g.
    Vakantieschool taal Leerlingen uit groep 6 en 7 van het basisonderwijs ontvangen om hun taalachterstand in te lopen gedurende een schooljaar minimaal 105 uur extra taalles.
  • g.
    Zomerschool Leerlingen die van groep 7 naar 8 overgaan ontvangen 3 weken lang, 28 uur per week, een speciaal onderwijsprogramma bestaande uit verschillende vakken ter stimulering van taal, zodat zij zonder (taal)achterstand kunnen starten in groep 8.
  • h.
    Leerlab Leerlingen met een leerachterstand uit groep 6, 7 en 8 ontvangen na schooltijd extra les, bij voorkeur door de eigen groepsleerkracht, op het gebied van taal, rekenen, begrijpend lezen en studievaardigheden.
Artikel 2. Doel Voorziening
Het doel van deze voorziening is om basisscholen door middel van het verstrekken van subsidie voor taalinterventies in staat te stellen om kinderen met een taalachterstand extra te ondersteunen bij het inhalen hiervan.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten
  • 1.
    Het college kan een eenmalige subsidie verlenen ten behoeve van:
    • a.
      een schakelklas, waarbij de hoogte van de subsidie afhankelijk is van het type schakelklas, waarbij de volgende maximale bedragen gelden:
    • b.
      € 40.000 voor een voltijd schakelklas
    • c.
      € 20.000 voor een deeltijd schakelklas
    • d.
      een Vakantieschool taal, waarbij de hoogte van de subsidie € 15.000,- per klas bedraagt, waarbij als extra voorwaarde geldt dat de lestijd is opgedeeld in 1,5 uur per lesweek (30 weken) en 12 uur in de schoolvakanties (aanbod in minimaal 5 schoolvakanties, inclusief de zomervakantie). De lessen in de reguliere schoolweken kunnen worden gegeven in 1 les van 1,5 uur of in 2 lessen van 45 minuten. In de schoolvakanties kan gekozen worden voor 3 dagen 4 uur les of 2 dagen 6 uur les.
    • e.
      een zomerschool, waarbij de subsidie maximaal € 20.000 per klas bedraagt, waarbij als extra voorwaarde geldt dat minimaal 36 leerlingen (dus 3 groepen van minimaal 12 leerlingen of 2 groepen van maximaal 18 leerlingen) het volledige onderwijsprogramma volgen en de zomerschool op wijkniveau georganiseerd wordt voor kinderen van meerdere scholen.
    • f.
      een leerlab, waarbij de subsidie maximaal € 15.000,- per klas bedraagt, waarbij als extra voorwaarde geldt dat de lessen worden gegeven in blokken van 10 weken, waarbij leerlingen 2 keer per week 1,5 uur na schooltijd extra les krijgen (in één schooljaar is dat 90 uur extra leertijd).
    • g.
      een kopklas, waarbij de subsidie maximaal € 50.000 per klas bedraagt.
    • h.
      nieuwkomersonderwijs, waarbij de subsidie maximaal € 40.000 per klas bedraagt, die bedoeld is als bijdrage aan de kosten voor onder andere inzet van de leerkracht, nazorg aan de leerlingen en materialen.
  • 2.
    De subsidies voor taalinterventies gaan uit van cofinanciering door scholen. De in het eerste lid genoemde subsidiebedragen zijn bedoeld als aanvulling op de Rijksbekostiging die het schoolbestuur per leerling ontvangt, waardoor een school zorg kan dragen voor taalonderwijs in kleinere groepen.
  • 3.
    Na afloop van het gesubsidieerde schooljaar kan een schoolbestuur in aanmerking komen voor een aanvullende subsidie voor het nieuwkomersonderwijs, indien een schoolbestuur aantoont dat gemiddeld gedurende het gesubsidieerde tijdvak meer dan 4 ongedocumenteerde leerlingen, inclusief degenen die aan hen gelijkgesteld zijn, per klas hebben deelgenomen aan het nieuwkomersonderwijs. Hiertoe dient een schoolbestuur per betrokken school de beschikking van het Rijk te kunnen overleggen, waarin voor deze groep leerlingen de extra bekostiging is afgewezen.
Hoofdstuk 2 Subsidieplafond
Artikel 4. Subsidieplafond en verdeelsleutel
  • 1.
    Het college stelt voor de voorziening taalinterventies per schooljaar een subsidieplafond vast, waarbij per taalinterventie een deelplafond wordt opgenomen.
  • 2.
    Indien het deelplafond voor een bepaalde interventieonvoldoende is om alle aanvragen te honoreren, stelt het college de aanvragen voor de afzonderlijke basisscholen in rangorde vast.
  • 3.
    Om in de rangorde te worden opgenomen, dient een aanvraag voor een basisschool te voldoen aan de toekenningscriteria, zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van deze voorziening en dient zich geen weigeringsgrond als opgenomen in artikel 9 van de ASA 2013 voor te doen.
  • 4.
    De plaats die een basisschool in de rangorde inneemt, is afhankelijk van de mate waarin een basisschool voldoet aan de toekenningscriteria, zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van deze voorziening, waarbij geldt dat per criterium maximaal drie punten kunnen worden behaald.
Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag
Artikel 5. De aanvrager
  • 1.
    Subsidie voor één of meerdere interventies kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van een of meerdere onder zijn gezag vallende basisscholen.
  • 2.
    Ten aanzien van het nieuwkomersonderwijs en de zomerschool geldt dat uitsluitend het schoolbestuur voor een of meer onder zijn gezag vallende basisscholen én mede namens de andere schoolbesturen (daarbij door de anderen aangewezen als penvoerder) het nieuwkomersonderwijs of een zomerschool verzorgt, een subsidieaanvraag kan indienen.
  • 3.
    Ten aanzien van de kopklas geldt dat alleen een aanvraag kan worden ingediend door een schoolbestuur die de kopklas namens alle Amsterdamse schoolbesturen coördineert en uitvoert.
    • Artikel6.
      Aanvraagtermijn eenmalige subsidies
  • 1.
    In afwijking van het bepaalde in artikel 5, eerste lid , van de Verordening op het Lokaal Onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 wordt de aanvraag voor een subsidie voor nieuwkomersonderwijs vóór 1 juni voorafgaand aan het te subsidiëren schooljaar ingediend bij het college.
  • 2.
    Een aanvraag voor een aanvullende subsidie, zoals omschreven in artikel 3, tweede lid, dient vóór 1 juli van het lopende schooljaar te zijn ingediend bij het college.
Hoofdstuk 4 Weigering subsidie
Artikel 7. Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 9, eerstel lid van de ASA 2013 weigert het college een subsidie voor een taalinterventie aan een schoolbestuur voor een onder zijn gezag vallende basisschool, indien uit de aanvraag blijkt dat de geplande inzet (omschreven in het aanvraagformulier) van die basisschool om de taalachterstanden van zijn leerlingen in te halen, niet voldoet aan de volgende toekenningscriteria:
a.Kwaliteit
De kwaliteit van de taalinterventie wordt door het college beoordeeld aan de hand van de informatie die een school hierover in haar aanvraag verstrekt. In de aanvraag dient de school in ieder geval de volgende informatie te geven:
  • 1˚.
    een heldere analyse van de taalachterstand (op school- en leerlingniveau) gekoppeld aan concreet geformuleerde opbrengsten.
  • 2˚.
    een onderbouwing van de inzet en positionering van de interventie binnen het onderwijs;
  • 3˚.
    een omschrijving van de wijze waarop het taalonderwijs zal worden verzorgd;
  • 4˚.
    een beschrijving van de ambitieuze en haalbare doelstellingen, die de school hanteert voor de leerlingen in een taalinterventie;
  • 5˚.
    Indien van toepassing inzicht in hoe ervaringen met de taalinterventies in voorgaande jaren worden meegenomen in het schooljaar waar subsidie voor wordt aangevraagd en hoe aan eventuele verbeterpunten wordt gewerkt in het komende schooljaar.
  • 6˚.
    een beschrijving van de wijze waarop de school zorgt voor overdracht van de leerling die deel heeft genomen aan een interventie naar het reguliere onderwijs en voorziet in een nazorg om de vooruitgang van de leerlingen vast te houden.
    • b.
      Voldoende borging van taalonderwijs
  • 1˚.
    De lessen worden verzorgd door een vaste leerkracht gedurende het hele schooljaar;
  • 2˚.
    De leerkracht is gediplomeerd en bevoegd om in Nederland les te geven;
  • 3˚.
    De leerkracht is toegerust op het geven van intensief taalonderwijs. In de aanvraag wordt omschreven hoe dit wordt geborgd;
  • 4˚.
    Leerlingen met een aantoonbare taalachterstand worden aan de hand van heldere en onderbouwde criteria geselecteerd;
  • 5˚.
    Van de deelnemende leerlingen worden in het aanvraagformulier genoemde toetsresultaten overgelegd.
    • c.
      Voldoende invulling van ouderbetrokkenheid
Voor goede onderwijsresultaten is ouderbetrokkenheid cruciaal, helemaal waar het gaat om taalontwikkeling. Daarom stimuleert de gemeente onderwijsondersteunend gedrag van ouders (educatief partnerschap). In de aanvraag dient de school te beschrijven:
  • 1˚.
    Op welke wijze de school ouders betrekt bij het taalonderwijs van hun kind en hen een actieve rol hierin geeft;
  • 2˚.
    Hoe de school ouders informeert over de individuele voortgang van hun kind;
  • 3˚.
    Op welke wijze in een jaarplanning wordt aangegeven welke algemene bijeenkomsten voor ouders worden gehouden.
Artikel 8. afwijkende toekenningscriteria voor nieuwkomers
Indien de aanvraag een subsidie betreft voor nieuwkomers, geldt dat:
  • a.
    Bij het criterium kwaliteit in artikel 8, eerste lid, niet hoeft te worden ingegaan op onderdeel 1.
  • b.
    Bij het criterium voldoende borging van taalonderwijs in artikel 8, tweede lid, in plaats van de onderdelen 4 en 5. dient te worden voldaan aan de volgende onderdelen: 4. het schoolbestuur zorgt voor extra begeleiding van deze leerlingen en geeft in het aanvraagformulier aan hoe dit wordt georganiseerd.
Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 9. Aanvullende verplichtingen
  • 1.
    Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
    • d.
      Het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de leerkracht die wordt ingezet voor de uitvoering van een taalinterventie in staat is zijn kennis en expertise bij te houden en te actualiseren door middel van professionalisering.
    • e.
      De school werkt mee aan de steekproefsgewijze bezoeken van daartoe door het college aangewezen onderwijsdeskundigen, die zijn belast met het tussentijds evalueren van de taalinterventies.
    • f.
      De schoolbesturen zorgen zelf voor een geschikte aparte ruimte om les te geven, en dragen zelf zorg voor financiering hiervan.
  • 2.
    Voor het nieuwkomersonderwijs is de verplichting opgenomen in het eerste lid onder b niet van toepassing.
Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 10. Verantwoording
In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt het schoolbestuur in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie tevens toetsresultaten van deelnemende leerlingen, waaruit de taalontwikkeling van de leerlingen gedurende het schooljaar valt af te leiden.
  • 2.
    dat de verordening onder beslispunt 1 een dag na publicatie van dit besluit in werking treedt;
  • 3.
    dat de voorzieningen die door de voormalige stadsdelen in het kader van hun verordening Lokaal Onderwijsbeleid of verordening Materiële en Financiële Gelijkstelling zijn vastgesteld (Centrum: stadsdeelkantoor 2007, 4 oktober 2007-13; Nieuw-West: Westerpost 16 oktober 2013, 2013/int/1185; Noord: Noord-Amsterdams Nieuwsblad 28-11-2007; Oost: De Echo, 27 december 2012, 363495; West: De Echo, 30 januari 2013, 2012/13644; Zuid: Stadsblad De Echo, editie zuid 1 en zuid 2, 26 december 2012; Zuidoost: De Echo, december 2007) met ingang van 1 augustus 2015 worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven voor de vaststelling van de subsidies die op grond van deze voorzieningen zijn verleend.
Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd
in zijn vergadering op 11 februari 2015.
De voorzitter
mr. E.E. van der Laan
De raadsgriffier
mr. M. Pe
Naar boven