Burgemeester en wethouders van Zaltbommel – Besluit Jeugdwet gemeente Zaltbommel 2015 vastgesteld.
 
Burgemeester en wethouders van de gemeente Z a l t b o m m e l ;
 
gelet op de Jeugdwet, het Besluit jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp gemeente Zaltbommel 2015
 
b e s l u i t e n:
 
vast te stellen het volgende: Besluit Jeugdwet gemeente Zaltbommel 2015
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze nadere regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
  • -
    aanbieder: de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen onder verantwoordelijkheid van het college;
  • -
    dienstverlening: hulp die een persoon, instantie of onderneming biedt aan de jeugdige.
  • -
    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening.
  • -
    ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.
  • -
    overige voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is.
  • -
    persoonsgebonden budget (pgb): budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet.
  • -
    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige een sociale relatie onderhoudt;
  • -
    tarief of kostprijs: het bedrag dat de gemeente aan een aanbieder moet betalen voor de verstrekking van een voorziening in natura.
  • -
    zzp’er :een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden:
    • zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;
    • het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;
    • het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;
    • bekendmaking van het ondernemerschap;
    • het streven naar meerdere opdrachtgevers.
HOOFSTUK 1. NADERE UITWERKING VERORDENING JEUGDWET
Artikel 2. Registratie en gespreksvoorbereiding
  • 1.
    Het college regelt in overleg met Buurtzorg Jong die met de uitvoering van de jeugdhulp zijn belast:
    • a.
      de registratie van hulpvragen of verwijzingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de Verordening;
    • b.
      de gevallen waarin Buurtzorg Jong overgaat tot gegevensverzameling in het kader van de voorbereiding van een gesprek met de jeugdige of zijn ouders en de gevallen waarin buurtzorg Jong hiervan afziet;
    • c.
      de aard van de gegevens die in het kader van de voorbereiding van een gesprek als bedoeld onder b. worden verzameld;
    • d.
      de termijn waarbinnen Buurtzorg Jong een gesprek met de jeugdige of zijn ouders moeten hebben zodra de gegevensverzameling compleet is.
  • 2.
    Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag en een nader gesprek niet noodzakelijk is, kan het college afzien van een gesprek. In dat geval kan een onderzoeksverslag voor akkoord aan de jeugdige of zijn ouders worden voorgelegd.
Artikel 3. Gesprek
  • 1.
    Indien een gesprek zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b. noodzakelijk wordt geacht, onderzoekt Buurtzorg Jong zo spoedig mogelijk in ieder geval het volgende:
    • a.
      de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;
    • b.
      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
    • c.
      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
    • d.
      het gewenste resultaat van de in te zetten jeugdhulp;
    • e.
      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;
    • f.
      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
    • g.
      de wijze waarop de individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
    • h.
      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;
    • i.
      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget waarbij de jeugdige of zijn ouders conform artikel 8.1.6 van de wet, in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.
  • 2.
    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.
  • 3.
    Het college regelt in overleg met Buurtzorg Jong, dat de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan het gesprek worden geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten, de vervolgprocedure en de toestemming die zal worden gevraagd om hun persoonsgegevens te kunnen verwerken.
Artikel 4. Gespreksverslag of ondersteuningsplan
  • 1.
    Van het gesprek zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b. wordt een verslag gemaakt, waarin het oordeel van het college over de wenselijkheid van verstrekking van een individuele of overige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen. Indien de jeugdige of zijn ouders niet instemmen met het oordeel van het college, wordt dit eveneens in het verslag vastgelegd.
  • 2.
    Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van toekenning van een individuele voorziening, zo nodig in combinatie met een overige voorziening, wordt ter zake een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.
  • 3.
    Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders, een schriftelijke weergave van het gesprek en, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.
  • 4.
    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag of ondersteuningsplan toegevoegd.
Artikel 5. De aanvraag voor een individuele voorziening
  • 1.
    Het college regelt in overleg met Buurtzorg Jong die met de uitvoering van de jeugdhulp zijn belast:
    • a.
      de wijze waarop jeugdigen of hun ouders een aanvraag voor een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de verordening, bij het college kunnen indienen;
    • b.
      de inhoud van het aanvraagformulier dat voor een schriftelijke aanvraag moet worden gebruikt.
  • 2.
    Ter completering van een aanvraag voor een individuele voorziening als bedoeld in het eerste lid, wordt een voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan gebruikt.
  • 3.
    Een niet voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan wordt alleen als een gecompleteerde aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd, indien de jeugdige of zijn ouders aan Buurtzorg Jong te kennen hebben gegeven een dergelijke aanvraag te wensen met het oog op het indienen van bezwaar.
HOOFDSTUK 2. PROCEDURE EN HOOGTE VAN HET PGB
Artikel 6. Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
  • 1.
    De hoogte van een pgb:
    • a.
      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;
    • b.
      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen;
    • c.
      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.
  • 2.
    De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie en verzekeringen.
  • 3.
    De hoogte van een pgb wordt bepaald op basis van de dienstverlening die anders als zorg in natura zou zijn geleverd. Hierin onderscheidt het college de volgende onderverdeling:
    • d.
      als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een aanbieder betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 100% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.
    • e.
      als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een zzp’er betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 90% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.
    • f.
      als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk dan bedraagt het tarief:
      • i.
        voor kortdurend verblijf: € 30,- per etmaal;
      • ii.
        voor overige diensten: 50% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt tot een maximum van € 20,- per uur.
Artikel 7. Overige voorwaarden betreffende betaalde inzet sociaal netwerk
De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan, naast de in artikel 2, derde lid sub c genoemde voorwaarde betreffende het tarief, de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:
  • a.
    dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende niet tot overbelasting leidt; en
  • b.
    dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit dit pgb mogen worden betaald.
Artikel 8. Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit
Een persoonsgebonden budget wordt na toetsing verstrekt, indien voldaan is aan alle onderstaande voorwaarden:
  • a.
    motivatie-eis: de jeugdige of zijn ouders stellen zich gemotiveerd op het standpunt dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Hiertoe dient men een pgb-plan in bij de gemeente. Tevens wordt gewaarborgd dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen en dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura;
  • b.
    bekwaamheid: de jeugdige of zijn ouders zijn naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; en
  • c.
    kwaliteit: naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) is.
Artikel 9. Persoonlijk plan bij pgb aanvraag
  • 1.
    De jeugdige of zijn ouders die een aanvraag doen voor een pgb hebben de verplichting een pgb- plan in te dienen bij de aanvraag. Het pgb- plan wordt in het onderzoeksdossier gevoegd en wordt gebruikt bij de beoordeling of de cliënt in aanmerking komt voor een pgb.
  • 2.
    De jeugdige of zijn ouders geven - al dan niet tezamen met zijn sociaal netwerk - in het pgb- plan tenminste de volgende onderdelen aan: Wat de motivatie is om een aanvraag voor een pgb in te dienen;
    • hoe men de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit gaat voeren;
    • welke ondersteuning men zou willen inkopen met het budget;
    • het gewenste resultaat van het verzoek om het pgb;
    • hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;
    • hoe eventuele meerkosten van de ondersteuning worden bekostigd
HOOFDSTUK 3: INDELING IN INDIVIDUELE EN OVERIGE VOORZIENINGEN
Artikel 10. Vormen van jeugdhulp
  • 1.
    De volgende overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Verordening Jeugdhulp Zaltbommel 2015 zijn beschikbaar:
    • lichte ambulante opvoedhulp uitgevoerd door Buurtzorg Jong;
    • casemanagement bij multiproblem door Buurtzorg Jong;
    • jeugdgezondheidszorg maatwerkdeel;
    • jongerencoaching en participatiebevordering, zoals uitgevoerd door het jongerenwerk bij Buurtzorg Jong;
    • schoolmaatschappelijk werk uitgevoerd door Buurtzorg Jong;
    • voorlichting, cursussen en trainingen.
  • 2.
    De volgende individuele voorzieningen als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Verordening Jeugdhulp Zaltbommel 2015 zijn beschikbaar:
    • generalistische basis-ggz voor jeugdigen;
    • extramurale begeleiding;
    • vervoer gerelateerd aan dagbesteding;
    • behandeling Jeugd (L)VG;
    • kortdurend verblijf;
    • intramuraal (L)VG ZZP 1 t/m 3;
    • gespecialiseerde Jeugd GGZ ambulant;
    • ondersteuning bij ernstig enkelvoudige dyslexie (EED);
    • open verblijf 24 uur residentieel JGGZ;
    • gesloten psychiatrisch (BOPZ);
    • crisis 24 uur residentieel JGGZ;
    • drang trajecten SAVE;
    • jeugdbescherming;
    • jeugdreclassering;
    • spoedeisende zorg;
    • spoedhulp;
    • ambulante Jeugd en Opvoedhulp (J&O);
    • verblijf deeltijd residenteel J&O;
    • verblijf pleegzorg;
    • gezinshuizen;
    • gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus);
    • open verblijf 24 uur residentieel terreinvoorzieningen J&O
    • (L)VB jongeren ZZP4 en 5/OBC’s en MFC;
    • crisis 24 uur residentieel (bedden) (L)VG en J&O;
    • academische JGGz;
    • alle zorg die valt onder het Landelijk Transitiearrangement Jeugd 2015.
  • 3.
    De individuele voorzieningen als bedoeld in het vorige lid zijn nader uitgewerkt in de bijlage, behorend bij dit besluit.
Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Jeugdwet gemeente Zaltbommel 2015.
 
 
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel
in de vergadering van 9 december 2014.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ZALTBOMMEL
de secretaris,
de burgemeester, 
drs. L.H. Derksen
A.van den Bosch
BIJLAGE: behorende bij het Besluit Jeugdwet gemeente Zaltbommel 2015
Toelichting op individuele voorzieningen
Nadere definiëring van individuele voorzieningen
 
Doelgroep
Definitie
Via inkoop lokaal
Generalistische basis GGz
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met psychische problemen
Om gebruik te maken van de generalistische basis GGz is een verwijzing nodig van de wettelijke verwijzer.
Een behandeling start als er sprake is van een vermoeden van een DSM-benoemde stoornis (DSM is handboek psychiatrische aandoeningen) in combinatie met een gemiddeld tot lage beperking van het functioneren. Hierbij gaat het om lichte tot matige, niet te complexe problematiek met laag en matig risico, waarbij sprake is van een goed sociaal netwerk en met een grote kans op herstel.
Het kan ook gaan om patiënten met ernstige maar stabiele psychische problematiek die geen gespecialiseerde behandeling nodig hebben, maar wel langdurige monitoring.
Generalistische Basis GGZ (GB-GGZ) zoals door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in de beleidsregel BR/CU-5109 of de opvolger daarvan is omschreven.
 
 
 
Via inkoop regionaal
Extramurale begeleiding
-begeleiding individueel
-dagbesteding
-persoonlijke verzorging
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met een beperking
Activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven. Persoonlijk verzorging alleen zover het ondersteuning bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen betreft.
Vervoer gerelateerd aan dagbesteding
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met een beperking
die als gevolg van hun beperking (met hulp van omgeving) niet in staat zijn om op de locatie van de dagbesteding te geraken krijgen een indicatie voor vervoer.
Het betreft vervoer van huis naar de dagbesteding en van de dagbesteding naar huis.
Behandeling Jeugd (L)VG
-individueel
-groep
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar behorend tot de doelgroep (L)VG
Behandeling is gericht op herstel of het voorkomen van verergering van gevolgen/ complicaties van de aandoening of het ontstaan van een met de aandoening gerelateerde stoornis, al dan niet door het aanleren van vaardigheden/gedrag. De behandeling kan individueel of in een groep plaatsvinden. Kenmerkend voor de behandeling is dat het gaat om gerichte professionele interventies op het niveau van een behandelaar zoals een arts verstandelijk gehandicapten. Behandeling vindt plaats vanuit een instelling, onder coördinatie van een hoofdbehandelaar, met specifieke deskundigheid.
Kortdurend verblijf
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met een beperking die:
chronische complexe problemen hebben door een somatische, zintuiglijke, verstandelijke of lichamelijk beperking, een psychische- of cognitieve aandoening; en
gezien hun zorgbehoefte aangewezen zijn op zorg gepaard gaand met permanent toezicht; en
dagelijks worden ondersteund door een (mantel)zorger die tijdelijk ontlast moet worden.
Bij kortdurend verblijf gaat het om logeren gedurende maximaal drie etmalen per week met als doel het overnemen van de zorg ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de Cliënt biedt. Het verblijf is ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet als wonen in een instelling voor het grootste deel van de week. De duur is afhankelijk van de individuele situatie en bedraagt maximaal drie etmalen per week. Kortdurend verblijf betreft de mogelijkheid voor de Cliënt om ergens te logeren waar permanent (24-uurs) toezicht wordt geboden en waarbij zorg en ondersteuning geboden wordt.
Intramuraal (L)VG ZZP 1 t/m 3
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar behorend tot de doelgroep (L)VG
ZZP 1 t/m 3 zijn de lage ZZP's voor licht verstandelijk beperkte jeugdigen. Intramurale zorg voor deze jongeren (bedden)
Gespecialiseerde Jeugd-GGZ
ambulant
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met psychische of psychiatrische problemen
Het gaat hierbij om diagnostiek en specialistische behandeling van complexe en/of risicovolle psychische (DSM-IV) stoornissen door Gespecialiseerde J-GGZ-Zorgaanbieders. De behandeling vindt plaats in een multidisciplinaire context. Voor behandeling in de gespecialiseerde GGz is een verwijzing van een wettelijke verwijzer nodig.
Gespecialiseerde Jeugd GGZ omvat zorg, die gericht is op herstel of voorkoming van verergering van een psychische stoornis. Onder herstel of voorkoming van verergering is het leren omgaan met de (gevolgen van een) aandoening begrepen, voor zover de interventie is gestructureerd, programmatisch is en zich richt op een specifiek geneeskundig doel. De gevraagde prestaties richten zich uitsluitend op de Diagnose Behandelcombinaties. Voor de beschrijving daarvan wordt aansluiting gezocht bij de betreffende begripsomschrijving in Beleidsregel BR/CU 5103, opgesteld door de NZa.
initiële DBC's
vervolg-DBC's
Ernstig enkelvoudige dyslexie (EED)
Kinderen en jongeren tot 18 jaar met EED. Het kind/ de jongere moet naast de dyslexie geen GGZ-stoornis, beperking of andere taal- of leerstoornissen hebben die belemmerend is voor dyslexieonderzoek en/of -behandeling (co-morbiditeit).
Ondersteuning op het gebied van dyslexie kan plaatsvinden door hulp en aanpassingen in het onderwijs. Samenwerking met scholen op dit onderwerp is dan ook van groot belang. De gevraagde prestaties richten zich uitsluitend op de Diagnose Behandelcombinaties. Voor de beschrijving daarvan wordt aansluiting gezocht bij de betreffende begripsomschrijving in Beleidsregel BR/CU -5094, opgesteld door de NZa.
Open verblijf 24 uur residentieel JGGZ
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met psychische of psychiatrische problemen
Verblijfszorg welke voorziet in een therapeutische context bestaande uit een stabiele ontwikkelings- en opvoedingsomgeving. Naast deze therapeutische context ontvangen jongeren individuele behandeling, en in sommige gevallen is er ook zorg voor de ouders en de verdere familiecontext. Residentiële zorg omvat verzorging en opvoeding (care) en behandeling (cure)
Gesloten psychiatrisch (BOPZ)
Jeugdigen tot 18 jaar met psychiatrische problematiek
Specialisatie van gesloten zorg bij psychiatrische problematiek. Opname is mogelijk via een rechterlijke machtiging die wordt aangevraagd bij de rechter,bij gevaar voor de gezondheid en veiligheid van de jeugdige en/of de omgeving
Crisis 24 uur residentieel (bedden) JGGZ
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met psychische of psychiatrische problemen
Verblijf bij crisis, wordt ingezet als een kind acuut uit huis geplaatst dient te worden
Drang trajecten SAVE
Jeugdigen tot 18 jaar
Jeugdigen bij wie de vrijwillige hulpverlening niet tot de gewenste resultaten leidt of niet gemotiveerd zijn voor hulp, maar die nog niet in aanmerking komen voor jeugdbescherming of jeugdreclassering
Jeugdbescherming
Jeugdigen tot 18 jaar
Jeugdigen die onder toezicht zijn gesteld door de kinderrechter (OTS): gedwongen hulpverlening.
Jeugdreclassering
Jeugdigen tot 18 jaar die in aanraking met justitie zijn gekomen
Jeugdigen die door de kinderrechter een jeugdreclasseringsmaatregel opgelegd hebben gekregen, omdat zij met justitie in aanraking zijn gekomen.
Spoedeisende zorg (SEZ)
Jeugdigen tot 18 jaar in een crisissituatie waarbij acuut moet worden gehandeld
Crisisinterventie is het maken van een inschatting van de ernst van een crisis na melding en het zo nodig direct handelen in een crisissituatie. Deze dienst wordt verleend door de crisisdienst, hier komen de crisismeldingen binnen.
Spoedhulp
Jeugdigen tot 18 jaar
Spoedhulp is het bieden van hulp direct aansluitend op een crisisinterventie, omdat deze hulp niet uitgesteld kan worden. Deze hulp wordt in Gelderland verleend door zorgaanbieders, waarbij de jeugdzorg zo veel mogelijk gebruik maakt van het cliëntnetwerk of de pleegzorg als 24-uurs opvang nodig is. Als dit niet mogelijk is, is residentiële spoedhulp binnen een jeugdzorginstelling mogelijk. BJzG heeft consensusafspraken met de zorgaanbieders over spoedhulp.
 
 
 
Via subsidiering regionaal
Ambulante jeugd- en opvoedhulp (J&O)
Jeugdigen tot 18 jaar en hun ouders
Specialistische ambulante opvoedhulp bij langdurige complexe problematiek;
Jeugdigen met opvoed-/opgroeiproblemen en hun ouders worden in de thuissituatie begeleid en ondersteund met als doel dat zij op eigen kracht verder kunnen en zich gezond kunnen ontwikkelen
Verblijf deeltijd residentieel (J&O)
Jeugdigen tot 18 jaar die niet (meer) thuis kunnen wonen
Jeugdigen met opvoed-/opgroeiproblemen die in deeltijd in een zorginstelling verblijven
Verblijf pleegzorg, inclusief taken als werving en matching
Jeugdigen tot 18 jaar die niet (meer) thuis in het gezin kunnen wonen en (potentiële) pleegouders
Pleegzorg is een vorm van zorg waarin pleegouders het pleegkind verblijf, verzorging en vervanging of aanvulling op de oorspronkelijke opvoedingssituatie bieden, in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, pleegouders en biologische ouders door de hulpverleningsorganisatie
Gezinshuizen; (open verblijf residentieel in de wijken)
Jeugdigen tot 18 jaar die niet (meer) thuis kunnen wonen
Een gezinshuis is een kleinschalige vorm van jeugdhulp waarin gezinshuisouder(s) op professionele wijze vorm geven aan de verzorging, behandeling, opvoeding en begeleiding van een aantal kinderen die geplaatst worden in het gezin van de gezinsouder(s). Voor sommige kinderen met meervoudige en ernstige problematiek is het opgroeien in het eigen gezin of een pleeggezin geen optie meer
Bovenregionale vormen van zorg
JeugdzorgPlus (incl. toegang JeugdzorgPlus)
Jeugdigen tot 18 jaar met ernstige gedragsproblemen
JeugdzorgPlus ofwel gesloten jeugdzorg. Zorg en behandeling voor jongeren met ernstige gedragsproblemen. Jongeren worden gedwongen opgenomen en krijgen in hun eigen belang hulp in een gesloten omgeving. JeugdzorgPlus is niet bedoeld als straf
Open verblijf 24 uur residentieel terreinvoorzieningen J&O
Jeugdigen tot 18 jaar
Jeugdigen met opvoed-/opgroeiproblemen die 24 uur in een zorginstelling verblijven
(L)VB jongeren ZZP 4 en 5/OBC’s en MFC
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met een (licht) verstandelijke beperking (LVG)
(L)VB ZZP 4 betreft het zorgzwaarte pakket 'wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding'
ZZP 5 betreft 'besloten wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding'
Crisis 24 uur residentieel (bedden) (L)VG en J&O
Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar in een crisissituatie waarbij acuut moet worden gehandeld
Verblijf bij crisis, wordt ingezet als een kind acuut uit huis geplaatst dient te worden
 
 
 
Landelijk ingekochte zorg
Zie LTA (muv academische JGGz Karakter, daarvoor zijn we aangemerkt als Thuisregio en daarmee regionale inkoop)
Jeugdigen tot 18 jaar met ernstige, complexe problemen die specialistische hulp nodig hebben
Voor een aantal functies zijn landelijke inkoopafspraken gemaakt namens alle gemeenten. Deze afspraken gelden in beginsel voor drie jaar. Het gaat om de functies:
Huidige landelijke specialismen JeugdzorgPlus
JeugdzorgPlus voor jongeren onder de 12 jaar: gesloten opvang van kinderen onder de 12 jaar met zeer ernstige gedragsproblemen (Horizon Jeugdzorg)
Zeer Intensieve Kortdurende Observatie en Stabilisatie: op ZIKOS worden jongeren opgenomen die zich in een ernstige (psychiatrische) crisis bevinden en wier veiligheid in de andere JeugdzorgPlus aanbieders onvoldoende is te garanderen. De cliënten hebben over het algemeen een combinatie van ernstige psychiatrische problematiek gecombineerd met ernstige gedragsproblematiek. Deze cliënten krijgen een individuele behandeling met een intensieve begeleiding (minimaal 1 op 1, vaak meer) waarbij een psychiater 24/7 oproepbaar is (Horizon Jeugdzorg)
Gesloten opname van tienermoeders tijdens zwangerschap of met pasgeboren kind (Intermetzo)
GGZ met een landelijke functie
Eetstoornissen (Altrecht GGZ – Rintveld – Rivierduinen – Ursula)
Autisme. Tot de doelgroep horen kinderen en jongeren met ernstige en/of complexe ASS problematiek al dan niet met psychiatrische comorbiditeit waarbij sprake is van een vastgelopen ontwikkeling op meerdere levensterreinen, klinische opname (Dr. Leo Kannerhuis)
Persoonljkheidssstoornissen. Tot de doelgroep behoren jongeren met ernstig anto sociaal gedrag, jongeren met forse borderline problemen en jongeren met complexe afhankelijke en ontwijkende problemen (De Viersprong)
GGZ voor doven en slechthorenden (GGMD)
Psychotrauma (Centrum '45)
Eergerelateerd geweld/loverboys en prostitutie (Fier Fryslân)
Expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijksheidsrelaties onder 18 jaar
Eergerelateerd geweld/loverboys en prostitutie (Kompaan en De Bocht)
Jeugd sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt (j-sglvg). Intramurale (besloten) behandeling van jongeren met een licht verstandeljke beperking en complexe, meervoudige prolematiek. Er is sprake van BOPZ toepassing. Het zorgaanbod betreft een woonvoorziening, dagbesteding inclusief onderwijs en vrijetijdsbesteding. Vaak is intensieve begeleiding nodig. (Ambiq, 's Heeren Loo, Groot Emaus, Koraal Groep, De La Salle, Pluryn, De Beele)
Gespecialiseerde diagnostiek, observatie en exploratieve behandeling aan (L)VB jeugd met bijkomende complexe problematiek. Cliënten kennen een complexe problematiek die ligt op het snijvlak van jeugdzorg, orthopedagogische zorg en LVG zorg. De Hondsberg levert als enige aanbieder in Nederland gespecialiseerde diagnostiek, observatie en exploratieve behandeling aan (L)VB jeugd met bijkomende complexe vaak psychiatrische problematiek. Cliënten hebben al een traject van (veelal vastgelopen) hulpverlening achter de rug. (De Hondsberg)
Forensische jeugdzorg: inzet van erkende gedragsinterventies gericht op het verminderen van de recidive bij schorsing voorlopige hechtenis, voorwaardelijke veroordeling of gedragsmaatregel
Functional Family Therapy
Multidimensional Treatment Foster Care
Multidimensionele Familietherapie
Multisysteem Therapie
Ouderschap met Liefde en Grenzen (De Waag)
TOELICHTING
Algemene toelichting
Deze regels vormen een uitwerking van artikel 4 van de Verordening Jeugdhulp Zaltbommel 2015. Deze verordening is gebaseerd op de “Wet houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen”, kortweg de Jeugdwet.
De in deze regels vervatte artikelen hebben betrekking op de indiening van een aanvraag voor een individuele voorziening, de registratie en gespreksvoorbereiding, het te voeren gesprek met een jeugdige of zijn ouders, de verslaglegging, het ondersteuningsplan, de indiening van een aanvraag, alsmede de voorwaarden voor een complete aanvraag. Gedurende de in de regels beschreven periode tussen het gesprek van de jeugdige met medewerker van Buurtzorg Jong over de hulpvraag en de eventuele verstrekking van een beschikking voor een individuele voorziening, zijn er enkele momenten te benoemen waarbij richtinggevende termijnen met het oog op de rechtsbescherming van belang zijn. Daarom zijn een onderzoeks- of gespreksverslag of een ondersteuningsplan in de nadere regels genoemd als documenten die met het oog op completering van de aanvraag voor een individuele voorziening van groot belang zijn en altijd ter ondertekening dienen te worden aangeboden. Indien vervolgens uit het ‘niet-voor-akkoord’ ondertekenen blijkt dat de jeugdige of zijn ouders het niet eens zijn met de inhoud van deze documenten, verstrekt het college desgewenst een formele beschikking waartegen de betrokkene bezwaar kan maken.
Uit oogpunt van rechtsbescherming is het van belang dat er geen onredelijke doorlooptijden ontstaan. Deze hangen echter in de praktijk samen met de mate van complexiteit van de hulpvraag. Wat betreft de beslissingstermijnen wordt aangesloten bij de termijnen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepalingen
De begripsbepalingen behoeven geen nadere toelichting. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die:
  • -
    bewust afwijken van die in de Jeugdwet;
  • -
    nodig zijn om het Besluit goed te begrijpen; of
  • -
    die daarin ontbraken, maar wel nodig zijn voor de uitvoering van dit besluit.
Artikel 2. Registratie en gespreksvoorbereiding
Lid 1 van dit artikel biedt het college de mogelijkheid om de uitvoering van de onder a. tot en met d. vermelde onderwerpen in overleg met Buurtzorg Jong nader uit te werken in, bij voorkeur, werkinstructies. Vanwege de versnelde invoering van Buurtzorg Jong is het wenselijk om hierbij
zoveel mogelijk af te stemmen op de registratievereisten, de afwegingsfactoren om wel of niet een gesprek te voeren en de termijnen die met betrekking tot het wijkteam volwassenen (WMO) zullen worden gehanteerd.
Lid 2 is ter bestrijding van onnodige bureaucratie. Dit bepaalt dat het college in overleg met de jeugdige of ouders van een gesprek kan afzien indien de gespreksvoorbereiding al een afgerond beeld oplevert. Wel dient dan nog formeel te worden vastgesteld dat er tussen de jeugdige of zijn
ouders en Buurzorg Jong overeenstemming is over het wel of niet toeleiden naar een overige voorziening of wel of niet verlenen van een individuele voorziening. In verband hiermee wordt altijd een verslag gemaakt en ter ondertekening voorgelegd. Het verslag kan vervolgens de basis zijn voor
het toeleiden naar een overige voorziening of voor het verlenen of weigeren van een individuele voorziening. In het laatste geval regelt artikel 5, derde lid dat van een complete aanvraag in de zin van de Awb wordt uitgegaan.
Artikel 3.Gesprek
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag duidelijk zijn. Het ligt daarom voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en ouders hierover wordt gesproken. Hierbij kan ook sprake zijn van meerdere, elkaar opvolgende gesprekken. In het kader van deze Nadere regels worden deze gesprekken beschouwd als onderdelen van een samenhangend geheel, leidend tot één gespreksverslag en/of ondersteuningsplan. Hetgeen vervolgens aan de jeugdige of zijn ouders voor ondertekening wordt aangeboden.
In de aanhef van lid 1 is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk na de voorbereiding van het gesprek dient plaats te vinden. Het hangt af van de situatie hoe snel het gesprek kan of moet plaatsvinden. In de onderdelen a tot en met f zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven die in ieder geval aan de orde moeten worden gesteld. In werkinstructies kunnen eventueel aanvullende onderwerpen worden voorgeschreven, mits het items zijn die bijdragen aan maatwerk voor de cliënt. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zal een aantal gespreksonderwerpen niet altijd meer uitgediept hoeven te worden en kan bijvoorbeeld alleen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komt een jeugdige of een ouder voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel b. wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het uitgangspunt van de wet dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan juist ook nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders te versterken. Bij onderdeel g is het bepaalde in de MvT bij artikel 2.9 van de wet van belang: De gemeente dient op grond van onderdeel b in haar verordening de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening plaatsvindt, af te stemmen met andere voorzieningen op het gebied van zorg (curatieve en langdurige zorg), onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen. Te denken valt hierbij aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de AWBZ of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs. Ook hiermee wordt de burger rechtszekerheid geboden. De onderdelen h. en i. betreffen respectievelijk het rekening houden met de godsdienst of levensovertuiging van de jeugdige of zijn ouders en de keuzevrijheid die hen wordt geboden ten aanzien van de vorm waarin de hulp zal worden verstrekt. Het college biedt nadrukkelijk de mogelijkheid om in plaats van zorg in natura, een verstrekking in de vorm van een pgb te kiezen. Verder dient het tweede lid van dit artikel ertoe om ouders te informeren over een eventuele ouderbijdrage. In artikel 8.2.3 van de wet is namelijk bepaald dat de ouderbijdrage door ‘het bestuursorgaan dat met de inning is belast’ wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente wordt geïnd. Dit is het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Hier kan de gemeente niet van afwijken. Ten slotte wordt in het derde lid de mogelijkheid aan het college geboden om in overleg met Buurtzorg Jong, bij voorkeur via werkinstructies, te regelen hoe de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan het gesprek worden geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten, de vervolgprocedure en de toestemming voor verwerking van hun persoonsgegevens.
Artikel 4. Gespreksverslag of ondersteuningsplan
Lid 1 van dit artikel regelt dat bij een door het college in het gesprek geconstateerde wenselijkheid van toekenning van een overige voorziening, dit duidelijk in het verslag wordt vermeld. Hierbij moet eveneens duidelijk worden aangegeven dat toeleiding naar alleen een overige voorziening tot gevolg heeft dat de procedure met Buurzorg Jong stopt. Indien de medewerker van Buurtzorg Jong en de jeugdige of zijn ouders een individuele voorziening wenselijk achten, al dan niet in combinatie met een overige voorziening, is lid 2 van toepassing. Er wordt dan een ondersteuningsplan opgesteld dat bij de feitelijke hulpverlening kan worden gebruikt. Dit ondersteuningsplan is een hulpverleningsplan als bedoeld in de wet. In de denkbare situaties dat er al een familiegroepsplan is opgesteld of de cliënt op voorstel van de hulpverlener om een dergelijk plan verzoekt, dient dit als onderdeel van het ondersteuningsplan te worden meegenomen. Indien de hulpvraag geen aanleiding geeft voor een ondersteuningsplan, kan de jeugd- en gezinscoach dit achterwege laten. Het ondersteuningsplan kan enkelvoudige hulp betreffen, maar ook zorgarrangementen. Zowel het gespreksverslag als het ondersteuningsplan dienen conform lid 3 zo spoedig mogelijk na het gesprek te worden verstrekt. De jeugdige of zijn ouders moeten immers zo snel duidelijkheid krijgen over de rest van het traject. Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden wordt geregeld in lid 4 van dit artikel.
Artikel 5. De aanvraag voor een individuele voorziening
Toekenning van een individuele voorziening door het college kan alleen op basis van een aanvraag. In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze regels wijken daarvan niet af. Lid 1 wordt in de praktijk zo toegepast dat het college in overleg met Buurtzorg Jong in werkinstructies vastlegt hoe de aanvraag voor een individuele voorziening concreet moet worden afgehandeld. Het betreft zaken zoals de wijze waarop zal worden omgegaan met schriftelijke aanvragen en verzoeken van jeugdigen of hun ouders om een beschikking in het geval van een verwijzing door de huisarts, jeugdarts, of medisch specialist, of in het geval er reeds acute crisishulp is verleend. De mogelijkheid om een dergelijk verzoek in te dienen wordt geregeld in artikel 3 tweede en vierde lid van de Verordening. Ook kan het college in goed overleg met Buurtzorg Jong bepalen hoe het aanvraagformulier voor een schriftelijke aanvraag eruit moet komen te zien en of bijvoorbeeld een via internet verkrijgbaar formulier dient te worden gebruikt. Hierbij is onder andere een goede afstemming op de WMO-praktijk geboden. Lid 2 regelt dat ter completering van een aanvraag die op grond van lid 1 via een schriftelijke aanvraag is ingediend, een ondertekend onderzoeksverslag, of gesprekverslag, of ondersteuningsplan wordt gebruikt. Het bepaalde in lid 3 borgt de rechtsgang van de jeugdige of zijn ouders indien deze er bijvoorbeeld niet mee instemmen dat zij worden toegeleid naar een overige voorziening, omdat zij recht menen te hebben op een individuele voorziening. Of in het geval dat zij het niet eens zijn met een aanbod voor een specifiek type individuele voorziening. In die gevallen kunnen zij ervoor kiezen het onderzoeksverslag, gespreksverslag of het ondersteuningsplan voor niet-akkoord (en alleen voor gezien) te ondertekenen, waardoor de gemeente deze zal verwerken als een aanvraag, waarop een voor bezwaar vatbare beschikking zal volgen. Alleen indien de cliënt expliciet heeft aangegeven de aanvraag stop te willen zetten, is deze aanmerking als aanvraag niet van toepassing en volgt geen beschikking.
Artikel 6. Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
Lid 1 en 2 behoeven geen nadere toelichting.
Lid 3
In de memorie van toelichting op de Wmo 2015 (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het pgb niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven voor het pgb Wmo bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.). Eenzelfde systematiek is voor de hoogte van het pgb voor de jeugdhulp toegepast.
Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening (artikel 8.1.1 lid 5 Jeugdwet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
Lid 3, sub c
De regering heeft aangegeven dat onder het sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.
Lid 4
De budgethouder hoeft over de besteding van het vrij besteedbaar bedrag geen verantwoording af te leggen aan de gemeente. Hij kan dit bedrag inzetten voor o.a. administratiekosten of telefoonkosten.
Artikel 7.Overige voorwaarden betreffende betaalde inzet sociaal netwerk
Waar bij de Wmo 2015 bij de inzet van iemand vanuit het sociale netwerk door middel van het pgb alleen voorwaarden mogen worden gesteld die betrekking hebben op het tarief, mogen gemeenten op basis van de Jeugdwet bepalen onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het [zijn] sociale netwerk (zie artikel 8.1.1, lid 4 Jeugdwet).
Artikel 8. Toetsing motivatie-eis, bekwaamheid en kwaliteit
Deze eisen zijn genoemd in de Jeugdwet (zie artikel 8.1.1). We hebben de motivatie-eis en de kwaliteits-eis iets verder geconcretiseerd ten opzichte van de wetstekst.
Sub a Motivatie-eis:
Bij de motivatie van het standpunt van de aanvrager dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen kan het gaan om de aard van de hulpvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
Wanneer een aanvrager van oordeel is dat hij de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd, is deze voorwaarde geen grond voor de gemeente om een pgb te weigeren, mits ook wordt voldaan aan de tweede en derde voorwaarde: bekwaamheid en kwaliteit. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de aanvrager.
Sub b Bekwaamheid
Bij het toetsen van de bekwaamheid van de aanvrager om zijn eigen belangen te kunnen behartigen, verwacht de gemeente dat deze op eigen kracht of met hulp van andere in de wet genoemde partijen een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de ondersteuningsvraag. Daarbij kan gevraagd worden:
  • -
    duidelijk te maken welke problemen de jeugdige heeft;
  • -
    hoe deze problemen zijn ontstaan; en
  • -
    bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn.
Bij het toetsen van de bekwaamheid om de pgb-taken op een verantwoorde wijze uit te voeren, kan gevraagd worden hoe men denkt over:
  • -
    het kiezen van een zorgverlener die in de ondersteuningsvraag voldoet;
  • -
    het aangaan van een contract;
  • -
    het in de praktijk aansturen van de hulpverlener; en
  • -
    het bijhouden van een juiste administratie.
Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de aanvrager om een budget te beheren, maar wel om de bekwaamheid van het voeren van een gedegen administratie.
Het is wettelijk bepaald dat een pgb-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning inkoopt een werkgever is, met de werkgeversplichten die hierbij horen. De aanvrager dient hierbij te denken aan onder meer het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.
Sub c Kwaliteit
Om in aanmerking te komen voor een pgb dient de kwaliteit van de individuele voorziening naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.
Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met het pgb gelden waar mogelijk dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura.
In het geval van een pgb heeft de pgb-houder zelf de regie over de ondersteuning die hij contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen.
De gemeente kan periodiek in gesprek gaan met de pgb-houder over de behaalde resultaten met het pgb of (steekproefsgewijs) toezicht houden op de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.
Artikel 9. Persoonlijk plan bij pgbaanvraag
In dit artikel geven we aan dat bij de aanvraag voor een pgb het een verplichting is een pgb-plan op te stellen en geven we aan uit welke onderdelen zo’n plan minimaal moet bestaan.
Artikel 10. Vormen van jeugdhulp
Anders dan in de Wmo 2015, waarin is gekozen voor een maatwerkvoorziening, wordt in de Jeugdwet onderscheid gemaakt tussen een individuele jeugdhulpvoorziening en een overige jeugdhulpvoorziening. Een individuele voorziening is een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden vorm van jeugdhulp, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Daarvoor is het nodig een beschikking af te geven. Overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk voor degenen die zich voor ondersteuning of hulp wenden tot de betreffende voorziening. Gemeenten kunnen zelf bepalen welke vormen van jeugdhulp zij ‘achter een beschikking’ zetten, en welke vrij toegankelijk zijn (overige voorziening, geen beschikking vereist).
Overigens blijft het mogelijk dat huisarts, medisch specialist en jeugdarts direct, dus zonder gemeentelijke beschikking, doorverwijzen naar de voorzieningen die in dit besluit door de gemeente zijn benoemd als individuele voorzieningen (waarvoor een beschikking nodig is). De eis om een beschikking op te stellen geldt namelijk alleen als een jeugdige via de gemeentelijke toegang zich meldt met een hulpvraag. Het feit dat de gemeente geen directe invloed kan uitoefenen op de verwijzing door de huisarts, wil overigens niet zeggen dat de gemeente geen afspraken kan maken met de huisarts over zijn of haar doorverwijzingen naar jeugdhulp en de rol van Buurtzorg Jong hierin. Een gemeente kan dergelijke afspraken alleen niet afdwingen, maar is afhankelijk van de bereidheid bij huisartsen om tot dergelijke afspraken te komen.
Naar boven