Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2015, 130988 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2015, 130988 | Verordeningen |
Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad
De Raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 november 2015 (raadsvoorstel SO nr 15/001102; raadsstuk 15bb9558);
gelet op artikel 156 van de Gemeentewet, de artikelen 5, 8 en 9 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de artikelen 4, eerste lid, 7, 21 en 35 van de Huisvestingswet 2014;
HOOFDSTUK 2 Toegang tot de woningmarkt
Dit hoofdstuk is van toepassing op te huur aangeboden zelfstandige of onzelfstandige woonruimten gelegen in de gebieden die door de minister op grond van artikel 5 van de Rotterdamwet zijn aangewezen.
Artikel 2.4 Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Artikel 2.7 Passendheidvan de woonruimte
Artikel 2.8 Intrekken huisvestingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:
HOOFDSTUK 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad
Paragraaf 3.1 Onttrekkingsvergunning
Artikel 3.1.1 Toepassingsgebied
Deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimten gelegen in de gemeente Rotterdam.
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder een onttrekkingsvergunning een woonruimte aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is.
Artikel 3.1.4 Criteria voor verleningonttrekkingsvergunning
Burgemeester en wethouders verlenen een onttrekkingsvergunning, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en indien het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend.
Artikel 3.1.5 Tijdelijke onttrekkingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning voor een beperkte periode van ten hoogste vijf jaar verlenen, indien de aanvrager aantoont dat een situatie bestaat die een tijdelijke onttrekking rechtvaardigt en waarbij vast staat dat die situatie niet langer dan vijf jaar zal duren.
Paragraaf 3.2 Vergunning voor kamerbewoning
Artikel 3.2.1 Toepassingsgebied
Deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimten gelegen in de gemeente Rotterdam.
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder een vergunning voor kamerbewoning een zelfstandige woonruimte om te zetten in onzelfstandige woonruimte, indien de zelfstandige woonruimte wordt bewoond door:
Artikel 3.2.4 Criteria voor verleningvergunning voor kamerbewoning
Burgemeester en wethouders verlenen een vergunning voor kamerbewoning indien:
Artikel 3.2.5 Nulquotumgebieden
Burgemeester en wethouders kunnen gebieden aanwijzen als nulquotumgebied. In deze gebieden is het ongewenst dat er een uitbreiding van kamerbewoning plaats vindt waarvoor een vergunning voor kamerbewoning vereist is. Voor woonruimten die zijn gelegen in de nulquotumgebieden verlenen burgemeester en wethouders geen vergunningen voor kamerbewoning.
Artikel 3.2.6 Kamerbewoningdoor studenten in nulquotumgebieden
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.4 onder a en artikel 3.2.5 kunnen burgemeester en wethouders in nulquotumgebieden een vergunning voor kamerbewoning door studenten verlenen, indien het gaat om een bijzondere situatie, waarin kamerbewoning door studenten naar het oordeel van burgemeester en wethouders een positieve invloed op de leefbaarheid ter plaatse zal hebben.
Indien hieraan toepassing wordt gegeven gelden de toetsingscriteria van artikel 3.2.4 onder b en c.
Artikel 3.2.7 Verlening onder voorwaarden
De vergunning voor kamerbewoning wordt verleend onder de voorwaarde dat het gebruik van de woning niet leidt tot aantasting van het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt. Hiernaast kunnen in specifieke gevallen tevens andere voorwaarden verbonden worden aan het verstrekken van de vergunning.
Artikel 3.2.8 Tijdelijke vergunning voor kamerbewoning
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning voor kamerbewoning voor een beperkte periode van ten hoogste vijf jaar verlenen, indien de aanvrager aantoont dat een situatie bestaat die een tijdelijke omzetting rechtvaardigt en waarbij vast staat dat die situatie niet langer dan vijf jaar zal duren.
Artikel 3.2.9 Intrekken vergunning voor kamerbewoning
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning voor kamerbewoning intrekken, indien:
Paragraaf 3.3 Vergunning voor woningvorming
Artikel 3.3.1 Toepassingsgebied
Deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimten gelegen in de gemeente Rotterdam.
Artikel 3.3.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder een vergunning voor woningvorming een woonruimte te verbouwen tot twee of meer woonruimten, indien de woonruimte behoort tot een door burgemeester en wethouders daarvoor aangewezen categorie woonruimten en is gelegen in een door burgemeester en wethouders daarvoor aangewezen gebied.
Artikel 3.3.3 Aanvraag vergunning voor woningvorming
1. De aanvraag van een vergunning voor woningvorming wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende gegevens en bescheiden:
Artikel 3.3.4 Weigeringsgrondvergunning voor woningvorming
Burgemeester en wethouders weigeren een vergunning voor woningvorming, tenzij het belang van het verbouwen van de woonruimte tot twee of meer woonruimten groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.
Paragraaf 3.4 Splitsingsvergunning
Deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimten gelegen in de gemeente Rotterdam.
Artikel 3.4.3 Aanvraag splitsingsvergunning
De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende gegevens en bescheiden:
het ontwerp van de akte van splitsing waarvoor het Modelreglement bij Splitsing in Appartementsrechten van 2006 van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie als uitgangspunt heeft gediend of waarin dit Modelreglement van toepassing is verklaard. Indien het reglement van splitsing deel uitmaakt van de akte van splitsing wordt in de ontwerpakte, bijvoorbeeld door weergave in een vet of afwijkend lettertype, kenbaar gemaakt, wat de ten opzichte van bedoeld Modelreglement toegepaste veranderingen of weglatingen zijn en
Artikel 3.4.5 Weigeren wegens toestand van het gebouw
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:
Artikel 3.4.6 Intrekken splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen de in de splitsingsvergunning gestelde termijn waarbinnen van de vergunning gebruikgemaakt kan worden, nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 5:109 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen
Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen voor de uitvoering van deze verordening.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders op grond van artikel 33, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaren.
HOOFDSTUK 5 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 5.1 Intrekking verordening
De Tijdelijke huisvestingsverordening aangewezen gebieden Rotterdam (Gemeenteblad 2015, nummer 152) wordt ingetrokken.
Aanvragen van een huisvestingsvergunning, onttrekkingsvergunning, vergunning voor kamerbewoning of splitsingsvergunning die zijn ingediend vóór het in werking treden van deze verordening en waarop ten tijde van het in werking treden van deze verordening nog niet is beslist, worden behandeld op grond van de in deze verordening vervatte criteria, tenzij het voordien geldende recht voor de aanvrager gunstiger is.
Dit gemeenteblad 2015, nummer 210, is uitgegeven op 31 december 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
bij de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad
De bewijslast om ‘ten genoegen van burgemeester en wethouders’ aan te tonen dat sprake is van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding ligt nadrukkelijk bij de eigenaar/verhuurder en/of de huurders/bewoners. De gemeente beoordeelt of de aangevoerde bewijzen voldoende zijn om af te zien van het eisen van een huisvestingsvergunning bij het gaan wonen op een reeds door anderen bewoond adres en/of een vergunning voor kamerbewoning. Dit kan zich o.a. voordoen bij het beoordelen van verzoeken tot inschrijving in de BRP (basisregistratie personen) en bij controles van feitelijke bewoningssituaties door de gemeente.
De gemeente hanteert de volgende lijst van indicaties (waaraan volledig voldaan moet worden) voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding:
Het is voor de toepassing van het begrip kamerbewoning in deze verordening niet van belang of de kamerbewoners al dan niet daadwerkelijk huur betalen. Ook het ‘om niet’ bewonen van onzelfstandige woonruimte valt onder de regels voor kamerbewoning.
Wanneer bij controle van de bewoningssituatie door de gemeente geconstateerd wordt, dat een zelfstandige woonruimte feitelijk bewoond wordt door meer dan één uit meer personen bestaande huishoudens, is er eveneens sprake van kamerbewoning. Ook dan is immers sprake van omzetting van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte. Of vervolgens ook een vergunning voor kamerbewoning vereist is, is afhankelijk van het aantal bewoners en hun onderlinge relatie. Zie hiertoe het bepaalde in artikel 3.2.2. en de definitie van het begrip huishouden.
Op 1 januari 2016 hebben de volgende gebieden de status van ‘Rotterdamwetgebied’, dat wil zeggen dat zij in het verleden door de minister op grond van artikel 5 van de Rotterdamwet zijn aangewezen en dat deze aanwijzing nog steeds geldig is:
de volgende straten, voor zover gelegen in het gebied Delfshaven (gebied 3): Grote Visserijstraat, Mathenesserdijk (alleen de adressen binnen postcodegebied 3026), Mathenesserweg, Schiedamseweg, Willem Buytewechstraat, Vierambachtsstraat, `s-Gravendijkwal, 1e Middellandstraat, 2e Middellandstraat en Middellandplein.
Indien deze opsomming in de toekomst wijzigt, zal dit in een bijlage bij de verordening worden opgenomen, in het gemeenteblad worden gepubliceerd en in de media bekend worden gemaakt.
Als een huurder zonder huisvestingsvergunning in een woning is gaan wonen, zijn zowel de huurder als de verhuurder in overtreding. Door middel van bestuursdwang (aanzegging dwangsom, oplegging dwangsom en in laatste instantie ontruiming) wordt hieraan een einde gemaakt. De verhuurder krijgt bovendien een bestuurlijke boete. Het is de verhuurder niet alleen verboden om de woning in gebruik te geven aan een huurder die niet over een huisvestingsvergunning beschikt, de verhuurder is ook verplicht de huurder van tevoren te informeren over de gevolgen, als hij de woning toch zonder vergunning betrekt.
Voor de toepassing van dit lid wordt er in de praktijk van uitgegaan dat de huurprijs van de te huur aangeboden woonruimte onder de huurprijsgrens ligt en dat derhalve het vergunningvereiste van toepassing is. Alleen indien daartoe aanleiding bestaat, berekent de gemeente de maximaal redelijke huurprijs volgens het Woningwaarderingsstelsel voor deze woonruimte. Indien de maximaal redelijke huurprijs boven de huurprijsgrens ligt, wordt de aanvrager ervan op de hoogte gesteld, dat een huisvestingsvergunning niet is vereist.
Artikel 2.3, eerste lid, onder f
Als verklaring omtrent de bron en de hoogte van het inkomen wordt in de praktijk alleen geaccepteerd:
- bij inkomen uit dienstbetrekking: de loonspecificatie van de werkgever(s) van de laatste drie maanden voorafgaande aan de aanvraag en de bankafschriften van deze maanden, waaruit blijkt dat dit loon op de bankrekening van de aanvrager is bijgeschreven
- bij inkomen uit zelfstandig beroep of bedrijf: de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en de meest recente winst- en verliesrekening, voorzien van een stempel en handtekening van de boekhouder / accountant
-bij inkomen uit studiefinanciering: in verband met de wijzigingen in het stelsel van studiefinanciering kan niet meer alleen afgegaan worden op een recent betaaloverzicht van de Dienst Uitvoering Onderwijs. In aanvulling daarop wordt thans ook een studieverklaring van een instelling voor middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs in Nederland geaccepteerd. Een buitenlandse student dient eveneens een studieverklaring van een instelling als bedoeld in de vorige zin te overleggen.
De definitie van inkomen uit arbeid en de bepaling dat de eis van het hebben van inkomen uit arbeid van toepassing is op mensen die minder dan zes jaar voorafgaand aan de aanvraag van de huisvestingsvergunning ingezetene van de regio Rotterdam is geweest, staan in de Rotterdamwet zelf. Hierop is geen categorale uitzondering voor doelgroepen mogelijk. Alleen een individuele uitzondering op grond van de hardheidsclausule is mogelijk. Zie het derde lid van dit artikel.
Burgemeester en wethouders zullen een lijst van complexen of woonadressen samenstellen waar de in het eerste lid genoemde voorrangsbepaling op grond van de in het tweede lid genoemde sociaal-economische kenmerken zal worden uitgevoerd. Vooralsnog wordt aangenomen dat op deze lijst alleen complexen of woonadressen van woningcorporaties worden opgenomen. De voorrangsbepaling wordt vervolgens in mandaat door de woningcorporaties zelf uitgevoerd.
Iedereen die in een woning wil gaan wonen waarop bovengenoemde lijst van toepassing is, moet eerst voldoen aan artikel 2.5 (inkomen uit arbeid of langer dan zes in de regio wonen). Bij diegenen die hieraan voldoen, wordt vervolgens door de woningcorporatie op basis van artikel 2.6 beoordeeld wie er nog extra in aanmerking komen voor voorrang.
Bij de onttrekking van woonruimte voor kantoor, praktijkruimte of andere bedrijfsdoeleinden wordt getoetst aan de bepalingen in het bestemmingplan. Als deze zich niet verzetten tegen de woningonttrekking, wordt de vergunning verleend. Daarbij wordt geen compensatie in geld of woonruimte geëist.
Bij een geconstateerde hennepplantage wordt direct handhavend opgetreden en op grond van het ontbreken van de onttrekkingsvergunning een bestuurlijke boete opgelegd.
Een vergunning voor kamerbewoning is vereist bij kamerbewoning door vier of meer personen per woning of bij bewoning van een woning door meer dan één uit meer personen bestaande huishoudens, waarbij het kleinste huishouden uit drie of meer personen bestaat. Het grootste huishouden telt in dat geval voor één persoon. Het is voor de toepassing van het vergunningvereiste in deze nadere regels niet van belang of er al dan niet een hoofdbewoner (met zijn huishouden) met onderhuurder(s) is.
Een huishouden kan een gezin met ouders en kinderen zijn, of een andere woonvorm waarin een duurzaam gemeenschappelijke huishouding gevoerd wordt.
Onderstaande illustraties dienen ter verduidelijking:
Het vergunningvereiste heeft niet alleen betrekking op het moment van de omzetting zelf, maar ook op het naderhand in stand laten van die situatie. Dat betekent dat ook op de rechtsopvolger van degene die een woning eerder, zonder de vereiste vergunning, heeft omgezet, de verplichting rust een vergunning voor kamerbewoning aan te vragen. Als hij dit niet doet, is hij in overtreding en kan hem een sanctie worden opgelegd.
Voor de toepassing van het vergunningvereiste is het niet van belang wie de zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte heeft omgezet. Of het de eigenaar, de hoofdhuurder of de feitelijke kamerbewoners zijn: in alle gevallen is een vergunning voor kamerbewoning nodig.
In het Bouwbesluit is bepaald, dat bij bewoning van een woning door een huishouden elke bewoner gemiddeld minimaal 12 m² gebruiksoppervlak tot zijn beschikking moet hebben. Vanuit een oogpunt van hygiëne is dit de absolute ondergrens voor een woonfunctie. De gemeente Rotterdam heeft ervoor gekozen deze ondergrens bij de toepassing van de vergunning voor kamerbewoning hoger te leggen. Achtergrond hiervan is dat er bij kamerbewoning meer behoefte aan wederzijdse privacy en een intensiever gebruik van gezamenlijke voorzieningen is dan bij zelfstandige bewoning. De mate waarin kamerbewoning overlast kan veroorzaken voor de omgeving heeft ook een relatie met de ruimte die de individuele bewoners in de woning tot hun beschikking hebben. Er is voor gekozen de ondergrens bij kamerbewoning te leggen op minimaal 18 m² gebruiksoppervlak gemiddeld per bewoner.
Ten overvloede wordt hier opgemerkt dat als er sprake is van bewoning zoals bedoeld in artikel 3.2.2. onder b of c, alle leden van alle huishoudens worden meegeteld om te bepalen of voldaan wordt aan de oppervlakte-eis van gemiddeld 18 m2 per persoon.
Door het stellen van de eis van minimaal 18 m2 gebruiksoppervlak per kamerbewoner wordt bijvoorbeeld gewaarborgd, dat kamerbewoning door vier personen per woning altijd plaatsvindt in woningen met ten minste 72 m2 gebruiksoppervlak, waardoor overbewoning wordt voorkomen.
Tegelijk met de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad treedt ook de door burgemeester en wethouders vastgestelde lijst van nulquotumgebieden in werking, zoals deze in bijlage 2 bij de verordening is weergegeven.
In nulquotumgebieden worden geen nieuwe vergunningen voor kamerbewoning verstrekt, ook niet na beëindiging van bestaande vormen van kamerbewoning met vergunning in dat gebied. In deze gebieden wordt dus een geleidelijke afbouw van kamerbewoning waarvoor een vergunning vereist is, nagestreefd. Kamerbewoning waarvoor geen vergunning vereist is, zoals door 3 personen per woning, is er wel toegestaan.
De nulquotumgebieden zijn om twee redenen aangewezen:
Sommige van de gebieden zijn aangewezen omdat het kwetsbare gebieden zijn, waar de leefbaarheid onder druk staat. Het gaat om gebieden waar zich complexe maatschappelijke problemen voordoen, veroorzaakt door fysieke, sociale en economische factoren. Dit kan zich onder andere uiten in hoge werkloosheid, slechte kwaliteit van de woningvoorraad, gezondheidsachterstanden, criminaliteit, gevoelens van onveiligheid en onrechtmatige en illegale bewoning. Vanwege deze kwetsbaarheid is het niet wenselijk dat in deze gebieden een uitbreiding van kamerbewoning waarvoor een vergunning vereist is, plaats vindt.
Huisvesting van studenten kan in bepaalde omstandigheden een impuls geven aan de leefbaarheid in een gebied. In dit artikel is het daarom mogelijk gemaakt om in bijzondere situaties ook in nulquotumgebieden studentenhuisvesting toe te staan. Het moet hierbij nadrukkelijk wel gaan om studenten, zoals gedefinieerd in artikel 1.1. onder t.
De vergunning voor kamerbewoning wordt altijd verleend onder de voorwaarde dat er door de kamerbewoning geen aantasting plaatsvindt van het woonmilieu en de leefbaarheid van de buurt waarin de woning is gelegen. De vergunning kan worden ingetrokken, indien de kamerbewoning leidt tot overlast in de directe omgeving van de woning. Van de verhuurder van de woning wordt overigens verwacht dat hij de verhuur zodanig inricht dat hij de huurovereenkomst kan en zal ontbinden bij constatering van overlast door de huurder. Op die manier zal alleen sprake zijn van intrekking van de vergunning in gevallen waarbij de verhuurder zijn verantwoordelijkheid niet neemt. De mogelijkheid van intrekking van de vergunning werkt ten opzichte van de verhuurder als een stok achter de deur.
Het gebruik van de woonruimte voor kamerbewoning wordt geacht te zijn beëindigd, nadat de eigenaar/verhuurder dit aan de gemeente heeft medegedeeld, of nadat de gemeente geconstateerd heeft dat de woonruimte weer als zelfstandige woonruimte in gebruik is, voor een ander doel wordt gebruikt, of langer dan drie maanden leeg staat.
Tegelijk met de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad treedt ook de door burgemeester en wethouders vastgestelde aanwijzing van woonruimten waarop het vereiste van de vergunning voor woningvorming van toepassing is, in werking. Deze aanwijzing omvat alle woonruimten in de nulquotumgebieden voor kamerbewoning. Aanwijzing van andere gebieden en categorieën van woonruimte in de toekomst is mogelijk.
Afhankelijk van de aard van de fysieke ingreep, is in sommige gevallen, zowel binnen als buiten de nulquotumgebieden, voor de verbouwing van een woonruimte tot twee of meer woonruimten ook een omgevingsvergunning nodig.
Omdat in de nulquotumgebieden een overschot aan kleine woningen en een tekort aan grote woningen bestaat, wordt de vergunning voor woningvorming in deze gebieden in principe altijd geweigerd.
bij de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad
De gebieden in onderstaande lijst zijn door burgemeester en wethouders op 24 november en 1 december 2015 aangewezen als nulquotumgebied voor kamerbewoning, zoals bedoeld in artikel 3.2.5 van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad. Deze aanwijzing is tegelijk met genoemde verordening in werking getreden.
bij de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad
Tabel 1: Bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 2.2.
Tabel 2: Bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 3.1.2.
Tabel 3: Bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 3.2.2.
Onvergund omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte |
||||
Onvergund omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte vanuit een bedrijfsmatige exploitatie |
Tabel 4: Bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 3.3.2.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-130988.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.