Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2015, 130982 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2015, 130982 | Beleidsregels |
Beleidsregels opschorting, intrekking en terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Rotterdam 2016
I Beleidsregels opschorting, intrekking en terug- en invordering Participatiewet, IOAW, IOAZ Rotterdam 2016
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
Artikel 4 Afzien van terugvordering
Er kan binnen de grenzen van artikel 58 Participatiewet, artikel 25 IOAW en artikel 25 IOAZ, geheel of gedeeltelijk van terugvordering worden afgezien indien wordt vastgesteld dat:
Artikel 5 Afzien van terugvordering – op verzoek van belanghebbende
Op verzoek van de belanghebbende kan binnen de grenzen van artikel 58 Participatiewet, artikel 25 IOAW en artikel 25 IOAZ, geheel of gedeeltelijk van terugvordering worden afgezien als:
de belanghebbende voor vorderingen, die niet het gevolg zijn van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, een verzoek om kwijtschelding doet nadat belanghebbende gedurende 5 jaar weliswaar niet volledig aan de aflossingsverplichtingen heeft voldaan, maar een bedrag, overeenkomend met minimaal 80% van de restantvordering, in één keer heeft afgelost;
Artikel 6 Afzien van terugvordering niet mogelijk
Afzien van terugvordering is niet mogelijk:
Het verzoek om een betalingsregeling wordt afgewezen voor zover de belanghebbende beschikt over vermogen dat, gelet op de omstandigheden van belanghebbende, redelijkerwijs te gelde gemaakt kan worden. Bij de bepaling van het vermogen kan artikel 34, tweede lid, Participatiewet buiten toepassing worden gelaten.
Indien belanghebbende aangeeft en aannemelijk maakt dat terugbetaling binnen 2 jaar niet mogelijk is, dan wordt bij de betalingsregeling het aflossingsbedrag vastgesteld op 10% van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm vermeerderd met 35% van het inkomen boven die bijstandsnorm, maar nooit hoger dan het verschil tussen de bijstandsnorm en de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Een minnelijke regeling in het kader van, of analoog aan, Titel III van de Faillissementswet is getroffen, dan wel een (voorlopige) schuldsaneringsregeling door de rechtbank van toepassing is verklaard zoals bedoeld in Titel III van de Faillissementswet. Bij deze minnelijke regeling wordt een fraudevordering op de belanghebbende niet meegenomen.
De vrijlatingen van een gedeelte van de inkomsten uit arbeid, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r Participatiewet, artikel 8, tweede en vijfde lid IOAW en artikel 8, derde en negende lid IOAZ, worden niet toegepast op inkomsten die de werkzoekende niet of niet tijdig heeft opgegeven.
Namens het college van burgemeester en wethouders,
drs. ing. V.J.M. Roozen
Concerndirecteur Werk en Inkomen.
Toelichting op de Beleidsregels opschorting, intrekking en terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Rotterdam 2016
Artikel 2. Opschorting, herziening of intrekking.
In het tweede lid wordt beschreven dat bij dringende redenen geheel of gedeeltelijk kan worden afgezien van opschorting, herziening of intrekking. Bij dringende redenen gaat het om bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Er moet iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand zijn om te rechtvaardigen dat van de regel wordt afgeweken. Gedacht moet worden aan incidentele gevallen waarbij vastgestelde behoeftige omstandigheden van minderjarige gezinsleden van de belanghebbende op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn.
Het tweede, derde en vierde lid van dit artikel komen voort uit de zogenaamde 6-maanden-jurisprudentie. De essentie daarvan is dat een gemeente adequaat moet reageren op signalen dat er teveel of onterecht uitkering onverschuldigd betaald is. Na een dergelijk signaal heeft de gemeente nog 6 maanden de tijd om het teveel betaalde terug te vorderen. Deze beperking geldt niet indien er sprake is geweest van een schending van de inlichtingenplicht.
Artikel 4. Afzien van terugvordering.
In dit artikel zijn enkele situaties beschreven die aanleiding kunnen zijn om van verdere invordering af te zien zonder dat de belanghebbende daar een verzoek voor hoeft te doen. In de beschreven situaties spelen doelmatigheidsoverwegingen een rol om van verdere invordering af te kunnen zien.
Onderdeel a. beschrijft de situatie van de vordering die het gevolg is van schending van de inlichtingenplicht, waarbij gedurende minimaal 10 jaar geen aflossing heeft plaatsgevonden, zonder dat er enig zicht bestaat op verdere aflossing van het teruggevorderde bedrag.
Onderdeel b. gaat in op relatief lage vorderingen, die ook wel kruimelbedragen genoemd worden. Het gaat daarbij om een terug te vorderen bedrag dat lager moet zijn dan netto € 200,-. Vorderingen die na aflossen op een restantvordering uitkomen dat lager is dan € 200,- vallen ook binnen de reikwijdte van dit onderdeel.
Onderdeel c. beschrijft dezelfde situatie als in onderdeel a, maar heeft betrekking op vorderingen die niet het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht. Indien er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht, dan kan afgezien worden van terugvordering indien gedurende 5 jaar niet is afgelost en er geen zicht bestaat op verdere aflossing van het teruggevorderde bedrag.
Artikel 5. Afzien van terugvordering – op verzoek van belanghebbende.
In onderdeel a. wordt gesproken over het gedurende minimaal 10 jaar volledig voldoen aan de aflossingsverplichting bij vorderingen die het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht. Indien gedurende één of meerdere maanden de afloscapaciteit € 0 bedraagt, dan worden deze maanden zonder afloscapaciteit voor de vaststelling of aan de aflossingsverplichtingen is voldaan, meegeteld als termijnen die zijn voldaan.
In onderdeel b. wordt met betrekking tot vorderingen die het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht, beschreven dat de belanghebbende die enige tijd aan de aflossingsverplichtingen heeft voldaan en een deel heeft afgelost, in één keer een deel van de restantvordering aflost. Van verdere terugvordering kan dan worden afgezien indien de belanghebbende in één keer minimaal 80% van de restantvordering voldoet. Niet van belang zijn de duur van de periode dat aan de aflossingsverplichtingen is voldaan en de grootte van het deel dat was afgelost.
De in de onderdelen c. en d. beschreven situaties zijn gelijk aan die in de onderdelen a. respectievelijk b, met dien verstande dat ze betrekking hebben op vorderingen die niet het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht.
Onderdeel e. heeft betrekking op de situatie dat de belanghebbende een beroep doet op dringende redenen. In de toelichting op artikel 2 wordt beschreven wanneer er van dringende redenen sprake kan zijn.
Artikel 6. Afzien van terugvordering niet mogelijk.
In dit artikel worden de situaties genoemd waarin het niet mogelijk is van terugvordering af te zien.
In onderdeel a. wordt aangegeven dat vorderingen welke door pand of hypotheek zijn gedekt, een bijzondere positie innemen. De gemeente zal als pand- of hypotheekhouder niet tot kwijtschelding kunnen overgaan, voor zover van de gemeente zou worden gevraagd een deel van de bijstand niet terug te vorderen. Het betreft hier immers situaties waarin zonder pand of hypotheek geen bijstand zou zijn verleend (bijvoorbeeld krediethypotheek of bijstandsverlening aan een zelfstandige). Als de schuld niet geheel kan worden voldaan uit de opbrengst van het goed waarop pand of hypotheek is gevestigd, kan voor het restant van verdere terugvordering worden afgezien.
In dit artikel wordt invulling gegeven aan de in het vijfde lid van artikel 58 van de Participatiewet toegekende bevoegdheid om bij terugvordering van de bijstand, ook de daarover verschuldigde loonbelasting en premies ingevolge de socialezekerheidswetten terug te vorderen.
Het vierde lid geeft aan dat wegens dringende redenen van brutering kan worden afgezien. In de toelichting op artikel 2 wordt beschreven wanneer er van dringende redenen sprake kan zijn.
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze belanghebbenden geacht worden de vorderingen op hen terug te betalen.
In het eerste lid staat het uitgangspunt dat de vordering voor zover mogelijk gebeurt via verrekening.
Het tweede lid beschrijft het uitgangspunt dat de vordering voor zover mogelijk in één keer wordt terugbetaald.
In het derde lid wordt gesteld dat artikel 4:87 van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen bij de vaststelling van de betalingstermijn. Het eerste lid van artikel 4:87 van de Algemene wet bestuursrecht stelt dat betaling moet plaatsvinden binnen 6 weken na de beschikking maar ook dat bij beschikking een langere termijn kan worden vastgesteld.
Het vijfde lid beschrijft dat, indien de belanghebbende vermogen heeft dat te gelde gemaakt kan worden, dat een reden is om geen betalingsregeling te treffen. Verder wordt in dit lid beschreven dat voor de uitvoering van dit lid de vermogensbestanddelen die zijn opgesomd in het tweede lid van artikel 34 Participatiewet, ook in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van het vermogen, steeds voor zover is vastgesteld dat de vermogensbestanddelen redelijkerwijs te gelde te maken zijn.
In het achtste lid wordt het inkomensbegrip beschreven dat in het zevende lid wordt gehanteerd bij de vaststelling van het aflossingsbedrag indien een betalingsregeling wordt getroffen.
Dit gemeenteblad 2015, nummer 215, is uitgegeven op 22 december 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-130982.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.