Verordening leges omgevingsvergunning 2016

De raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2015, registratienummer BS15/00980; raadsstuk 15bb8807;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

 

Verordening leges omgevingsvergunning 2016

 

Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam 'leges omgevingsvergunning' worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 2 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst als bedoeld in artikel 1 dan wel degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend.

Artikel 3 Heffingsmaatstaven en tarieven

  • 1.

    De leges omgevingsvergunning worden geheven naar de heffingsmaatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de leges omgevingsvergunning wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

  • 3.

    Indien een aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op meerdere vergunningplichtige activiteiten, worden de voor die activiteiten geldende tarieven opgeteld en via één aanslag in rekening gebracht.

  • 4.

    Indien sprake is van een gefaseerde aanvraag om omgevingsvergunning, worden per fase de leges in rekening gebracht die gelden voor de binnen de betreffende fase-aanvraag ondergebrachte activiteiten.

  • 5.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.

Artikel 4 Wijze van heffing

De leges omgevingsvergunning worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 5 Termijn van betaling

De aanslagen moeten worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 6 Teruggaaf

Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling.

Artikel 7 Nadere regels door het college

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges omgevingsvergunning.

Artikel 8 Intrekking oude verordening

De Verordening leges omgevingsvergunning 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 9 Overgangsbepalingen

De Verordening leges omgevingsvergunning 2015 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2016 hebben voorgedaan.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016, met dien verstande dat artikel 5.1. van de Tarieventabel niet eerder in werking treedt dan het moment van inwerkingtreding van artikel 6j van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zoals dit is opgenomen in artikel A van de Voorpublicatie van het besluit tot wijziging en aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van bijlage II bij de Crisis- en herstelwet (elfde tranche, Staatscourant 2015, nr. 17190).

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leges omgevingsvergunning 2016.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 november 2015.

De griffier,

J.M. van Midden

De plaatsvervangend voorzitter,

R. Buijt

Tarieventabel behorend bij Verordening leges omgevingsvergunning 2016

HOOFDSTUK 1 OMGEVINGSVERGUNNINGEN VOOR ACTIVITEIT BOUWEN

(een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

1.1

Maatstaf van heffing:

Maatstaf van heffing zijn de totale bouwkosten van de zaak waarop de aanvraag om een vergunning betrekking heeft.

 

1.1.1

De totale bouwkosten worden berekend volgens de NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indelingen).

 

1.2

De omzetbelasting en de kosten van het verwerven van de grond maken geen deel uit van de totale bouwkosten.

 

1.3

Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) dan wel het in behandeling nemen van een aanvraag om een projectuitvoeringsbesluit (een besluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet) die mede deze activiteit bouwen omvat, wordt als volgt bepaald:

 

1.3.1

Schijf 1 - bij bouwkosten tot € 35.900,00 bedraagt het tarief 2,32% van de totale bouwsom met een minimum van € 316,00;

 

1.3.2

Schijf 2 -bij bouwkosten van € 35.900,01 tot € 530.000,00 wordt het tarief van schijf 1 over het bij die schijf genoemde bedrag geheven vermeerderd met 2,52% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in schijf 2;

 

1.3.3

Schijf 3 - bij bouwkosten van € 530.000,01 tot € 1.100.000,00 wordt het tarief van de schijven 1 en 2 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 3,80% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf;

 

1.3.4

schijf 4 - bij bouwkosten van € 1.100.00,01 tot € 10.700.000,00 wordt het tarief van de schijven 1, 2 en 3 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 3,10% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf;

 

1.3.5

schijf 5 - bij bouwkosten van € 10.700.000,01 tot € 26.700.000,00 wordt het tarief van de schijven 1, 2, 3 en 4 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 2,50% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf;

 

1.3.6

schijf 6 - bij bouwkosten vanaf € 26.700.000,01 wordt het tarief van de schijven 1, 2, 3, 4 en 5 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 1,00% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf met een maximum van € 1.055.410,00.

 

1.4

Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een project dat voldoet aan het bepaalde in artikel 6i van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, wordt het overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 tot en met 1.3 berekende bedrag aan leges verlaagd met een bedrag ter hoogte van 30% van de verschuldigde bouwleges.

 

1.5

Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een project dat voldoet aan het bepaalde in artikel 6j van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, wordt voor aanvragen die zijn ingediend na inwerkingtreding van dit besluit het overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 tot en met 1.3 berekende bedrag aan leges verlaagd met een bedrag ter hoogte van 30% van de verschuldigde bouwleges.

 

1.6

Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een project waarvoor de aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van de applicatie Blitts, wordt het overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 tot en met 1.3 berekende bedrag aan leges verlaagd met een bedrag ter hoogte van 50% van de verschuldigde bouwleges.

 

1.7

Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) betrekking heeft op het bouwen in afwijking van een eerder ingediend bouwplan waarvoor reeds een vergunning is verleend, worden de voor de oorspronkelijke vergunning geheven leges verrekend met het bedrag aan leges dat verschuldigd is voor de ingediende aanvraag tot wijziging met dien verstande dat altijd ten minste het bedrag dat verschuldigd is voor Categorie 0 in rekening wordt gebracht. Het vorenstaande vindt geen toepassing indien de afwijking van de verleende vergunning zodanig is dat, naar de omstandigheden beoordeeld, sprake is van een nieuw bouwplan.

 

HOOFDSTUK 2 TERUGGAAFREGELING OMGEVINGSVERGUNNING VOOR ACTIVITEIT BOUWEN

 

2.1.1

Indien na het indienen van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht doch vóór het verlenen van de vergunning, deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt teruggaaf van 30% van de geheven leges verleend.

 

2.1.2

Indien de gevraagde vergunning op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet wordt verleend, wordt teruggaaf van 30% van de geheven leges verleend.

 

2.1.3

Indien van een verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen gebruik wordt gemaakt en de vergunning binnen 2 jaar na de verlening schriftelijk wordt ingetrokken, wordt teruggaaf van 30% van de geheven leges verleend.

 

2.1.4

Indien het college van burgemeester en wethouders niet binnen de in artikel 3.9, eerste lid dan wel artikel 3.9, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel - indien van toepassing - binnen de in artikel 3.6, lid 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vastgelegde fatale termijn heeft beslist op een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, vervalt de verplichting tot het betalen van leges en worden reeds betaalde leges teruggestort.

 

HOOFDSTUK 3 AFWIJKING VAN EEN BESTEMMINGSPLAN ZONDER DAT EEN OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT BOUWEN IS VEREIST

(een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zonder dat met dezelfde aanvraag tevens een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangevraagd)

 

3.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het geldende bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, projectbesluit, beheersverordening, dan wel exploitatieplan bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarbij geen sprake is van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bedragen het tarief als genoemd onder 1.3 bij Categorie I.

 

HOOFDSTUK 4 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT AANLEGGEN

(een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

4.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen (een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) bedragen: het tarief als genoemd onder 1.3 bij Categorie I.

 

HOOFDSTUK 5 OMGEVINGSVERGUNNINGEN VOOR ACTIVITEIT SLOPEN

(een activiteit als bedoeld in artikel 2.1. lid 1, sub f, g en h en artikel 2.2, lid 1, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

5.1

Maatstaf van heffing:

Maatstaf van heffing voor een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2. lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de totale sloopkosten van de activiteit waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Bouwverordening Rotterdam 2010 (een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), betrekking heeft. Eventuele opbrengsten van het te slopen bouwwerk worden niet in mindering gebracht op de totale sloopkosten.

 

5.1.1

De totale sloopkosten worden berekend volgens de NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indelingen).

 

5.2

De omzetbelasting maakt geen deel uit van de totale sloopkosten.

 

5.3

Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag als bedoeld in artikel 5.1. bedraagt het tarief genoemd onder 1.3, met dien verstande dat voor 'stichtingskosten' 'sloopkosten' moet worden gelezen.

 

5.4

Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, sub f, g en h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bedraagt het tarief als genoemd onder 1.3 bij Categorie I.

 

HOOFDSTUK 6 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT EEN UITWEG TE MAKEN, TE HEBBEN OF TE VERANDEREN, OF HET GEBRUIK DAARVAN TE VERANDEREN

(een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

6.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit een uitweg te maken, te hebben of te veranderen, of het gebruik daarvan te veranderen (een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht):

€ 1.081,00

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT HET VELLEN VAN EEN HOUTOPSTAND

(een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

7.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit het vellen van een houtopstand (een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht):

€ 737,00

HOOFDSTUK 8 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR ACTIVITEIT BRANDVEILIG GEBRUIK

(een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

 

8.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingsverordening:

€ 247,00

 

Met dien verstande dat dit bedrag wordt verhoogd voor een inrichting met een oppervlakte:

 

 

bedragen in €

 

 

500 m² of kleiner met

376,00

 

501 t/m 2.000 m² met

1.323,00

 

2.001 t/m 5.000 m² met

3.269,00

 

5.001 t/m 50.000 m² met

4.575,00

 

50.001 m² en hoger met

7.182,00

8.2

Indien een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingverordening wordt aangevraagd voor een inrichting waarvoor reeds eerder een dergelijke vergunning is afgegeven en deze ingebruikneming door het college van burgemeester en wethouders uit eigener beweging is ingetrokken, worden leges berekend volgens het dubbele van de tarieven genoemd onder 8.1 van deze tarieventabel.

 

8.3

Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning afwijkend van c.q. aanvullend op een eerder afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingsverordening, worden voor wat betreft het gewijzigde c.q. aanvullende gedeelte de leges berekend volgens de tarieven genoemd onder 8.1 van deze tarieventabel.

 

8.4

Indien een aanpassing van de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanwege aanpassingen van brandveiligheidinstallaties welke in de meeste ruimten aanwezig zijn, wordt het basistarief in rekening gebracht als genoemd in 8.1.

 

8.5

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingsverordening met de geldigheidsduur van maximaal één maand:

€ 197,00

8.6

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een toestemming dan wel ontheffing, als omschreven in een vergunning, gebruikstoestemming c.q. veiligheids-verklaring ingediend na de in de vergunning, toestemming c.q. verklaring genoemde termijn:

€ 201,00

Toelichting op de Verordening leges omgevingsvergunning 2016

Algemeen

De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. Vanaf 1 januari 1995 komt het begrip ‘leges’ niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervan is dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip ‘rechten’ in artikel 229 van de Gemeentewet omvat mede de leges.

 

In de verordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen en vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.

 

De Verordening leges omgevingsvergunning bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.

 

Artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten onder andere rechten kunnen heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

 

Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nummer 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).

 

Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie is de vraag of er sprake is van een dienst doorslaggevend of degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij de dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd.

 

Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing meer mogelijk is.

 

Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager dan wel degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die de legesheffing rechtvaardigt.

 

Ten slotte wordt opgemerkt dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de verordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening. Er is dus sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting.

Artikelsgewijs

 

Artikel 6

Dit artikel bevat een teruggaveregeling die nader is uitgewerkt in de tarieventabel. Tot 1 januari 2016 kende deze bepaling de eis dat teruggaaf alleen werd verleend indien een belastingplichtige die recht had op een teruggave daar zelf een verzoek toe indiende. In het kader van het verbeteren van de dienstverlening, is deze eis van het indienen van een verzoek tot teruggave per 1 januari 2016 komen te vervallen. Ook voor eerder opgelegde en betaalde legesaanslagen die zijn opgelegd op basis van deze verordening zal vanaf die datum overeenkomstig worden gehandeld en is een verzoek van de belastingplichtige niet meer nodig. Wanneer sprake is van een teruggave van verschuldigde leges en hoe hoog een eventuele teruggaaf is, wordt bepaald door de regeling in de tarieventabel.

 

Artikel 10

Deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel treden in principe in werking per 1 januari 2016. Op 24 juni 2015 heeft een voorpublicatie van het besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van bijlage II bij de Crisis- en herstelwet (elfde tranche, Staatscourant 2015, nr. 17190) plaatsgevonden. Deze voorpublicatie kent onder artikel A een nieuw artikel 6j van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet dat is gericht op het zogenoemde project Architect aan Zet. Op het moment van het opstellen van deze verordening was nog niet duidelijk wanneer dit besluit in werking zou treden, maar was wel duidelijk dat het wenselijk was vanwege de lichtere toets die vanuit de gemeente plaatsvindt op bouwplannen die binnen dit project vallen een lager legestarief te gaan hanteren. In artikel 1.5 van de Tarieventabel is daartoe een regeling opgenomen die ertoe leidt dat op aanvragen die vallen onder de reikwijdte van dat artikel 6j een kortingspercentage van 30% van toepassing zal zijn. Deze bijzondere regeling kan pas van toepassing zijn nadat dit artikel 6j in werking is getreden en is alleen van toepassing op aanvragen die worden ingediend na dat moment van inwerkingtreding.

 

Artikel 1.1 Tarieventabel

Bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt de hoogte van de verschuldigde leges bepaald aan de hand van de in artikel 1.1.1 vastgelegde objectieve prijsbepalingsmethodiek. Daarbij gaat het altijd om de prijs die van toepassing is op de bedrijfsmatige realisatie van het aangevraagde bouwplan. Dit betekent dat het niet relevant is of de werkzaamheden door een aannemer of in eigen beheer worden uitgevoerd, dat niet relevant is of sprake is van een tijdelijke of een permanente bouwactiviteit, dat niet relevant is of gebruik wordt gemaakt van nieuwe of van tweedehands materialen en dat alle als bouwactiviteit te duiden objecten onder deze regeling vallen. Ook voor het plaatsen van woonwagens en voor het gedurende enkele maanden plaatsen van een aantal portocabins als tijdelijke bedrijfshuisvesting wordt de hoogte van de verschuldigde leges daarmee bepaald aan de hand van de vraag wat het realiseren van deze bouwwerken kost bij het gebruiken van nieuwe materialen en realisatie door een professioneel aannemer. Voor een nadere duiding van de gekozen kostenbepalingsmethodiek wordt verwezen naar de betreffende NEN.

 

Dit gemeenteblad 2015, nummer 199, is uitgegeven op 21 december 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven