Vaststellen van de Verordening op de Participatieraad en wijzigen Verordening op de Wet sociale werkvoorziening en intrekken van de Verordening op de cliëntenparticipatie Dienst Werk en Inkomen (2015, nr. 296/1370)

 

Nummer 296/1370

Publicatiedatum 18 december 2015

Agendapunt 24

Datum besluit B&W 3 november 2015

Onderwerp

Vaststellen van de Verordening op de Participatieraad en wijzigen Verordening op de Wet sociale werkvoorziening en intrekken van de Verordening op de cliëntenparticipatie Dienst Werk en Inkomen

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 3 november 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1370),

Besluit:

I.Vast te stellen de Verordening op de Participatieraad Amsterdam, welke luidt als volgt:

Verordening op de Participatieraad Amsterdam

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: onderdeel van de gemeentelijke organisatie die belast is met de uitvoering van de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening binnen het Cluster Sociaal. Onder afdeling wordt tevens verstaan stichting Pantar Amsterdam, die mede de Wet sociale werkvoorziening uitvoert;

  • b.

    cliënt: de persoon zoals bedoeld in artikel 7 Participatiewet of de ingezetenen die geïndiceerd zijn, als bedoeld in artikel 1, eerste lid Wet sociale werkvoorziening of hun vertegenwoordigers zoals bedoeld in artikel 2, derde lid Wet sociale werkvoorziening;

  • c.

    cliëntenorganisaties: organisaties van cliënten en organisaties die gezien hun statutaire doelstellingen de belangen van cliënten behartigen, werknemersorganisaties daaronder begrepen;

  • d.

    college: college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • e.

    directeur: de directeur van de afdeling, belast met de uitvoering van de Participatiewet en/of de Wet sociale werkvoorziening;

  • f.

    Participatieraad Amsterdam: het uit cliënten en vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties bestaand gremium, zoals bedoeld in artikel 47 van de Participatiewet en artikel 2, derde lid van de Wet sociale werkvoorziening met de taken en bevoegdheden zoals in deze verordening omschreven;

  • g.

    wet: Participatiewet en Wet sociale werkvoorziening;

Artikel 2 Doelstelling

  • 1.

    Met de instelling van de Participatieraad wordt beoogd de kwaliteit van de dienstverlening van de afdelingen te bewaken en het draagvlak bij de uitvoering van de wet te vergroten.

  • 2.

    De doelstellingen, bedoeld in het voorgaande lid, worden mede bereikt door middel van het in staat stellen van de Participatieraad om vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen en inspraak te hebben bij de besluitvorming over beleidsvoorstellen en verordeningen en door regelmatig periodiek overleg met de Participatieraad, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid van deze verordening, door de Participatieraad tijdig en volledig te informeren, te faciliteren en te ondersteunen.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1.

    De Participatieraad is bevoegd het college en de directeur gevraagd en

    ongevraagd te adviseren over onderwerpen die de voorbereiding, de uitvoering,

    de controle en de evaluatie van het gemeentelijk beleid ten aanzien van cliënten

    betreffen, over de wijze waarop gemeentelijk uitvoering wordt gegeven aan de

    wet en in elk geval over al hetgeen waarnaar verwezen wordt in deze

    verordening. Het advies van de Participatieraad wordt door het

    college uitdrukkelijk bij de besluitvorming meegewogen.

  • 2.

    De Participatieraad is tevens bevoegd te adviseren bij het ontwikkelen en

    aanpassen van de informatievoorziening door de afdelingen aan cliënten.

  • 3.

    De Participatieraad is niet bevoegd te adviseren over individuele zaken van cliënten.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    De Participatieraad telt ten hoogste 15 leden. De Participatieraad kan maximaal twee zetels bestemmen voor cliënten zoals bedoeld in artikel 2, derde lid Wet sociale werkvoorziening. Minimaal een derde van de 15 zetels is bestemd voor cliënten op persoonlijke titel. De overige zetels zijn bestemd voor kandidaten van cliëntenorganisaties met een maximum van één zetel per organisatie.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de Participatieraad is onverenigbaar met het lidmaatschap van de gemeenteraad, van het college, van een raadscommissie of enig ander onderdeel van de bestuurlijke organisatie van de gemeente. Tevens uitgesloten zijn personen die in dienst van de gemeente of in opdracht van de gemeente betrokken zijn bij de uitvoering van de Participatiewet en/of de Wet sociale werkvoorziening, uitgezonderd personen met een dienstverband op grond van de Wet sociale werkvoorziening.

  • 3.

    De werving en selectie van de leden van de Participatieraad geschiedt aan de hand van een door het college vastgesteld functieprofiel.

  • 4.

    Het college benoemt de leden op voordracht van de Participatieraad. Bij gebreke aan een voordracht door de Participatieraad is, na herhaald schriftelijk verzoek, het college bevoegd zelf leden te benoemen.

Artikel 5 Zittingstermijn

  • 1.

    De zittingstermijn van leden van de Participatieraad bedraagt drie jaar. De leden kunnen maximaal voor een termijn worden herbenoemd.

  • 2.

    Bij tussentijds aftreden van een lid van de Participatieraad, draagt de Participatieraad de nieuwe kandidaat voor aan het college. Wordt, na herhaald schriftelijk verzoek, niet binnen vier maanden een nieuwe kandidaat voorgedragen, dan is het college bevoegd zonder voordracht in de vacature te voorzien.

  • 3.

    Bij disfunctioneren van een van de leden kan de Participatieraad het vertrouwen in dit lid opzeggen. Er vindt vervolgens overleg plaats tussen de onafhankelijk voorzitter, het betreffende lid, het dagelijks bestuur van de Participatieraad en indien van toepassing de betreffende organisatie. Indien na het overleg het vertrouwen niet is hersteld, verzoekt de Participatieraad schriftelijk en met redenen omkleed, het college om het betreffende lid uit zijn functie te ontheffen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Werkwijze

  • 1.

    Aan de Participatieraad gevraagde adviezen worden binnen vier weken uitgebracht. De Participatieraad kan het uitbrengen van een advies eenmaal voor maximaal vier weken schriftelijk verdagen. Te laat ingediende adviezen worden niet bij de besluitvorming betrokken.

  • 2.

    De Participatieraad voert zijn taken uit door middel van vier vormen van overleg:

    • a.

      een half jaarlijks overleg met de wethouder die de portefeuilles Werk, Inkomen en Participatie beheert, zijnde het bestuurlijk overleg;

    • b.

      een tweemaandelijks overleg met de directeur, zijnde het directieoverleg;

    • c.

      een overleg met ambtenaren van de afdelingen, ter voorbereiding en vaststelling van agendapunten voor het bestuurlijk overleg en het directieoverleg, zijnde het ambtelijk overleg, en:

    • d.

      de reguliere interne vergadering, zijnde de Participatieraadsvergadering.

  • 3.

    De Participatieraad stelt ten behoeve van zijn werkzaamheden een huishoudelijk reglement vast. Daarin wordt in ieder geval het dagelijks bestuur en de wijze van besluitvorming geregeld.

Artikel 7 Onafhankelijk voorzitter

  • 1.

    Het bestuurlijk overleg en het directieoverleg kunnen worden voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter, die geen lid is van de Participatieraad, indien de Participatieraad dat adviseert. De onafhankelijke voorzitter heeft een adviserende stem.

  • 2.

    Bij afwezigheid van de onafhankelijk voorzitter draagt de Participatieraad zorg voor aanwijzing van een vervanger uit zijn midden.

  • 3.

    Voor de overige vergaderingen van de Participatieraad voorziet de Participatieraad zelf in het voorzitterschap.

Artikel 8 Ambtelijk secretaris

  • 1.

    De Participatieraad wordt ambtelijk ondersteund door een medewerker vanuit de gemeentelijke organisatie in de functie van ambtelijk secretaris.

  • 2.

    De ambtelijk secretaris adviseert en begeleidt de leden van de Participatieraad bij de uitvoering van hun taken en coördineert de inhoudelijke afstemming tussen de Participatieraad en de afdelingen.

  • 3.

    De ambtelijk secretaris ondersteunt de Participatieraad bij het beheer van het budget, als bedoeld onder artikel 11 en bij het opstellen van de subsidieaanvraag.

Artikel 9 Het directieoverleg

  • 1.

    Het directieoverleg vindt eenmaal in de twee maanden plaats of zoveel vaker als een derde van de leden van de Participatieraad dat nodig acht.

  • 2.

    De Participatieraad en de directeur hebben de mogelijkheid om derden uit te nodigen om deel te nemen aan de vergadering in verband met één van de agendapunten.

  • 3.

    Het directieoverleg is openbaar. De stukken voor het directieoverleg zijn bij aanvang van de vergadering voor het publiek beschikbaar.

  • 4.

    De Participatieraad en de directeur kunnen in bijzondere gevallen besluiten tot het houden van een besloten directieoverleg.

Artikel 10 De informatievoorziening

De directeur draagt zorg voor een adequate en tijdige informatievoorziening aan de Participatieraad over zaken die, gelet op artikel 3, eerste lid, tot de bevoegdheden van de Participatieraad behoren.

Artikel 11 Budget en facilitering

1.Aan de leden van de Participatieraad wordt ten behoeve van hun activiteiten een forfaitaire onkostenvergoeding toegekend van ten hoogste het bedrag conform artikel 31, tweede lid, onder k, van de Participatiewet en artikel 7, onder h, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.

Aan de onafhankelijk voorzitter wordt per vergadering een forfaitaire onkostenvergoeding verstrekt van maximaal klasse 4 van tabel IV, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    Het college kent de Participatieraad jaarlijks op basis van een begroting een budget in de vorm van een periodieke subsidie toe ten behoeve van de werkzaamheden en de deskundigheidsbevordering van de leden van de Participatieraad. De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing.

  • 3.

    Het college stelt vergaderaccommodatie en -faciliteiten beschikbaar voor het overleg met het college, alsmede kantoorruimte en ICT-faciliteiten voor de overige werkzaamheden van de Participatieraad.

Artikel 12 Zorgplicht

Het college draagt er zorg voor dat cliënten die lid zijn of zijn geweest van de Participatieraad, uit hoofde van hun lidmaatschap op geen enkele wijze worden benadeeld in hun positie ten opzichte van de afdeling.

Artikel 13 Evaluatie

Het college evalueert eens per drie jaar het functioneren van de Participatieraad en vaker indien de Participatieraad of het college tussentijdse evaluatie nodig acht. De evaluatie wordt ter kennisname geagendeerd voor de betreffende commissie van de gemeenteraad.

Artikel 14 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, voorziet het college, na daartoe advies te hebben ingewonnen van de Participatieraad.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Participatieraad Amsterdam.

II.Kennis te nemen van de volgende toelichting, behorend bij de Verordening op de Participatieraad Amsterdam:

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 - Begripsbepalingen

De toelichting bij artikel 47 van de Participatiewet spreekt van “cliëntenraad” maar er is gekozen voor de benaming Participatieraad. Die benaming brengt de doelstellingen van de participatiesamenleving en in het bijzonder de Participatiewet tot uiting. Ook heeft de bestaande Amsterdamse Cliëntenraad een voorkeur voor die naam uitgesproken.

Het artikel geeft de omschrijving van een aantal begrippen in de verordening.

Onder de begripsbepaling in lid 1 onder a. “afdeling” wordt verstaan de afdeling (rve) Werk, de afdeling Inkomen, de afdeling Participatie of de afdeling Subsidies & inkoop Sociaal van het cluster Sociaal. Daarnaast valt voor deze verordening Stichting Pantar Amsterdam ook onder het begrip ‘afdeling’.

De begripsbepaling in lid 1 onder f. beschrijft de samenstelling van de Participatieraad, die bestaat uit cliënten en vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties. Onder cliëntenorganisaties kunnen ook vakbonden worden verstaan alsmede andere organisaties, die op grond van hun doelstellingen geacht mogen worden de belangen van cliënten te vertegenwoordigen.

Artikel 2 - Doelstelling

Dit artikel beschrijft de doelstelling van de Participatieraad. De omschrijving is ontleend aan de bestaande Amsterdamse verordeningen op het gebied van cliëntenparticipatie.

De Participatieraad is een orgaan dat de kwaliteit van de dienstverlening van het Cluster Sociaal bewaakt en het draagvlak bij de uitvoering van de wet beoogt te vergroten.

Artikel 3 - Bevoegdheid

In dit artikel wordt de bevoegdheid van de Participatieraad geregeld. De Participatieraad is een onafhankelijk, zelfstandig en extern adviesorgaan, dat gevraagd en ongevraagd kan adviseren aangaande alle bestaande of nog te ontwikkelen beleidsmatige onderwerpen. Het artikel schrijft verder voor dat het College de adviezen van de Participatieraad ook daadwerkelijk zal meewegen in het besluitvormingsproces.

De Participatieraad is niet bevoegd om te adviseren in individuele gevallen. Voor de belangen van individuele cliënten bestaan immers eigen waarborgen, zoals het klachtrecht en de rechtsgang rond bezwaar en beroep. De Participatieraad moet zich daar niet in mengen.

Artikel 4- Samenstelling

Dit artikel regelt de samenstelling van de Participatieraad, te weten het aantal leden (zetels) en de wijze waarop die zetels zijn verdeeld. Bij de samenstelling wordt gestreefd naar een afspiegeling van het cliëntenbestand. Voor personen die onder de Wet sociale werkvoorziening vallen, kan de Participatieraad maximaal 2 zetels bestemmen. In het derde lid wordt voorgeschreven dat benoeming als lid geschiedt aan de hand van een profiel, dat door het college is vastgesteld (of namens het college indien het profiel op grond van een mandaat is vastgesteld). De bestaande adviesraden worden gevraagd om te adviseren over de opstelling van dat profiel.

Artikel 5 - Zittingstermijn

Dit artikel regelt de zittingsduur van de leden van de Participatieraad. De leden kunnen eenmaal herbenoemd worden. De herbenoeming geldt voor één termijn waardoor na die termijn andere personen ook de in de gelegenheid worden gesteld in de Participatieraad zitting te nemen.

Artikel 6 - Werkwijze

De verordening laat de interne structuur en werkwijze van de Participatieraad zo veel mogelijk vrij maar een aantal zaken worden wel voorgeschreven.

Om praktische redenen dwingt het eerste lid de Participatieraad om gevraagde adviezen binnen een redelijke termijn uit te brengen. Besluitvorming binnen de gemeente mag niet worden opgehouden omdat de Participatieraad nog geen advies heeft uitgebracht.

In het tweede lid worden vier vormen van overleg geregeld. Dit lid is gebaseerd op de bestaande praktijk en is effectief gebleken.

In het derde lid wordt voorgeschreven dat de Participatieraad een huishoudelijk reglement opstelt, waarin in ieder geval het dagelijks bestuur en de wijze van besluitvorming wordt geregeld. Dit lid is gebaseerd op de bestaande praktijk.

Artikel 7 – Onafhankelijk voorzitter

Als de Participatieraad dat nodig acht dan kunnen twee overlegvormen, t.w. met het bestuur en met de directie, worden voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter. De onafhankelijk voorzitter kan bemiddelen als partijen in het overleg niet of onvoldoende tot elkaar komen of bij een (dreigend) conflict.

Tot nu toe werden deze overlegvormen standaard voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter. Het is nu aan de Participatieraad overgelaten of en wanneer dat gewenst is.

Lid 3 bepaalt dat de vergaderingen van de Participatieraad zelf worden voorgezeten door een voorzitter, die door de leden van de Participatieraad en uit hun midden is benoemd.

Artikel 8 – Ambtelijk secretaris

In de functie van ambtelijk secretaris is voldoende kennis en inzicht van de ambtelijke en bestuurlijke organisatie vereist. Daarmee wordt gewaarborgd dat de Participatieraad goed is aangesloten op de informatievoorziening binnen de dienst en de gemeente.

Artikel 9 – Het directieoverleg

Dit artikel is gebaseerd op de bestaande praktijk.

In het derde lid is geregeld dat het overleg openbaar is. Daarom worden de stukken van het overleg vooraf ter beschikking gesteld. Er is geen recht van inspraak geregeld. In de praktijk zijn er ook beperkingen gesteld aan het aantal toeschouwers. Het overleg vindt immers plaats op wisselende locaties. Bij elk overleg is een beperkt aantal stoelen gereserveerd voor het publiek.

Artikel 10 - De informatievoorziening

In dit artikel is vastgelegd dat de Participatieraad tijdig en adequaat geïnformeerd dient te worden, in de lijn van artikel 47 van de Participatiewet en artikel 2, derde lid van de Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 11 – Budget en facilitering

In artikel 11 is de facilitering van de Participatieraad geregeld, zoals een onkostenvergoeding voor de leden en de onafhankelijk voorzitter, een subsidie voor de Participatieraad en het gebruik van kantoorbenodigdheden. Bij de aanvraag van subsidie is de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 van toepassing. Deze verordening bevat regels rond wijze van aanvragen, de verantwoording e.d.

Artikel 12 – Zorgplicht

Dit artikel is gebaseerd op de bestaande verordeningen.

Artikel 13 - Evaluatie

Dit artikel is gebaseerd op de bestaande praktijk. Voor de driejaarlijkse evaluatie wordt een extern onderzoeksbureau ingeschakeld.

Artikel 14 – Onvoorziene gevallen

Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college om te voorzien in onvoorziene gevallen, echter niet zonder advies van de Participatieraad in te winnen. Dit artikel is gebaseerd op de bestaande verordeningen.

Artikel 12 – Citeertitel

Dit is het citeerartikel.

III. Vast te stellen de volgende Verordening tot wijziging van de Verordening WSW,

vastgesteld bij raadsbesluit van 23 april 2008 (Gemeenteblad 2008, afd. 3A, nr.

72/162) en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 26 november 2014

(Gemeenteblad 2014, afd. 3A, nr. 299/1111):

Artikel 1

Artikel 1.1 Begrippen, onderdelen: i. uitkeringsgerechtigde’, j. ‘wachtlijst’, k. ‘cliëntenorganisaties’, l. ‘WSW-raad’ en m. ‘gesubsidieerde werkende’ komen te vervallen;

Artikel 2

Artikel 3.1 Persoonsgebonden budget Begeleid Werken: tweede lid vervalt en derde lid wordt vernummerd naar tweede lid;

Artikel 3

Artikel 3.3 Periodieke subsidie aan de werkgever: ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004’, wordt vervangen door ‘Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013’;

Artikel 4

Artikel 3.4 Hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever: tweede lid, laatste volzin: ‘de uitvoeringsorganisatie’ wordt vervangen door ‘het college’;

Artikel 5

Artikel 3.8 Verplichtingen van de werkgever: eerste volzin: ‘de uitvoeringsorganisatie’ wordt vervangen door ‘het college’ en in de tweede volzin wordt ‘De uitvoeringsorganisatie’ vervangen door ‘Het college’;

Artikel 6

Artikel 3.10 Terugvordering van de subsidie: tweede lid, eerste volzin: ‘de uitvoeringsorganisatie’ wordt ‘het college’; tweede volzin: ‘de uitvoeringsorganisatie’ wordt ‘de gemeente’ en derde lid: ‘de uitvoeringsorganisatie’ wordt ‘de gemeente’;

Artikel 7

Artikel 3.11 Vergoeding aan de begeleidingsorganisatie: eerste lid, onder c: ‘de uitvoeringsorganisatie’ wordt vervangen door ‘het college’;

Artikel 8

Artikel 3.14 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht: vijfde lid: ‘de uitvoeringsorganisatie’ wordt ‘het college’;

Artikel 9

Hoofdstuk 4 Cliëntenparticipatie wordt gewijzigd als volgt: de artikelen 4.1 tot en met 4.9. worden vervangen door:

Artikel 4 Verordening op de Participatieraad, dat luidt als volgt: Cliëntenparticipatie wordt beschreven in de Verordening op de Participatieraad Amsterdam.

IV. De Verordening op de cliëntenparticipatie Dienst Werk en Inkomen,

vastgesteld bij raadsbesluit van 1 maart 2006 (Gemeenteblad 2006, afd. 3A, nr.

49/85) en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 22 december 2011

(Gemeenteblad 2011, afd. 3A, nr. 261/1207), met ingang van 1 januari 2016 in

te trekken;

V.Te bepalen dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2016.

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 16 december 2015.

De voorzitter

mr. E.E. van der Laan

De raadsgriffier

mr. M. Pe

Naar boven