Besluit maatschappelijke ondersteuning maatwerkvoorzieningen gemeente Roerdalen 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen;

 

Gelet op artikel 3.7 lid 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Roerdalen 2015,

 

overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen ten aanzien van de vorm van maatwerkvoorzieningen en de hoogte van persoonsgebonden budgetten voor de verschillende maatwerkvoorzieningen:

 

besluit vast te stellen:

 

het navolgende Besluit maatschappelijke ondersteuning maatwerkvoorzieningen gemeente Roerdalen 2016

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening de geldende Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Roerdalen.

    • b.

      Beleidsregels de geldende Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Roerdalen.

    • c.

      Wettelijk minimumloon het bruto minimumloon per uur, berekend door het minimumloon als bedoeld in artikel 8 lid 1 onder b Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag plus het percentage van de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 8 lid 1 onder b Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, te verhogen met 8,33%, en dat bedrag te delen door zesendertig.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening.

HOOFDSTUK 2 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

PARAGRAAF 1 VERANTWOORDING PGB

artikel 2.1 Verantwoording pgb

  • 1.

    De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de cliënt aan het college vindt steekproefsgewijs plaats.

  • 2.

    De cliënt voert hiertoe een deugdelijke administratie.

HOOFDSTUK 3 VOEREN VAN EEN GESTRUCTUREERD HUISHOUDEN

artikel 3.1 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt vastgesteld op basis van een indicatie voor ‘Hulp bij het huishouden 1’ of ‘Hulp bij het huishouden 2’.

  • 2.

    De omvang van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld in uren per week.

  • 3.

    Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor ‘Hulp bij het huishouden 1’ bedraagt € 12,20 per uur en voor ´Hulp bij het huishouden 2’ € 19,62 per uur .

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget voor ‘Hulp bij het huishouden 1’ en ´Hulp bij het huishouden 2’ bedraagt bij inzet van alphahulpen inclusief servicekosten € 15,20 per uur, waarvan maximaal 5% mag worden besteed aan de door een serviceverleningsbureau geboden administratieve ondersteuning.

HOOFDSTUK 4 HET VERMOGEN OM ZELFSTANDIG TE LEVEN, HET HEBBEN VAN EEN DAGSTRUCTUUR, DEELNAME AAN HET MAATSCHAPPELIJK VERKEER EN HET VOEREN VAN REGIE DAAROVER

artikel 4.1 Persoonsgebonden budget begeleiding individueel

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal 100% van het in 2014 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 35,84 per uur) indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door:

    • a.

      een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven;

    • b.

      een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, indien de begeleiding wordt verleend door een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld in lid 2 onder b, waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel bedraagt maximaal 20% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt en waarmee de cliënt geen arbeidsovereenkomst aangaat.

artikel 4.2 Persoonsgebonden budget begeleiding groep inclusief vervoer

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt maximaal 100% van het in 2014 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 49,63 per dagdeel) indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt per uur maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, met dien verstande dat het persoonsgebonden budget per dagdeel nooit hoger is dan 80% van het in lid 1 genoemde tarief, indien de begeleiding wordt verleend door:

    • a.

      een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.

    • b.

      een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld onder a, waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep inclusief vervoer bedraagt maximaal 20% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt en waarmee de cliënt geen arbeidsovereenkomst aangaat.

artikel 4.3 Persoonsgebonden budget begeleiding groep exclusief vervoer

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt maximaal 100% van het in 2014 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 44,30 per dagdeel) indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt per uur maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, met dien verstande dat het persoonsgebonden budget per dagdeel nooit hoger is dan 80% van het in lid 1 genoemde tarief, indien de begeleiding wordt verleend door:

    • a.

      een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van begeleiding als bedoeld in paragraaf 4.2 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.

    • b.

      een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld onder a, waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt maximaal 20% van het in lid 1 genoemde tarief indien de begeleiding wordt verleend door een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt en waarmee de cliënt geen arbeidsovereenkomst aangaat.

HOOFDSTUK 5 ONTLASTEN VAN MANTELZORGERS

artikel 5.1 Persoonsgebonden budget kortdurend verblijf

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal 100% van het in 2014 geldende AWBZ-PGB-tarief (zijnde € 101,00 per etmaal) indien het kortdurend verblijf wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van kortdurend verblijf als bedoeld in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal 80% van het in lid 1 genoemde tarief indien het kortdurend verblijf wordt verleend door een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van kortdurend verblijf als bedoeld in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (VAR-verklaring) is afgegeven.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor begeleiding groep exclusief vervoer bedraagt per uur maximaal het wettelijk minimumloon vermeerderd met 20%, met dien verstande dat het persoonsgebonden budget per etmaal nooit hoger is dan 80% van het in lid 1 genoemde tarief, indien het kortdurend verblijf wordt verleend door:

    • a.

      een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van kortdurend verblijf als bedoeld in paragraaf 4.3 van de Beleidsregels, en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst aangaat.

    • b.

      een persoon, niet zijnde de persoon als bedoeld onder a, waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal 20% van het in lid 1 genoemde tarief indien het kortdurend verblijf wordt verleend door een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt en waarmee de cliënt geen arbeidsovereenkomst aangaat.

HOOFDSTUK 6 NORMALE GEBRUIK VAN DE WONING

artikel 6.1 Persoonsgebonden budget woonvoorzieningen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor de verhuiskosten bedraagt€ 1.820,00.

  • 2.

    Bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor een woningsanering wordt rekening gehouden met eventueel achterstallig onderhoud alsook met de ouderdom van de te vervangen roerende en onroerende zaken.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt maximaal € 2.500,--.

  • 4.

    De hoogte van een te verlenen persoonsgebonden budget voor tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, en het maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 sub a van de Wet op de huurtoeslag.

  • 5.

    Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip, ten tijde van de indiening van de aanvraag, minder dan vijf jaar bedraagt of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, wordt er slechts een voorziening verleend tot een bedrag van € 2.000,-.

  • 6.

    Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening, die niet valt onder een van de in de vorige leden genoemde woonvoorzieningen, wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte (conform het programma van eisen), waarbij een maximaal bedrag ad € 15.315,00 geldt.

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

artikel 7.1 Persoonsgebonden budget rolstoelen

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie in het voorafgaande kalenderjaar. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een rolstoel voor een periode van vijf jaar.

HOOFDSTUK 8 HEBBEN VAN CONTACTEN EN DEELNAME RECREATIEVE, MAATSCHAPPELIJKE EN RELIGIEUZE ACTIVITEITEN

artikel 8.1 Sportrolstoel

Een persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.400,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

HOOFDSTUK 9 LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

artikel 9.1 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget bedraagt voor gebruik van een rolstoeltaxi maximaal € 732,00 per jaar.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor scootermobielen wordt vastgesteld op 75% van de tegenwaarde van de goedkoopst-passende voorziening (koopprijs), verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie in het voorafgaande kalenderjaar. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud voor een periode van vijf jaar.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening, die niet valt onder een van de in de vorige leden genoemde vervoersvoorzieningen, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, inclusief kosten van onderhoud en verzekering, zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald op basis van het opgestelde programma van eisen.

HOOFDSTUK 10 JAARLIJKSE WAARDERING MANTELZORGERS

artikel 10.1 Jaarlijkse waardering

De jaarlijkse waardering voor mantelzorgers bestaat uit:

  • a.

    Maximaal 4 nationale bioscoopbonnen ter waarde van € 10,- per stuk voor jonge(re) mantelzorgers in de leeftijd van 12 tot en met 20 jaar;

  • b.

    Een éénmalige geldelijke waardering ten bedrage van maximaal € 175,- voor volwassen mantelzorgers (vanaf 21 jaar).

HOOFDSTUK 11 SLOTBEPALINGEN

artikel 11.1 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

artikel 11.2 Citeertitel

Deze besluit wordt aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roerdalen 2016”.

 

Sint Odiliënberg, 22 december 2015

Burgemeester en wethouders van Roerdalen,

De secretaris,

J.J.W.M. L’Ortije

De burgemeester,

mr. M.D. de Boer-Beerta

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Onder b Wettelijk minimumloon

Het wettelijke minimumloon is in een aantal gevallen bepalend voor de hoogte van het pgb. Bij het bepalen van het wettelijk minimumloon gaan we uit van de in de sector gebruikelijke 36 urige werkweek. De verhoging van 8,33% van het wettelijk minimumloon, inclusief vakantiebijslag, heeft te maken met de verplichte vakantiedagen.

 

HOOFDSTUK 3 VOEREN VAN EEN GESTRUCTUREERD HUISHOUDEN

 

HOOFDSTUK 4 HET VERMOGEN OM ZELFSTANDIG TE LEVEN, HET HEBBEN VAN EEN DAGSTRUCTUUR, DEELNAME AAN HET MAATSCHAPPELIJK VERKEER EN HET VOEREN VAN REGIE DAAROVER

 

Artikel 4.1 Persoonsgebonden budget begeleiding individueel

De in dit artikel genoemde PGB-tarieven zijn afgeleid van de AWBZ-PGB-tarieven 2014. Uit de AWBZpraktijk is gebleken dat het AWBZ-PGB-tarief toereikend is om (zelfs binnen de duurdere AWBZ-ZINtarieven) ondersteuning in te kopen. Uitgaande van de opdracht om budgetneutraal te blijven, is het niet verantwoord en niet noodzakelijk om PGB-tarieven vast te stellen, die hoger liggen dan de AWBZ-PGBtarieven 2014. De AWBZ kende per functie (Begeleiding Individueel, Begeleiding Groep met vervoer, Begeleiding Groep zonder vervoer en Kortdurend Verblijf) één PGB-tarief. Omwille van de eenduidigheid en eenvoud bij de AWBZ (en de perceelindeling van de inkoop Wmo) is daarbij aangesloten.

 

Differentiatie 

In het beleidsplan en de verordening is aangegeven dat de gemeente toe wil naar een differentiatie in PGBtarieven. Bij het differentiëren is voor de eenduidigheid aangesloten bij de indeling in de AWBZ en de differentiatie waarmee de Sociale Verzekeringsbank reeds ten behoeve van de AWBZ-PGB’s werkte. Dat heeft geleid tot de in het artikel opgenomen categorie-indeling. Voor de onderbouwing daarvan wordt verwezen naar de “Notitie Onderbouwing PGB-tarief ML Oost”.

 

Artikel 4.2 Persoonsgebonden budget begeleiding groep inclusief vervoer

Zie de toelichting bij artikel 4.1.

 

Artikel 4.3 Persoonsgebonden budget begeleiding groep exclusief vervoer

Zie de toelichting bij artikel 4.1.

 

HOOFDSTUK 5 ONTLASTEN VAN MANTELZORGERS

 

Artikel 5.1 Persoonsgebonden budget kortdurend verblijf

Zie de toelichting bij artikel 4.1.

 

HOOFDSTUK 6 NORMALE GEBRUIK VAN DE WONING

 

Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget woonvoorzieningen

 

Lid 2

In lid 2 wordt een specifieke bepaling gewijd aan de niet bouwkundige woonvoorziening woonsanering. Allereerst geldt dat het compenseren van allergene factoren of andere problemen die hun oorzaak vinden in de aard van de in of aan de woonruimte gebruikte materialen niet onder de werking van de Verordening valt. Woningsanering zal in de meeste gevallen betrekking hebben op voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Alleen in die gevallen dat artikelen nog niet zijn afgeschreven en het medisch gezien dringend noodzakelijk is dat deze direct vervangen worden, kan het college besluiten een pgb te verlenen.

 

Lid 5

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip, minder dan vijf jaar bedraagt of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, wordt er slechts een voorziening verleend tot een bedrag van maximaal € 2.000,-.

 

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

 

Artikel 7.1 Persoonsgebonden budget rolstoelen

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de prijs van de goedkoopst passende voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie in het voorafgaande kalenderjaar. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een rolstoel voor een periode van vijf jaar.

 

In dit artikel wordt de wijze geregeld waarop de hoogte van een te verlenen persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt bepaald. Hierbij wordt uitgegaan van de prijs die de gemeente dient te betalen voor een voorziening in natura bij de leverancier aan wie de opdracht tot verstrekking van vervoersvoorzieningen is gegund op basis van een aanbesteding. De hoogte van het aldus bepaalde Pgb is inclusief de kosten van onderhoud voor vijf jaar.

 

HOOFSTUK 9 LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

 

Artikel 9.1 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening

Het eerste lid legt een aantal bedragen vast voor de vergoeding van de rolstoeltaxi.

 

Het tweede lid regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel, wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst passende voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud en reparatie gedurende de termijn van vijf jaar. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt genomen over het gemiddelde bedrag voor onderhoud van soortgelijke verstrekkingen over het een na laatste voorafgaande kalenderjaar.

 

Naar boven