Gemeenschappelijke regeling ‘hûs en hiem, welstandsadvisering en monumentenzorg’

 

§ 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.

Deze regeling verstaat onder:

 

a. regeling

deze gemeenschappelijke regeling;

 

b. gemeente

een aan de regeling deelnemende gemeente;

 

c. lichaam

het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als

bedoeld in artikel 2;

 

d. Gedeputeerde Staten

Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân;

 

e. het bureau

het ambtelijke apparaat als bedoeld in § 13;

 

f. raad

de gemeenteraad van één van de gemeenten;

 

g. wet

de Wet Gemeenschappelijke Regelingen;

 

h. Woningwet

de Woningwet 2003;

 

i. Monumentenwet

de Monumentenwet 1988;

 

j. Monumentenverordening

de door de raad vastgestelde monumentenverordening

of erfgoedverordening;

 

k. Reglement op de Commissie

het door de raad vastgestelde Reglement op de

Commissie

 

l. college

een aan de regeling deelnemend college.

Artikel 2
  • 1.

    Voor de uitvoering van deze regeling wordt een openbaar lichaam gevormd, genaamd ‘hûs en hiem, welstandsadvisering en monumentenzorg’.

  • 2.

    Het lichaam is gevestigd te Leeuwarden.

  • 3.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3

Het bestuur van het lichaam bestaat uit:

  • -

    een algemeen bestuur;

  • -

    een dagelijks bestuur;

  • -

    een voorzitter.

Artikel 4

Waar in de regeling wettelijke bepalingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die bepalingen voor de gemeente, raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester in de plaats: het lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

 

§ 2 DOELSTELLING EN TAKEN

Artikel 5

Deze regeling heeft ten doel de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen op het gebied van de bouwkunstige, stedenbouwkundige en landschappelijke schoonheid in de provincie Fryslân.

Artikel 6
  • 1.

    Het lichaam geeft met behulp van een hem ten dienste staand bureau uitvoering aan de in het vorige artikel genoemde doelstelling en oefent daarbij de volgende taken uit:

    • a.

      het voorzien van de colleges in de welstandsadvisering als bedoeld in de Woningwet;

    • b.

      het geven van adviezen over algemene welstandsvraagstukken aan gemeenten en andere openbare lichamen en aan particulieren, de laatsten voor zover het een tweede onafhankelijke beoordeling betreft van bouwplannen gelegen buiten de aan de Gemeenschappelijke Regeling deelnemende gemeenten;

    • c.

      het voorzien van de colleges in de advisering over de toepassing van de Monumentenwet en de Monumentenverordening in het bijzonder in de advisering als bedoeld in artikel 15 van die wet;

    • d.

      het op verzoek van colleges, voorzien in de advisering over de toepassing van de Monumentenwet en de Monumentenverordening, in het bijzonder ten aanzien van beschermde gemeentelijke monumenten, en/of in de advisering ten aanzien van (beeldbepalende panden) binnen ingeschreven beschermde stads- en dorpsgezichten en/ of in de advisering van objecten met door de gemeente toegekende cultuurhistorische waarden.

  • 2.

    Aan het Algemeen Bestuur van het lichaam worden de voor de uitvoering van de in het eerste lid, sub a, b, en c genoemde taken benodigde bevoegdheden overgedragen.

  • 3.

    Aan het Algemeen Bestuur van het lichaam worden de voor de uitvoering van de in het eerste lid, sub d bedoelde adviestaken benodigde bevoegdheden overgedragen. De overdracht van deze bevoegdheden worden in per deelnemende gemeente te nemen besluiten nader gepreciseerd per categorie beschermde monumenten en/of beeldbepalende panden en/of waardevolle objecten. Het college van de gemeente Leeuwarden zendt een afschrift van deze besluiten ter kennisneming aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 7

Het openbaar lichaam is niet bevoegd tot:

  • -

    borgstelling;

  • -

    het om niet uitlenen van geld;

  • -

    het schenken van geld of andere zaken.

§ 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8
  • 1.

    Het Algemeen Bestuur bestaat uit zoveel leden als het aantal deelnemende colleges bedraagt.

  • 2.

    De colleges wijzen uit hun midden elk één lid in het Algemeen Bestuur aan.

  • 3.

    Alle leden hebben één stem.

  • 4.

    De colleges beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de in het tweede lid genoemde leden en plaatsvervangende leden.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 9
  • 1.

    Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt op de dag waarop het lid de hoedanigheid verliest, waarin hij is benoemd, respectievelijk gekozen.

  • 2.

    De leden van het Algemeen Bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het Algemeen Bestuur, alsmede het college, dat hen heeft aangewezen op de hoogte.

  • 3.

    In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken na het ontstaan van deze vacature, een nieuw lid van het Algemeen Bestuur benoemd door het college van de gemeente waaruit het lid wiens lidmaatschap is geëindigd afkomstig is.

Artikel 10
  • 1.

    Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks tenminste 2 maal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig acht, of tenminste 4 leden van het Algemeen Bestuur dat, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk verzoeken.

  • 2.

    De vergaderingen van het Algemeen Bestuur worden in het openbaar gehouden.

Artikel 11
  • 1.

    Aan de beraadslagingen tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur kunnen tevens deelnemen:

    • a.

      de leden van het Dagelijks Bestuur genoemd in artikel 13, lid 1 sub d en de vaste leden van de commissies bedoeld in § 8;

    • b.

      per gemeente één door die gemeente aangewezen ambtelijke deskundige op het gebied van deze regeling;

    • c.

      de functionarissen, in dienst van het lichaam, voor zover belast met bestuurlijke of adviserende taken;

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde personen hebben een adviserende stem.

Artikel 12

Alle taken en bevoegdheden in het kader van deze regeling die niet aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter zijn opgedragen, behoren aan het Algemeen Bestuur.

 

§ 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 13
  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd door:

    • a.

      De voorzitter van het Algemeen Bestuur, die tevens als voorzitter van het Dagelijks Bestuur fungeert;

    • b.

      de plaatsvervangend voorzitter van het Algemeen Bestuur, tevens plaatsvervangend voorzitter van het Dagelijks Bestuur;

    • c.

      maximaal 4 leden uit het Algemeen Bestuur, te benoemen door het Algemeen Bestuur;

    • d.

      twee leden, te benoemen door het Algemeen Bestuur uit een aanbeveling van de afdeling Fryslân van de Bond van Nederlandse Architecten, die voor elke vacature een keuze uit tenminste twee personen mogelijk maakt.

  • 2.

    Bij de samenstelling van het Dagelijks Bestuur wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een spreiding binnen de provincie Fryslân.

Artikel 14
  • 1.

    Het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur eindigt op de dag waarop het lid de hoedanigheid verliest, waarin hij is benoemd respectievelijk ingevolge het eerste lid van artikel 13 is aangewezen.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks Bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter op de hoogte. In een tussentijdse vacature wordt op de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur een nieuw lid benoemd.

  • 3.

    De leden van het Dagelijks Bestuur treden als lid van dit bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode voor de leden van de raden afloopt, met dien verstande dat de in artikel 13, lid 1 sub d bedoelde leden maximaal 8 jaar zitting kunnen hebben in het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    In de gevallen van lid 2 en 3 blijven de leden hun functie waarnemen tot door het Algemeen Bestuur in hun opvolging is voorzien.

Artikel 15
  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of zulks schriftelijk door een lid van het Dagelijks Bestuur onder opgave van de te behandelen onderwerpen wordt verzocht.

  • 2.

    Indien het Dagelijks Bestuur of de voorzitter het nodig oordeelt, kunnen één of meer deskundigen uitgenodigd worden om aan de beraadslagingen deel te nemen. Zij hebben een adviserende stem.

Artikel 16
  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met:

    • a.

      de voorbereiding van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • b.

      de uitvoering van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

    • c.

      het beheer van de activa en de passiva van het lichaam;

    • d.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • e.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkomen van verjaren en verlies van recht of bezit;

    • f.

      de benoeming, de schorsing, het ontslag, dan wel de tewerkstelling op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht van het personeel, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 29 en verder voor zover het Algemeen Bestuur zich de betreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur kan aan het Dagelijks Bestuur bevoegdheden van het Algemeen Bestuur overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het instellen van een bedrijf of een tak van dienst;

    • b.

      het vaststellen van de begroting of van de rekening conform artikel 34 van de wet;

    • c.

      het vaststellen van regels m.b.t. de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarde van het lichaam.

§ 5 DE VOORZITTER

Artikel 17
  • 1.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door het Algemeen Bestuur uit zijn midden aangewezen en treden als zodanig op in het Algemeen en het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    De bepalingen in deze paragraaf zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend voorzitter.

  • 3.

    Het voorzitterschap eindigt indien de betrokkene ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn. Alsdan voorziet het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk in de vervanging.

Artikel 18
  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    De voorzitter draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken en tekent alle stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter roept de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur zoveel mogelijk met vermelding van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk en onder medezending van de relevante stukken, spoedeisende gevallen daargelaten, tenminste 14 dagen van te voren bijeen op een door hem te bepalen datum, plaats en uur. Een afschrift van de vergaderstukken van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur zendt hij ter kennisname aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur zendt hij de uitnodigingen en de stukken tevens aan de personen genoemd in artikel 11.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in het geding waarbij het lichaam is betrokken, wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

     

§ 6 SECRETARIS

Artikel 19
  • 1.

    De secretaris wordt door het Dagelijks Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.

  • 2.

    De secretaris is, in overleg met de voorzitter, belast met de voorbereiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    Alle stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan, worden door hem meeondertekend.

  • 5.

    De functie van secretaris kan worden uitgeoefend door de directeur.

     

§ 7 DE PENNINGMEESTER

Artikel 20
  • 1.

    De penningmeester wordt door het Dagelijks Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.

  • 2.

    De penningmeester is in het bijzonder belast met de financiële administratie en het opstellen van de ontwerpbegroting en de rekening.

     

§ 8 COMMISSIES

Artikel 21
  • 1.

    Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, zulks met inachtneming van artikel 24 van de Wet.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, zulks met inachtneming van artikel 25 van de wet.

Artikel 22
  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt commissies in die tot taak hebben het verstrekken van welstandsadviezen, als bedoeld in de Woningwet en monumentenzorg-adviezen als bedoeld in de Monumentenwet, aan de colleges van burgemeester en wethouders van de aangesloten gemeenten.

  • 2.

    De leden van deze commissies worden op voordracht van het Dagelijks Bestuur benoemd door de gemeenteraden van de aangesloten gemeenten.

Artikel 23

De commissies genoemd in artikel 22 fungeren ten behoeve van de gemeenten als onafhankelijke commissies (van deskundigen) ingevolge artikel 1 van de Woningwet en artikel 15, lid 1 van de Monumentenwet.

 

§ 9 VERGOEDINGEN

Artikel 24
  • 1.

    De leden van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de commissies als bedoeld in § 8, alsmede de adviseurs als bedoeld in artikel 11 en 15 lid 2 genieten een tegemoetkoming in de kosten, naar regels te stellen door het Algemeen Bestuur met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de Wet.

  • 2.

    Voor leden van het Dagelijks Bestuur en van commissies als bedoeld in § 8, niet zijnde gemeentebestuurder of in overheidsdienst, stelt het Algemeen Bestuur met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de Wet een vergoedingen-regeling vast.

     

§ 10 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

Artikel 25
  • 1.

    Elke gemeente regelt binnen haar eigen bestuur de spelregels ten aanzien van het verstrekken van informatie en het afleggen van verantwoording door het lid van het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk leggen uit eigen beweging aan het Algemeen Bestuur verantwoording af over het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur geeft het Algemeen Bestuur uit eigen beweging alle inlichtingen die het Algemeen Bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur kan besluiten een lid van het Dagelijks Bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit.

  • 5.

    Het college kan een door hem aangewezen lid ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

     

§ 11 REGLEMENTEN VAN ORDE

Artikel 26
  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan een reglement van orde vaststellen voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.

     

§ 12 ARCHIEFVORMING

Artikel 27
  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het lichaam overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur, met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten moet worden meegedeeld.

  • 2.

    De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het lichaam, alsmede van de commissies, bedoeld in § 8.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten oefenen overeenkomstig het bepaalde in Hoofdstuk IX van het Archiefbesluit toezicht uit op de zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden.

  • 4.

    De archiefbescheiden worden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van het Rijksarchief of van de gemeente aan te wijzen door het Algemeen Bestuur.

  • 5.

    Bij opheffing van deze regeling worden de nog niet ingevolge het vorige lid overgebrachte archiefbescheiden geplaatst in die archiefbewaarplaats.

     

§ 13 DIRECTEUR

Artikel 28
  • 1.

    De directeur van het bureau wordt door het Dagelijks Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.

     

§ 14 OVERIGE PERSONEEL

Artikel 29
  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de personeelsformatie vast.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan voor het personeel de nodige instructies vaststellen.

  • 3.

    De bezoldiging van het personeel wordt door het Dagelijks Bestuur bepaald.

  • 4.

    Op het personeel zijn de regels die zijn of zullen worden vastgesteld voor het personeel in dienst van de gemeente Smallingerland van overeenkomstige toepassing.

     

§ 15 FINANCIËLE BEPALINGEN

Beheer en controle.

Artikel 30
  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie, het beheer van vermogenswaarden en de controle.

  • 2.

    De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Begroting.

Artikel 31
  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur biedt jaarlijks een ontwerpbegroting, alsmede een meerjarenraming voor een aaneensluitend tijdvlak van tenminste 3 jaren, aan. Zowel de ontwerpbegroting als de meerjarenraming worden 8 weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden, door het Dagelijks bestuur toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, lid 2, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De raden kunnen over de ontwerpbegroting en de meerjarenraming van hun zienswijze doen blijken. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren bij de ontwerpbegroting en de meerjarenraming, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast vóór 15 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 6.

    Terstond na de vaststelling zendt het Algemeen Bestuur, zo nodig, de begroting en de meerjarenraming aan de raden. Deze kunnen van hun zienswijze doen blijken bij Gedeputeerde Staten.

  • 7.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting en de meerjarenraming binnen twee weken, doch in ieder geval vòòr 1 augustus aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 32

Met betrekking tot het wijzigen van de begroting is het bepaalde in het voorafgaande artikel van overeenkomstige toepassing.

 

Jaarrekening.

Artikel 33
  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar, waarvoor de rekening geldt.

  • 2.

    De vastgestelde jaarrekening wordt vóór 15 juli volgende op het jaar waarvoor de rekening geldt, toegezonden aan gedeputeerde staten.

     

Kostenverdeling.

Artikel 34
  • 1.

    Elke gemeente draagt in de kosten van het lichaam bij naar rato van de dienstverlening op basis van tarieven, die door het Algemeen Bestuur worden vastgesteld en medegedeeld aan de gemeenten.

  • 2.

    Het nadelig saldo van de vastgestelde rekening wordt, na in achtneming van het door het Algemeen Bestuur vastgestelde reserveringsbeleid, door de gemeenten gedragen in verhouding tot het aantal ingezetenen op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.

  • 3.

    Het batig saldo van de vastgestelde rekening wordt, na in achtneming van het door het Algemeen Bestuur vastgestelde reserveringsbeleid, naar rato van de gemeentelijke bijdragen op basis van de tarieven in het betreffende kalenderjaar, aan de gemeente uitbetaald.

Artikel 35
  • 1.

    De declaraties op basis van de tarieven worden periodiek verzonden en dienen binnen één maand na verzending door de gemeenten te worden betaald.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan besluiten, de gemeenten voorschotten in rekening te brengen in de (geraamde) bijdragen van het lopende kalenderjaar. In dat geval wordt onmiddellijk na afloop van dat kalenderjaar een declaratie op basis van de werkelijk verschuldigde bijdragen en met verwerking van de voorschotten, naar de gemeenten verzonden.

     

Vaststelling bijdragen in nadelig saldo.

Artikel 36
  • 1.

    De vaststelling van de door iedere gemeente op basis van artikel 34 lid 2 eventueel verschuldigde bijdrage geschiedt binnen een maand na de vaststelling van de rekening door het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur doet van de vaststelling van de bijdragen mededeling aan de raden en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten.

  • 3.

    Binnen vier weken na de mededeling aan de raden en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de in het tweede lid bedoelde bedragen worden de door de gemeenten verschuldigde bijdragen met de ingevolge artikel 35, lid 2 betaalde voorschotten verrekend.

     

§ 16 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 37
  • 1.

    Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van toetreding.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding.

  • 3.

    Toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop alle colleges van de gemeenten hebben ingestemd met het besluit tot toetreding, tenzij het Algemeen Bestuur met instemming van de deelnemers anders bepaalt.

Artikel 38
  • 1.

    Een college kan, na vooraf verkregen toestemming van de raad van die gemeente, besluiten uit deze regeling te treden.

  • 2.

    Uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van enig kalenderjaar, mits een daartoe strekkend besluit tenminste één jaar tevoren aan het Algemeen Bestuur toegezonden is.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur stelt de financiële en eventueel andere voorwaarden vast waaronder uittreding plaatsvindt.

Artikel 39
  • 1.

    Deze regeling kan worden gewijzigd indien de colleges van tenminste 2/3 deel der gemeenten daartoe een eensluidend besluit nemen, met uitzondering van artikel 5. Voor wijziging van het hiervoor genoemde artikel is unanimiteit vereist.

  • 2.

    Een college dat wijziging wenselijk acht, richt het daartoe strekkende voorstel aan het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Indien het Algemeen Bestuur of één of meer colleges wijziging wenselijk achten, doet het Algemeen Bestuur een daartoe strekkend voorstel aan de raden.

Artikel 40
  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de colleges van tenminste 2/3 deel van de gemeenten.

  • 2.

    In geval van opheffing wordt het Dagelijks Bestuur met de liquidatie van de dienst belast. Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, de raden gehoord, vastgesteld.

  • 3.

    Ter uitvoering van de liquidatie blijft het Dagelijks Bestuur zo nodig na het tijdstip van opheffing van de regeling in functie.

  • 4.

    Een batig saldo komt ten bate, een nadelig saldo wordt naar verhouding van het inwonertal van de gemeenten op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de regeling wordt opgeheven, vastgesteld. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau van de Statistiek bekend gemaakte bevolkingscijfers.

     

§ 17 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 41

Gelet op artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regeling zendt het college van Leeuwarden de regeling, een besluit tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede besluiten tot toetreding en uittreding aan Gedeputeerde Staten.

 

Aldus vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Ameland, het Bildt, Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Franekeradeel, De Fryske Marren, Harlingen, Heerenveen, Kollumerland c.a., Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest-Fryslân, Terschelling, Vlieland, Weststellingwerf.

Naar boven