Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2016

De raad van de gemeente Aalsmeer; gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders met registratienummer , gelet op artikel 228a van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de “Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2016".

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering verstaan: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater in eigendom, in beheer of onderhoud bij de gemeente, alsmede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;

  • b.

    onder afvalwater verstaan: huishoudelijke afvalwater of bedrijfsafvalwater (water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering), hemelwater of grondwater;

  • c.

    onder een eigendom wordt verstaan: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • d.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam "rioolheffing" worden geheven:

    • a.

      een heffing van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens het eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, dan wel dat belang heeft bij nakoming van de gemeentelijke waterzorgplichten, en:

    • b.

      een heffing van degene die bij het begin van het belastingjaar gebruiker is van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, en:

    • c.

      een heffing van de eigenaar van een perceel voor de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken

  • 2.

    Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en c, wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 - in gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

    • c.

      ingeval het een bedrijfsverzamelgebouw betreft waarbij er sprake is van één watermeter, de eigenaar van het eigendom.

Artikel 3. Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten te samen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a en c, wordt geheven per eigendom.

  • 2.

    De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meter water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

  • a.

    watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen of

  • b.

    bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige wettelijke bepaling.

  • 5.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 5. Tarieven

  • 1.

    De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a en c, bedraagt per eigendom € 184,55

  • 2.

    De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt voor elke volle

    eenheid van 10 kubieke meters afvalwater boven 400 kubieke meters € 8,73

  • 3.

    Naast het positieve bedrag in lid een van dit artikel wordt voor de heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a en c, bedraagt per eigendom, een negatief bedrag op de aanslag vermeld van -/- € 65,00

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belastingen worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8. Ontstaan van belastingschuld

De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar.

Artikel 9. Termijn van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later;

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer is dan € 50 doch minder is dan € 3500 en zolang het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in 9 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens één maand later;

  • 3.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening rioolheffing 2015" van 18 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2016.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing 2016".

Aldus besloten in de openbare vergadering van 3 december 2015.

, voorzitter

, griffier

Naar boven