Gemeenteblad van Hellendoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hellendoorn | Gemeenteblad 2015, 128342 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hellendoorn | Gemeenteblad 2015, 128342 | Beleidsregels |
Beleidsregels persoonsgebonden budget jeugdhulp en Wmo 2016
Burgemeester en wethouders van Hellendoorn;
Gelet op artikel 27 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2015, artikel 18 van de Verordening jeugdhulp gemeente Hellendoorn en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
de Beleidsregels persoonsgebonden budget jeugdhulp en Wmo 2016
Inleiding , afbakening beleidsregels
Deze beleidsregels zijn van toepassing op:
Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op:
In deze beleidsregels zijn, naast de tarieven, de belangrijkste regels opgenomen over voorwaarden, weigeringsgronden, besteding en verantwoording van het persoonsgebonden budget (pgb).
1. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb
In de Wmo 2015 1 en Jeugdwet 2 worden drie voorwaarden beschreven waar personen aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een pgb. Een pgb wordt verstrekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; Bij de beoordeling hiervan wordt met betrekking tot jeugdhulp aangesloten bij de definities zoals deze verwoord staan in de Wmo 2015 voor gebruikelijke hulp, mantelzorg, en sociaal netwerk;
1.1 Bekwaamheid van de budgethouder
De eerste voorwaarde betreft de bekwaamheid van de budgethouder. Allereerst wordt van een burger verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag.
Ten tweede wordt van de budgethouder verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie. De budgethouder dient immers ook een zorgovereenkomst over te leggen aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB), voordat de SVB tot betalingen over kan gaan naar de zorgverleners.
Bij jeugdigen onder de 16 jaar kunnen de ouders of verzorgers budgethouder zijn. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat. Wanneer de zorgvrager minderjarig is, maar 16 jaar of ouder, wordt de overeenkomst gesloten met de zorgvrager zelf. Echter wanneer hij zelf niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en het noodzakelijk inzicht ontbreekt, dan wordt de zorgvrager vertegenwoordigd door zijn ouders/voogd.
De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de cliënt getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon (dan wel budgethouder) niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente waartegen een cliënt vervolgens bezwaar kan maken.
1.2 Motivering door de aanvrager
De tweede voorwaarde betreft de motivering door de cliënt.
Volgens de Wmo 2015 dient de cliënt gemotiveerd aan te geven dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen. Dit maakt onderdeel uit van het onderzoek en de daaruit volgende onderzoeksrapportage.
Volgens de Jeugdwet dient de aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is in zijn situatie en hij daarom een pgb wenst.
Met argumenten moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de mogelijke voorzieningen in natura. Deze argumentatie geeft de gemeente de nodige informatie waarom mensen voor het pgb kiezen, of dit samenhangt met de gecontracteerde jeugdhulp en of het nodig is op de kwaliteit, flexibiliteit of cliëntgerichtheid van de gecontracteerde jeugdhulp bij te sturen. In deze gevallen kan de gemeente het pgb omwille van de motivering niet weigeren, mits ook wordt voldaan aan de eerste en derde voorwaarde. Uiteindelijk ligt de keuze om wel of geen pgb af te geven bij de gemeente, dit geldt ook indien er onder de Jeugdwet sprake is van een niet-gemeentelijke verwijzer. Als de gemeente weigert jeugdhulp in de vorm van een pgb te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een belanghebbende in bezwaar kan gaan.
Argumenten voor een pgb in het kader van de Wmo en Jeugdwet
Enkele concrete voorbeelden (niet uitputtend) van argumenten, die aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een pgb te willen ontvangen, zijn:
tot slot dient rekening te worden gehouden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
1.3 Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening
De derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een pgb houdt in dat de kwaliteit van de middels het pgb te verwerven ondersteuning of jeugdhulp naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn. Voor de ondersteuning en zorg, die wordt ingekocht met het pgb, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura. Echter, er is wel een duidelijk verschil tussen de kwaliteitseisen in de Jeugdwet en de Wmo. Dit wordt hieronder kort beschreven.
In het geval van de Wmo heeft de budgethouder zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget inkoopt. Daarmee krijgt hij ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende zijn gegarandeerd.
De kwaliteitseisen, die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura, kunnen niet 1 op 1 worden toegepast op het pgb. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.
In het ondersteuningsplan, zoals bedoeld in artikel 1 van het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2016, spreken cliënt/budgethouder en gemeente af op welke termijn ze de behaalde resultaten met het pgb en de daaraan verbonden voorwaarden evalueren, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet. Op basis van het ondersteuningsplan sluit de budgethouder een zorgovereenkomst af met de hulpverlener(s). De gemeente ontvangt de zorgovereenkomst van de SVB en controleert de zorgovereenkomst, door deze te toetsen aan het ondersteuningsplan. Bij akkoord wordt de SVB hierover geïnformeerd. Uitbetaling door de SVB vindt plaats op ingediende declaraties. Vervolgens kunnen de doelstellingen, zoals geformuleerd in het ondersteuningsplan, periodiek door de gemeente worden geëvalueerd. Op deze wijze kan worden getoetst hoe de ondersteuning bijdraagt aan participatie en zelfredzaamheid en hoe de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de ondersteuning zijn gewaarborgd.
Kwaliteitseisen in de Jeugdwet
Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De reden hiervoor is dat het begrip jeugdhulp het brede spectrum omvat van lichtere vormen van jeugdhulp tot aan zware vormen van geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulp, die ingezet worden in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet staan de kwaliteitseisen beschreven die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Het uitgangspunt van de wetgever is dat jeugdhulp beter, efficiënter en effectiever op lokaal niveau geregeld kan worden. Daarmee worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering.
Bij de financiering van de jeugdhulp kunnen gemeenten middels het contract kwaliteitseisen stellen aan de te leveren diensten. Verder kunnen gemeenten gebruik maken van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. De wetgever acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform zijn vastgelegd.
De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders:
Gemeenten hebben, naast de wettelijke kwaliteitseisen, de ruimte om in de voorwaarden bij hun contractuele overeenkomsten met jeugdhulpaanbieders aanvullende eisen te stellen aan de kwaliteit van de professionele jeugdhulp.
De kwaliteitseisen uit de Jeugdwet zijn ook van toepassing op jeugdhulp die in de vorm van een pgb wordt verstrekt.
In de werkpraktijk wordt binnen de jeugdhulp gebruik gemaakt van een gezinsplan. Op basis van het gezinsplan sluit de budgethouder een zorgovereenkomst af met de hulpverlener(s). De gemeente ontvangt de zorgovereenkomst van de SVB en controleert de zorgovereenkomst, door deze te toetsen aan het gezinsplan. Bij akkoord wordt de SVB hierover geïnformeerd. Uitbetaling door de SVB vindt plaats op ingediende declaraties. Vervolgens kunnen de doelstellingen, zoals geformuleerd in het gezinsplan, periodiek door de gemeente worden geëvalueerd. Op deze wijze kan worden getoetst hoe de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de hulp zijn gewaarborgd.
Bovenstaande weigeringsgronden komen voort uit de Wmo 2015 en de Jeugdwet.
In het geval de kosten van een pgb hoger zijn dan een voorziening in natura, weigeren wij het gedeelte dat de kosten van een voorziening in natura overschrijdt. Daarbij bieden wij de cliënt de mogelijkheid om het verschil in budget zelf te financieren. We weigeren het hele pgb als de budgethouder niet bereid is het verschil in budget zelf te financieren.
We sluiten conform de bepalingen in de Jeugdwet en het Besluit Jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2015 de volgende zorg- en ondersteuningsvormen uit van een pgb:
Ook voor andere zorg- en ondersteuningsvormen kan een pgb minder wenselijk zijn. Dit betreft naar ons idee bijvoorbeeld zorg en ondersteuning voor een jeugdige die is opgenomen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp. Daarnaast geldt ook in een aantal andere gevallen dat het zeer twijfelachtig is of betrokkene het budget besteedt aan datgene waarvoor het bedoeld is. Hierbij valt te denken aan jeugdigen met bepaalde psychiatrische stoornissen, verslavingen of jeugdigen die zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Als deze jeugdigen echter een goed netwerk hebben die de verantwoordelijkheden inzake het beheren van een pgb kunnen overnemen, dan kan een budget wel een mogelijkheid zijn.
3. Besteding pgb , Wmo en Jeugdwet
Pgb budgethouders mogen vanuit het budget de volgende uitgaven wel doen:
Maximaal 13 weken pgb in EU-landen: Budgethouders kunnen maximaal 13 kalenderweken ondersteuning inkopen in het buitenland (binnen de EU). Wanneer een budgethouder langer dan een aaneengesloten periode van 6 weken naar het buitenland (binnen EU) gaat, dan moet hij vooraf toestemming vragen aan de gemeente om het pgb in het buitenland (binnen EU) te besteden of dit opnemen in het ondersteuningsplan en zorgovereenkomst.
Voor pgb-alfa gelden andere voorwaarden voor de besteding van het pgb, zoals deze zijn afgesproken in de convenanten met de betreffende aanbieders.
4. Verantwoording pgb Jeugdwet en Wmo
De financieel-administratieve afhandeling van het pgb gebeurt per 2015 verplicht voor alle pgb-houders door de SVB. De budgethouder heeft een trekkingsrecht en krijgt niet meer zelf het budget overgemaakt. Alle bestedingen worden door de SVB bijgehouden en zijn inzichtelijk voor de budgethouders en gemeente.
De verantwoording wordt voor budgethouders eenvoudiger, doordat de gemeente vooral vooraf toetst, het geld alleen besteed kan worden aan wat is afgesproken (toets SVB bij betalen facturen) en gemeenten steeds inzage hebben in de bestedingen.
Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, vragen wij de budgethouders, zoals eerder verwoord, om in de (tussen)evaluatie van het ondersteuningsplan ook aan te geven wat de behaalde resultaten zijn met het persoonsgebonden budget en de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.
Voor pgb-alfa geldt dat in 2016 de financieel-administratieve afhandeling niet loopt via de SVB.
Tarieven pgb Wmo en Jeugdhulp Professional
Wij stellen pgb tarieven vast bestaande uit ZIN -/-10% Wmo (met uitzondering van huishoudelijke ondersteuning) en ZIN -/- 10% Jeugd, met de volgende argumentatie:
Een 10% lagere afslag voor Wmo en Jeugd hanteren is verantwoordbaar en uitlegbaar. Wanneer een cliënt een pgb wenst is er per definitie lagere overhead omdat er geen of beperkt regie nodig is. Uit de praktijk blijkt dat de huidige overhead ruim 30% bedraagt. Een afslag van 10% is daarmee redelijk. Vaak gaat het om kleinere organisaties of zelfstandige professionals met minder overhead dan ZIN-aanbieders en voert de klant zelf coördinerende activiteiten uit. Ook brengt het pgb-proces minder administratieve lasten met zich mee dan het ZIN-proces.
Dit voorstel is consistent: voor zowel Wmo als jeugdhulp wordt één en hetzelfde afslagpercentage gehanteerd uitgaande van het ZIN tarief. Wanneer het pgb wordt uitgevoerd door een niet-professional hanteren we de tarieven conform de hiervoor geadviseerde tarieven door de VNG, met uitzondering van huishoudelijke ondersteuning.
Wmo en Jeugd niet-professional/sociaal netwerk pgb
Wanneer het pgb wordt uitgevoerd door een niet-professional hanteren we de tarieven conform de door de VNG geadviseerde tarieven (Ledenbrief VNG, 15 mei 2014). Verschil tussen een professional en een niet-professional kan onder andere blijken uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.
Tarieven pgb Huishoudelijke Ondersteuning
Vanaf 1 januari 2016 wordt boven beschreven systematiek (ZIN minus percentage) ook voor de Huishoudelijke Ondersteuning gehanteerd. Voor HO regulier wordt een afslagpercentage van 27% gehanteerd. Deze afslag verschilt van de andere pgb-tarieven, maar is verdedigbaar om de volgende redenen:
Onderscheid maken binnen HO in beroepsmatige ondersteuning en ondersteuning vanuit het sociale netwerk
Het PGB-tarief voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk was in 2015 gelijk aan beroepsmatige ondersteuning. Voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk wordt per 1 januari 2016 een afslagpercentage van -40% gehanteerd voor het PGB-tarief. Op deze manier is het tarief niet hoger dan het tarief van PGB-alfa. Het advies is om voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk alleen uit te gaan van het basispakket en niet het pluspakket. Met het pluspakket wordt door de zorgaanbieders een hoger opgeleide hulpverlener ingezet. Bij ondersteuning door het sociale netwerk gaan wij uit van iemand die niet is opgeleid. Deze wijziging zal per 1 januari 2016 worden doorgevoerd, en geldt alleen voor nieuwe cliënten per 1 januari 2016.
Het college en de gemeenteraad hebben in 2014 besloten om de pgb-alfaconstructie te handhaven zonder tussenkomst van de SVB. Het advies is om een indexatie van 0,64% toe te passen op de tarieven van de PGB-alfaconstructie voor 2016. Op deze wijze blijven de tarieven (pgb-alfa € 129,28 en pgb € 131,32) dicht bij elkaar liggen. Ook wijken ze niet veel af van de huidige tarieven, waardoor cliënten een goede keuzemogelijkheid hebben. In 2016 bekijken we of de pgb-alfaconstructie voortgezet moet worden.
** Niet mogelijk nader te specificeren, zijn meer dan 250 verschillende producten met afzonderlijke ZIN tarieven. Indien van toepassing wordt voor het pgb -tarief als minimum tarief 54% van het NZA-tarief gehanteerd.
Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-128342.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.