Gemeenteblad van Kaag en Braassem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2015, 127631 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2015, 127631 | Verordeningen |
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Artikel 2. Reikwijdte van de verordening
Deze verordening, is van toepassing op het coördineren van de voorbereiding en bekendmaking van een besluit om een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan vast te stellen met het besluit over een of meer daarmee samenhangende omgevingsvergunningen, al dan niet met aan de omgevingsvergunning en/of aan het bestemmingsplan gerelateerde vergunningen, besluiten, afwijkingen en ontheffingen, ter verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.
Artikel 3. Gevallen waarin bevorderd wordt besluiten te coördineren
In de volgende gevallen en onder de volgende condities bevordert het college van burgemeester en wethouders een gecoördineerde voorbereiding van besluiten als bedoeld in artikel 2:
een besluit over een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan en een besluit over een omgevingsvergunningsaanvraag dat op het moment van indienen op grond van artikel 2.10, eerste lid, sub c Wabo geweigerd zou moeten worden, maken tenminste deel uit van de te coördineren besluiten en;
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 14 december 2015
de griffier,
drs. B.S.M. Sepers
de voorzitter,
mr. K.M. van der Velde-Menting
Bijlage 1. Toelichting coördinatieverordening
In artikel 1 worden de belangrijkste begrippen beschreven.
Artikel 2 benadrukt dat de coördinatieregeling alleen ziet op het coördineren van de procedure van de omgevingsvergunning met een bestemmingsplanprocedure of een procedure van een uitwerkingsplan of van een wijzigingsplan. Dat is de basis. Daarbij kunnen vergunningen, besluiten, afwijkingen en ontheffingen die een relatie hebben met de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan ook betrokken worden bij de coördinatie. Dat kunnen vergunningen zijn op basis van bijzondere wetten of op basis van gemeentelijke verordeningen. Deze moeten dan wel zijn gericht op de verwezenlijking van het beoogde ruimtelijk beleid. Besluiten over evenementen en subsidies behoren hier in ieder geval niet toe. Wat wel tot de mogelijkheden behoort, is bijvoorbeeld de combinatie van een bestemmingsplanherziening met een omgevingsvergunning bouwen, milieu, slopen, aanleggen en brandveilig gebruik.
In artikel 3 wordt aangegeven in welke gevallen het wenselijk is om de coördinatieregeling toe te passen. Elk lid wordt afgesloten met het woordje "en" om duidelijk te maken dat de coördinatieregeling alleen toegepast mag worden als aan alle voorwaarden is voldaan.
Uit artikel 3.31 Wro blijkt dat het college niet verplicht is om de coördinatieregeling toe te passen. De wet stelt dat het college coördinatie "bevordert". Uitgangspunt is dus dat het college, waar dat op grond van deze verordening mogelijk is, een gecoördineerde besluitvorming voorstaat.
Lid a vormt de basis van de coördinatieverordening: coördinatie op grond van de coördinatieverordening is alleen mogelijk als tenminste het besluit over een bestemmingsplan (of over een uitwerkingsplan / wijzigingsplan) en het besluit over een omgevingsvergunning tot de te coördineren besluiten behoren.
De omgevingsvergunning moet een plan betreffen dat op het moment van indienen op grond van artikel 2.10 lid 1 sub c Wabo geweigerd zou moeten worden (wegens strijdigheid met bestemmingsplan) en die slechts op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo kan worden verleend. Het bestemmingsplan dat de coördinatieregeling volgt, moet die strijdigheid opheffen, zodat de vergunning verleend kan worden. Voor alle duidelijkheid: de coördinatieregeling mag op grond van deze verordening dus niet toegepast worden als de aanvraag past in het geldende bestemmingsplan. In dat geval zou coördinatie neerkomen op het omzeilen van de gewone vergunningprocedure.
Lid b moet ruim geïnterpreteerd worden. Het gaat hier niet alleen om de vaststelling dat zich geen belemmering als bedoeld in artikel 4 voordoet, maar het college beoordeelt ook of aan de procedure-eisen voldaan is. Het college kan ook afzien van coördinatie, bijvoorbeeld wanneer het college constateert of inschat dat de gemeenteraad geen bestemmingswijziging wil.
Een ander voorbeeld is het geval dat een MER is vereist en dat die niet (nog) is opgesteld. Onbekend is dan welke locatievariant of welke inrichtingsvariant de voorkeur heeft.
Wanneer echter bij de planvoorbereidingen een MER heeft plaatsgevonden in samenhang met een beoogd bestemmingsplan en/of een omgevingsvergunning, is er geen sprake van een belemmering en kan er coördinatie plaatsvinden.
Uit lid c blijkt dat de aanvrager en de gemeente samen de coördinatieregeling moeten willen toepassen. Een aanvrager kan niet gedwongen worden om mee te werken aan een gecoördineerde besluitvorming. Dat zou namelijk inhouden dat de aanvrager gedwongen zou kunnen worden om een vergunning aan te vragen. De aanvrager kan natuurlijk goede redenen hebben om af te zien van coördinatie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de aanvrager eerst zeker wil weten dat de bestemmingsplanwijziging doorgevoerd is, voordat hij kosten wil maken voor het maken van een bouwtekening en leges voor de activiteit bouwen.
In dit artikel staat in welke gevallen coördinatie in ieder geval niet mogelijk is.
De noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan maakt de procedure ingewikkelder. Het feit dat een exploitatieplan nodig is, betekent dat er met partijen (nog) geen overeenstemming is over de financiering, wat geen goede basis is voor een gecoördineerde voorbereiding. Er is tijd nodig om in een dergelijk geval te proberen om alsnog met partijen overeenkomsten te sluiten, wat niet past bij de voortvarendheid waarmee via de coördinatieregeling uitvoering kan worden voorbereid. Bij mogelijke planschade moet de aanvrager zich bereid verklaren de kosten voor zijn rekening te willen nemen. Dit is vastgelegd in lid b. Als de aanvrager dat niet wil, dan ligt het financiële risico van het vaststellen van het bestemmingsplan bij de gemeente. De gemeente is in beginsel niet bereid tot een dergelijk risico. Gecoördineerde besluitvorming is in een dergelijk geval dan ook niet wenselijk.
De Wet ruimtelijke ordening geeft geen aanwijzingen over de manier waarop de coördinatieregeling uitgevoerd moet worden. Het is wel wenselijk dat de gemeente duidelijkheid geeft over de uitvoering. Dit kan via de coördinatieprocedureregels van de Algemene wet bestuursrecht. Dit onderdeel van de Awb (met name: § 3.5.3) werkt pas als een gemeentelijke verordening de procedure van toepassing verklaart. Lid a regelt dat § 3.5.3 Awb van toepassing is op deze verordening, met uitzondering van de artikelen 3.28 en 3.29. Deze laatste artikelen hebben betrekking op onder meer bezwaar en beroep. Hiervoor kent de Wro een eigen regeling in de Wro (artikel 8.3). De Wro regelt dat besluiten die na toepassing van coördinatie tot stand zijn gekomen, gelden als een besluit. Verder beslist de bevoegde rechter -Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State- binnen 6 maanden (in plaats van regulier 12 maanden) na ontvangst verweerschrift
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-127631.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.