Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen gemeente Vlissingen 2016

 

 

De raad van de gemeente Vlissingen;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 217, 219, 225, 234 en 235 van de Gemeentewet;

alsmede op het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen en de Parkeerverordening van de gemeente Vlissingen;

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen de

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN

PARKEERBELASTINGEN V LISSINGEN 201 6

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • d.

    Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    centraal register: het register van het ServiceHuis Parkeer- en Verblijfsrechten bestemd voor de registratie van parkeerrechten.

  • f.

    college: burgemeester en wethouders van Vlissingen.

  • g.

    houder gehandicaptenparkeerkaart: de natuurlijke persoon aan wie een Europese gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

      1e indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      2eindien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6. Wijze van heffing en termijn van betaling

1. De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren op parkeer-apparatuur plaatsen wordt geheven door voldoening op aangifte en moet worden betaald bij aanvang van het parkeren.

In afwijking van het hierboven bepaalde moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inloggen op het centrale register via een telefoon.

  • 2.

    Voor de voldoening op aangifte van de belasting geldt dat:

    • a.

      de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven door een mondelinge, dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder ook wordt begrepen een nota;

    • b.

      in geval de kennisgeving mondeling wordt gedaan de belasting moet worden voldaan op het moment van uitgifte van de vergunning;

    • c.

      in geval van een schriftelijke kennisgeving dient de belasting meteen te worden voldaan, voordat de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    Een naheffingsaanslag is direct inbaar.

Artikel 7. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8. Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2.

    Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 9. Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 60,-.

  • 2.

    De kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem bedragen € 99,-.

  • 3.

    De kosten voor de overbrenging van het voertuig bedragen € 261,- terwijl die voor het bewaren ervan € 18,20 per etmaal bedragen.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Nadere regels door het college

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12. Vrijstelling

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren van een voertuig op een parkeerapparatuurplaats op het maaiveld, wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2.

    De vrijstelling is uitsluitend van toepassing indien de gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in het eerste lid met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening Parkeerbelastingen 2015" vastgesteld bij besluit van 18 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen Vlissingen 2016’.

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Vlissingen d.d. 17 december 2015.

 

De griffier,                                                                        De voorzitter

Mr. F. Vermeulen                                                           A.M. Demmers – van der Geest

 

 

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VER ORDENING PARKEERBELASTINGEN 2016

Artikel I. Tarieven incidenteel parkeren.

  • a.

    Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 1, onderdeel d van de Verordening parkeerbelastingen 2016, bedraagt per voertuig, binnen de grenzen van het exploitatiegebied bij parkeerapparatuur € 2,00 per 60 minuten, dan wel € 0,10 per 3 minuten of minder.

  • a.

    In afwijking van het gestelde in het voorgaande lid bedraagt het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur voor voertuigen die voorzien zijn van een geldige gehandicaptenparkeerkaart € 0,- (het zogenaamde nultarief)

  • b.

    In afwijking van het gestelde in onderdeel a bedraagt het maximale tarief per dag voor het parkeren bij parkeerapparatuur per voertuig op de parkeerplaatsen gelegen aan de President Rooseveltlaan (Nollebos), de Koningsweg (Koudenhoek), de Aagje Dekenstraat (voormalig Alditerrein) en de gehele Kenau Hasselaarstraat € 8,50.

  • c.

    In afwijking van het gestelde onder a en c bedraagt het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur per voertuig op zon- en feestdagen en van 18.00 uur tot 09.00 uur de daaropvolgende dag € 0 (zogenaamd 0-tarief), met die verstande dat op de parkeerlocaties President Rooseveltlaan (Nollebos), de 3 boulevards en de gehele Kenau Hasselaarstraat op de zon- en feestdagen gelegen in de periode 1 april tot en met 31 oktober parkeerbelasting verschuldigd is tussen 9.00 uur en 18.00 uur conform het gestelde onder a en c.

  • d.

    Het tarief voor het parkeren in een gemeentelijke parkeergarage bedraagt van maandag tot en met zaterdag tussen 09.00 uur en 18.00 uur en op zondag tussen 12.00 uur en 18.00 uur € 1,80 per 60 minuten, dan wel € 0,10 per 3 minuten en 20 seconden met een minimum tariefberekening van € 0,50.

  • e.

    In afwijking van het gestelde onder e bedraagt het tarief voor het parkeren in een gemeentelijke parkeergarage tussen 18.00 uur en 09.00 uur en op zondagen tot 12.00 uur € 0,80 per 60 minuten, dan wel € 0,10 per 7 minuten en 30 seconden met een minimum tariefberekening van € 0,50 en een maximum tarief van € 4,00 gedurende deze periode.

  • f.

    In afwijking van het gestelde onder a en c bedraagt het tarief € 0 voor de eerste 3 uur parkeren bij parkeerapparatuur per voertuig, mits een geldig parkeerkaartje uit de parkeerautomaat is getrokken, op de parkeerplaats gelegen aan de Koningsweg (Koudenhoek).

  • g.

    In afwijking van het gestelde onder a, c en g bedraagt het tarief € 5 per etmaal, voor campervoertuigen tot 7 meter, op de parkeerplaats gelegen aan de Koningsweg (Koudenhoek). Hiervoor geldt een maximale parkeertijd van 3 dagen (72 uur).

Artikel II. Abonnement parkeergarage.

Het tarief voor het parkeren in de parkeergarage door middel van een abonnement bedraagt € 54,00 per maand.

Artikel III. Tarieven vergunningparkeren.

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Verordening parkeerbelasting 2010, in relatie met de Parkeerverordening 1992, bedraagt per voertuig:

  • 1.

    voor een vergunning op grond van artikel 3, tweede lid, letter a, onder I en II van de Parkeerverordening 1992, uitgezonderd het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen

    € 51,60 per jaar;

  • 2.

    voor een vergunning op grond van artikel 3, tweede lid, letter a, onder I en II van de Parkeerverordening 1992, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen € 67,50 per maand;

  • 3.

    voor een vergunning op grond van artikel 3, tweede lid, letter a, onder III van de Parkeerverordening 1992, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen € 132,00 per jaar;

  • 4.

    voor een vergunning op grond van artikel 3, tweede lid, letter a, onder IV van de Parkeerverordening 1992, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen € 132,00 per jaar;

  • 5.

    voor dagkraskaarten op grond van artikel 3, tweede lid, letter b van de Parkeerverordening 1992, voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen € 16,70 per set van 6 kaarten;

  • 6.

    voor kraskaarten met een beperkte parkeerduur op grond van artikel 3, tweede lid, letter b van de Parkeerverordening 1992, voor het parkeren op

    belanghebbendenplaatsen € 13,70 per set van 10 kaarten;

  • 1.

    voor een vergunning op grond van artikel 3, vierde lid, letter a van de Parkeerverordening 1992, voor alle parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen: € 9,00 per dag of dagdeel of € 36,00 per week of € 550,00 per jaar;

  • 2.

    voor een vergunning op grond van artikel 3, vierde lid, letter b van de Parkeerverordening 1992, voor het parkeren op belanghebbende plaatsen € 51,60 per jaar;

  • 3.

    voor een vergunning op grond van artikel 3, vierde lid, letter c van de Parkeerverordening 1992, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen en/of op belanghebbende plaatsen € 132,00 per jaar.

     

Behorend bij de Verordening parkeerbelasting 2016

Vlissingen d.d. 17 december 2015

de griffier,

mr. F. Vermeulen.

Naar boven