Gemeenteblad van Landsmeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Landsmeer | Gemeenteblad 2015, 126662 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Landsmeer | Gemeenteblad 2015, 126662 | Verordeningen |
Referendumverordening Landsmeer 2014
Datum raadsvergadering: 10 december 2015
Onderwerp: Referendumverordening Landsmeer 2014
Toelichting Referendumverordening Landsmeer 2014
Een referendum verordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een concept raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad. In de praktijk wordt dan ook regelmatig een referendumverordening middels het initiatief recht op de agenda van de raad geplaatst. In de verordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college maar aan de raad gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.
Dat het initiatief voor het vaststellen van de referendumverordening bij de raad kan liggen neemt niet weg dat het gewenst kan zijn advies te vragen aan het college. Deze zal immers de organisatie en uitvoering ter hand moeten nemen. Om die reden heeft het college het initiatief genomen een Referendumverordening voor te bereiden en ter vaststelling aan te bieden.
a.b.c. Deze artikelen behoeven geen toelichting.
d.wat betreft de kiesgerechtigden is aangesloten bij degenen die gerechtigd zijn deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 en artikel J1 van de Kieswet. Een referendum is alleen mogelijk binnen het grondgebied van de eigen gemeente.
Artikel 2. Referendabele besluiten
Alleen ‘te nemen besluiten’ van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten te nemen door het college of door de burgemeester zijn niet referendabel op grond van deze verordening. Deze bestuursorganen kunnen, indien gewenst, zelf een referendumregeling opstellen.
Een aantal onderwerpen, waarover de raad een besluit kan nemen, lenen zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de ‘Tijdelijke referendumwet’ en autonome gemeentelijke referendumverordeningen. Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden. De genoemde punten spreken voor zich.
Artikel 3. Referendumcommissie
In het geval er een referendum wordt gehouden is het raadzaam dat er een referendum-commissie is ingesteld. Het onderwerp wat ten grondslag ligt aan het referendum initiatief is doorgaans politiek gevoelig. Burgers zijn van mening dat de raad gecorrigeerd dient te worden. Maar het is wel de gemeente die het referendum en de voorlichting organiseert.
Een ‘pettenprobleem’ komt in de praktijk bij referenda vaak voor. Een onafhankelijke referendumcommissie kan dan de neutrale derde partij zijn die toeziet op de organisatie en uitvoering van het referendum. Derhalve is het lidmaatschap van de commissie onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad, van het college of met een dienstverband bij de gemeente. Evenmin kan een persoon lid van de referendumcommissie zijn, die een contractuele relatie heeft met de gemeente.
In het model is gekozen voor een permanente commissie met vijf leden. Het kan zijn dat de leden van de commissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referendum initiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen. Er is gekozen voor een, qua aantal, ruime commissie en niet voor een commissie van bijvoorbeeld drie personen plus plaatsvervangers. Door meer leden te benoemen dan nodig voor het quorum wordt een oplossing gegeven in het geval één van de leden afwezig is of zich wil onthouden van deelname in verband met mogelijke belangenverstrengeling.
Er is niet expliciet geregeld dat leden (bijv. in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.
Artikel 4. Taken referendumcommissie
Deze commissie heeft diverse adviserende taken gekregen. Daarnaast wordt de onaf-hankelijke positie ondersteund door de mogelijkheid gevraagd en ongevraagd advies te geven. De commissie adviseert, bij een inleidend verzoek en over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Dit hangt samen met de in artikel 2 opgenomen onderwerpen waarover geen referendum gehouden kan worden. Verder doet zij een voorstel voor de vraagstelling van het referendum. De vraag moet eenduidig zijn en begrijpelijk voor de burgers. Wat betreft het toezicht op de objectiviteit van de door de gemeente verstrekte voorlichting kan gedacht worden aan een bijv. een folder waarin argumenten pro en contra worden genoemd. De bevoegdheid van de commissie strekt zich niet uit tot de door de burgers gevoerde campagne. De vrijheid van meningsuiting staat daarin voorop.
De commissie heeft ook een rol bij de evaluatie van gehouden referenda en bij de evaluatie van referendumverzoeken welke niet tot een referendum hebben geleid. Deze taak is een logisch gevolg van de toezichthoudende taak bij het hele referendumproces.
Artikel 5. Initiatief van de Raad
Dit artikel behoeft geen toelichting
Initiatief kiesgerechtigden (artikel 6 en 7)
De raad heeft overwogen dat het in strijd is met ongeschreven regels indien raadsleden en fractievertegenwoordigers betrokken zijn bij een inleidend of definitief verzoek tot een raadgevend referendum (Zie hiervoor het ‘Evaluatierapport referendumverzoek Landsmeer’ van de Referendumcommissie van 24 september 2015).
Hiervoor is aan artikel 6 en artikel 7 een zevende lid toegevoegd. De raad heeft behoefte aan codificering van de ongeschreven regel, dat het ongepast is als een raadslid of fractie-vertegenwoordiger betrokken is bij een inleidend of definitief verzoek voor een raadgevend referendum. Een raadgevend referendum is bij uitstek een instrument voor de inwoners van de gemeente. Voor raadsleden en fractievertegenwoordigers staat het instrument ‘raadplegend referendum’ ter beschikking. Het past niet, als een raadslid of fractievertegenwoordiger er niet in is geslaagd een referendum te organiseren via besluitvorming in de raad, betrokken te zijn bij de totstandkoming van een raadgevend referendum. Daar de politiek zeker zijn rol moet kunnen spelen in de campagne fase, namelijk nadat de raad het besluit heeft genomen zoals bedoeld in artikel 7 lid 6, is het verbod beperkt tot de fasen van inleidend en definitief verzoek.
Kiesgerechtigden nemen het initiatief tot een referendum. Hiertoe kunnen zij een kennisgeving indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. In dit model is gekozen voor een eenvoudige procedure.
Het inleidend verzoek wordt tenminste 1 week voor de raadsvergadering ingediend bij de griffier en wordt later mogelijk gevolgd een definitief verzoek.
Door de duale verhoudingen wordt het verzoek formeel ingediend bij de griffier. Praktisch gezien zal het ambtelijk apparaat het formulier als bedoeld in lid 4 beschikbaar stellen. Het doel van het inleidend verzoek is tweeledig. De raad moet op korte termijn beslissen of een onderwerp referendabel is en niet valt onder de uitzonderingen genoemd in artikel 2. De referendumcommissie adviseert hierbij. Bij een korter termijn van indiening is het vrijwel onmogelijk de commissie bijeen te roepen om een advies te vormen.
Daarnaast moet aangetoond worden dat een onderwerp niet alleen maar leeft bij enkele inwoners maar op enig draagvlak in de gemeente kan steunen. Hiertoe worden een aantal handtekeningen overlegd. Op korte termijn is het voor de initiatiefnemers dan duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het definitieve verzoek.
Bij het verzamelen van de handtekeningen kan worden gekozen voor een 'haalsysteem' of een 'brengsysteem'. In het eerste geval wordt het ophalen van de vereiste handtekeningen aan de initiatiefnemers overgelaten. In het tweede geval dienen kiesgerechtigden hun handtekening te plaatsen op de daarvoor aangewezen plaatsen, zoals de receptiebalie in het gemeentehuis. Uit de evaluatie van de Tijdelijke referendum wet (Trw) blijkt dat een groot nadeel van het haalsysteem is, dat de controle op handtekeningen een tijdrovend karwei is en door onvolledig ingevulde lijsten veel handtekeningen ongeldig moeten worden verklaard.
In dit model is gekozen voor het ‘brengsysteem’ op het gemeentehuis zodat direct de identiteit en kiesgerechtigdheid van de ondertekenaar gecontroleerd wordt aan de hand van de basisregistratie personen (BRP). Om de controle op de kiesgerechtigheid zo eenvoudig mogelijk te maken is een identificatieplicht opgenomen. Dit is voor een burger niet extra belastend: gezien de Wet op de identificatieplicht heeft een burger dit bij zich.
Bij het controleren van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indient op dat moment kiesgerechtigd zou zijn voor de raadsverkiezingen van Landsmeer. Immers bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of en zo ja wanneer het referendum gehouden wordt en kan dus niet gewerkt worden met een apart bestand van kiesgerechtigden voor het referendum.
De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte formulier H4. Op basis van artikel 4:4 Awb (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Awb.
Wat betreft de procedure van het inleidend verzoek moet allereerst een termijn worden vastgesteld waarbinnen de handtekeningen moeten worden ingeleverd. Hier is gekozen voor een korte termijn van 1 week voor de raadsvergadering. De achterliggende gedachte is dat op deze manier in de raadsvergadering zelf besloten kan worden of er voldoende geldige handtekeningen zijn verzameld, waarna de procedure vervolgt conform artikel 6 lid 5.
Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum, kan worden aangesloten bij de voorstellen van de commissie Biesheuvel over een correctief referendum op decentraal niveau.
De commissie ging uit van 50% van de kiesdeler van de laatst gehouden verkiezing van de raad. De commissie achtte de hoogte van deze drempel niet te hoog om een verzoek tot referendum onmogelijk te maken, maar wel hoog genoeg om te voorkomen dat een referendum wordt aangevraagd dat te weinig draagvlak vindt onder de bevolking.
In de Trw werd gekozen voor een systeem waarbij de gemeentegrootte (aantal inwoners) bepalend is. Schematisch weergegeven ziet dat er zo uit:
Op basis van deze gegevens zou een inleidend verzoek ondersteund moeten worden door circa 84 kiesgerechtigden en een definitief verzoek door 840 kiesgerechtigden. In de Referendumverordening 2009 stond respectievelijk 50 en 350 vermeld. In de Referendum-verordening 2014 is ervoor gekozen in dit aantal te middelen en het aantal ondersteunings-verklaring te stellen op respectievelijk 65 en 650 kiesgerechtigden.
Allereerst dient de raad, na advies van de referendumcommissie, vast te stellen of het inleidende verzoek een besluit betreft waarover op grond van deze verordening een referendum niet is uitgezonderd. Vervolgens wordt beslist of het inleidend verzoek is gedaan door het vereiste aantal kiesgerechtigden. De voorgeschreven eisen dient om de kiesgerechtigdheid te bepalen. Door de identificatie verplichting zal het aantal afgekeurde ondersteuningsverklaringen gering zijn.
Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.
Als de raad van mening is dat het onderwerp referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen. De procedure is in grote lijnen gelijk aan die bij het inleidende verzoek. De raad controleert of er voldoende (geldige) handtekeningen zijn verzameld. De toelaatbaarheid van het onderwerp is al eerder in de procedure, bij het inleidend verzoek, getoetst. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum tot gevolg hebben.
Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.) en dat er enige ruimte is om vakantie perioden (juli/augustus, december/januari) te overbruggen omdat deze niet geschikt zijn voor het houden van een referendum. Het ligt voor de hand dat het advies van het college op dergelijke zaken ziet. De datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie doorgaans voor een hogere opkomst en voor een reductie in de kosten van een referendum. Uiteraard kunnen er ook meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden.
De raad beslist of en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling vast. Het meest voor de hand ligt een vraagstelling welke gekoppeld is met het voorgenomen besluit. Aan de kiezer wordt dan de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het concept raadsbesluit, waarover het referendum wordt gehouden, zijn. De vraagstelling moet wel voldoende duidelijk zijn, de referendumcommissie heeft tot taak hierover adviseren. Het is mogelijk om de vraagsteling tevens op te nemen op de stempas/oproepkaart.
Er kan jaarlijks een vast bedrag op de begroting worden gereserveerd voor het organiseren van referenda of er kan per referendum een budget worden vastgesteld. Hier is gekozen voor het laatste.
Naast een bedrag voor de organisatie van het referendum zelf, zal de voorlichting geld kosten. Dit betreft de voorlichting door de gemeente zelf (uitleg over het concept-raadsbesluit).
Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b).
Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen en dit niet allemaal opnieuw per verordening te regelen. Vandaar dat de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing zijn. Dit omvat het hele proces van de termijn waarop bij de kiesgerechtigden de oproepkaart/stempas voor het referendum bezorgd dient te zijn als de werkwijze in het stembureau en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag.
Artikel 13. Geldigheid van de uitslag
Wanneer 50% procent van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddelde opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de bevolking als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen.
In de Trw werd uitgegaan van een gekwalificeerde meerderheid:
een besluit is verworpen als de meerderheid van de opgekomen kiezers het besluit verwerpt en het aantal tegenstemmen tenminste 30% van de kiesgerechtigden bedraagt.
In deze referendumverordening is gekozen voor de ‘gewone meerderheid’.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-126662.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.