Artikel 2: Algemeen geaccepteerde arbeid
1.Het werkloosheidsrisico en de loonwaarde spelen een cruciale rol bij het
beantwoorden van de vraag op welke wijze belanghebbende inhoud moet geven aan zijn
verplichtingen ten aanzien van arbeidsinschakeling zoals gedefinieerd in artikel 6 van de wet.
1.Zowel (al dan niet tijdelijk) regulier betaald werk als werken met loonkostensubsidie , zover
deze gericht zijn op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie
vallen onder het begrip algemeen geaccepteerde arbeid.
- 1.
De beloning is niet lager dan het minimumloon of het naar rato van de arbeidsduur daarvan
afgeleide bedrag tenzij sprake is van een lagere loonwaarde dat gecompenseerd
- 1.
Tot algemeen geaccepteerde arbeid wordt niet gerekend: illegaal werk, werkzaamheden
in- of verband houdende met prostitutie en coffeeshops behoudens in die gevallen waarbij
sprake is van een legale beroepsuitoefening die uit vrije wil is gekozen.
1.Als er sprake is van zwaarwegende gewetensbezwaren waardoor een belanghebbende in
ernstig conflict komt met zichzelf en zijn omgeving weegt dit mee in de beoordeling of er
sprake is van algemeen geaccepteerde arbeid waarop de geüniformeerde arbeidsverplichtin
gen van toepassing zijn. Belanghebbende moet dit zelf aandragen door middel van
objectiveerbare en verifieerbare gegevens. Ook de omstandigheden waarin deze arbeid moet
worden verricht spelen een cruciale rol zoals de vraag wat belanghebbende zelf heeft gedaan
om aan werk te komen. Voor zover sprake is van aannemelijke zwaarwegende
gewetensbezwaren wordt in samenspraak tussen de casemanager en belanghebbende naar
1.Voor reistijden woon-werk verkeer wordt een reistijd van 1½ uur (enkele reis) acceptabel
geacht waarbij, in geval van deeltijdarbeid, een afweging wordt gemaakt op basis van de
reiskosten en het te verwerven inkomen.
1.Een verhuisplicht kan worden opgelegd bij een werkloosheid van tenminste 3 jaren, voor
zover elders een concrete baan aan belanghebbende wordt aangeboden voor de duur van
ten minste een jaar waarmee zelfstandig in de kosten van levensonderhoud kan worden
voorzien op het niveau van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm en mits een
woning beschikbaar is of binnen redelijke termijn beschikbaar komt.
Bij het opleggen van de verhuisplicht worden de persoonlijke omstandigheden van persoon
en/of gezin in de afweging meegenomen.
1.Arbeidservaring, opleidingsniveau en affiniteit met een bepaald beroep spelen geen rol bij de
beantwoording van de vraag of bepaalde arbeid als algemeen geaccepteerd moet worden
1.Indien een traject naar werk niet volledig de voor werk beschikbare tijd vergt, geldt voor de
resterende tijd de arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 9 respectievelijk artikel 10a
(Participatieplaatsen), artikel 10b (Participatievoorziening beschut werk).
Artikel 4: Overige verplichtingen belanghebbenden
Belanghebbenden zijn verplicht om:
1: Media en andere informatiedragers te raadplegen waarin vacatures worden vermeld waaron- der begrepen: kranten, internet, sociale media als Linked-in en vacature-site’s;
2: De vacatures bij het UWV te raadplegen;
3: Tijdig op openstaande vacatures te reageren op de daarin aangegeven wijze(n);
4: Mee te werken aan (medische, arbeidskundige en psychologische) onderzoeken;
5: Mee werken aan een indicatiestelling en de loonwaardebepaling in verband met eventuele
inzet van loonkostensubsidie
5: Mee te werken aan de geadviseerde behandelingen;
6: Mee te werken aan een geboden traject naar werk, sociale activering en tegenprestatie voor de ontvangen uitkering;
7: Mee te werken aan schuldhulpverlening als sprake is van problematische schulden;
8: Na te laten al datgene wat het vinden van werk belemmert of bemoeilijkt;
9: Bij sollicitaties datgene achterwege te laten wat het verkrijgen van arbeid belemmert of bemoeilijkt;
10: Naar vermogen mee te werken aan het tot stand komen van een trajectplan naar (detacherings)arbeid, re-integratietrajecten, leer-werktrajecten, werkstage en geboden participatievoorzieningen voor beschut werken;
11: Aangeboden werk aan te nemen.
Artikel 7: Doelgroep niet uitkeringsgerechtigden
Als een niet uitkeringsgerechtigde of een belanghebbende die een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet ontvangt verzoekt om een voorziening naar werk, moet in aanvulling op de verordening aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
a: belanghebbende moet ingeschreven staan als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf;
b: belanghebbende moet per direct voor tenminste 24 uur per week beschikbaar zijn voor werk;
c: belanghebbende moet, naar het oordeel van het college, binnen 12 maanden een reëel uit
d: de aanvraag is niet gericht op positieverbetering;
e: als de voorziening eerder binnen 60 maanden verwijtbaar voortijdig is beëindigd komt
belanghebbende niet in aanmerking voor een voorziening.
Artikel 11 Vrijlating van inkomsten uit (deeltijd)werk
1.De vrijlating van inkomsten uit deeltijdwerk als bedoeld in artikel 31 lid 2 aanhef en onder n en
artikel 31 lid 2 aanhef en onder r van de wet is, naast de wettelijke voorwaarden, van toepassing
indien de arbeid volgens het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.
2.Het college is van oordeel dat alle arbeid als bedoeld onder het eerste lid bijdraagt aan de arbeids
inschakeling,
met uitzondering van arbeid die reeds is aangevangen voordat aan belanghebben
de(n) een uitkering krachtens de wet, IOAW of IOAZ
is toegekend (de ingangsdatum van de bijstand
is hiervoor het criterium).
- 3.
De vrijlating als bedoeld in het eerste lid geldt eveneens voor gesubsidieerde (deeltijd) arbeid.
- 4.
Indien sprake is van een gezin geldt de vrijlating per meerderjarig gezinslid dat voldoet aan het
5.De vrijlating geldt niet voor het inkomen dat door belanghebbende niet aan het college is gemeld
(geen vrijlating achteraf).
Artikel 13 Zoektijd voor jongeren tot 27 jaar
1.Het college geeft de jongere in de zoektijd zo nodig handvatten. Dit kan bestaan uit enige
opdrachten die de jongere in opdracht van het college moet verrichten om te bevorderen dat de
jongere gaat werken of een opleiding gaat volgen.
2.Indien de jongere niet serieus aan de opdrachten voldoet en/of onvoldoende serieus op zoek gaat
naar werk of een opleiding, bestaat geen recht op een bijstandsuitkering.
3.Indien de jongere wel serieus activiteiten verricht als bedoeld in het tweede lid maar onvoldoende
dan wordt een maatregel opgelegd op grond van de Afstemmingsverordening Participatiewet.
4.Als de jongere nog een opleiding kan volgen bestaat er geen recht op bijstand ongeacht of de jongere
deze opleiding gaat volgen. Hierbij is sprake van maatwerk waarbij op grond van een analyse wordt afgewogen of scholing haalbaar dan wel een verbetering is voor belanghebbende.
De jongere kan in ieder geval nog een opleiding volgen in de volgende situaties:
a: Van de jongere die geen startkwalificatie heeft kan redelijkerwijs gevergd
worden dat de jongere een startkwalificatie haalt, tenzij de jongere hiervoor geen capaciteit heeft. Jongeren tot 23 jaar behoren exclusief tot de doelgroep van de leerplichtambtenaar.
Voor jongeren van 23 tot 27 jaar maakt de casemanager werk een inschatting en bij twijfel wordt hierover een deskundige geraadpleegd.
b: Als de jongere wel een startkwalificatie heeft, is verdere opleiding verplicht als hierdoor de kansen op de arbeidsmarkt toenemen. Dit hoeft niet altijd onderwijs op een hoger niveau te zijn maar kan ook onderwijs in een andere richting betreffen op een vergelijkbaar of zelfs lager niveau. Uiteraard geldt ook hier dat de jongere wel de capaciteiten moet hebben. We streven naar duurzame oplossingen en daarom wordt de intrinsieke motivatie van de jongere meegewogen in de besluitvorming. Vanzelfsprekend wordt hierin ook meegewogen dat sommige jongeren op voorhand minder gemotiveerd zijn voor een opleiding omdat de jongere nog niet precies weet wat het inhoudt en wat de jongere er mee kan. In dat geval wordt de jongere door het college gemotiveerd om de opleiding te volgen als deze opleiding naar het oordeel van het college bij de jongere past.
Het werkgeversteam speelt een rol als het gaat om inventarisatie van in de toekomst beschikbaar komend werk. De opleiding wordt afgestemd op een reële mogelijkheid om met deze opleiding het beschikbaar komend werk te vinden. Voor zover dit nodig is wordt een deskundige ingeschakeld in verband met een onderzoek naar de intrinsieke motivatie en kwaliteiten van de jongere. Daarbij speelt dat de jongere niet altijd weet welk werkveld hem of haar het meest past. Dit vergt doorvragen naar datgene wat de jongere aantrekkelijk lijkt in door hem of haar genoemd werk waarin de vacatures minder courant zijn.
5.Als de jongere (terug) naar school moet, maar het eerst volgende moment van instroom is later, moet tussentijds tijdelijk werk gezocht worden via onder meer uitzendbureaus.