Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Amstelveen

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • -

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

1. De raad stelt, op voordracht van het college, bij aanvang van iedere raadsperiode de programma-indeling vast.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. In de programmabegroting en programmarekening wordt per programma een overzicht gegeven van de toedeling van lasten en baten naar bestuurlijke producten.

Artikel 4. Kaders begroting

1. Het college biedt uiterlijk in de laatste vergadering voor het zomerreces aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma..

  • 2.

    De raad autoriseert investeringskredieten via de begroting, of door expliciete besluitvorming via aparte kredietvoorstellen.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van twee tussentijdse rapportages over de voortgang van de uitvoering van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar. De rapportages geven een prognose van de verwachte einduitkomst van het jaar, mede op basis van de realisaties over respectievelijk de eerste 4 maanden en de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2.

    In de tussentijdse rapportages worden (verwachte) afwijkingen op de geraamde baten en de lasten van bestuurlijke producten en gevoteerde investeringskredieten groter dan € 100.000,-- toegelicht, alsmede lagere financiële afwijkingen en inhoudelijke afwijkingen die bestuurlijk relevant zijn.

Artikel 7. Informatieplicht

Onverminderd artikel 169, tweede lid van de gemeentewet geldt voor het college een actieve informatieplicht voor onderstaande gevallen:

a) wanneer aan het college bekend is dat de door de raad vastgestelde budgetten worden overschreden, in die zin dat er reden kan zijn tot bijsturing door de raad dan wel de overschrijding groter is dan 5% met een minimum van € 200.000,--;

b) wanneer aan het college bekend is dat door de raad vastgestelde prestaties in betekenende mate niet worden gerealiseerd;

c) wanneer aan het college bekend is dat door de raad vastgestelde realisatietermijnen, verbonden aan enig project van groot belang, niet zullen worden gehaald en de termijnoverschrijding naar verwachting meer dan 4 maanden zal bedragen dan wel een belangrijk project door toedoen van derden stagneert;

d) wanneer aan het college bekend is dat de gemeente door derden aansprakelijk is gesteld voor een bedrag dat naar verwachting de € 200.000,-- overschrijdt;

e) wanneer aan het college bekend is dat het risicoprofiel omtrent de realisatie van programmadoelstellingen, respectievelijk investeringswerken of grondexploitaties / locatieontwikkelingsprojecten een wezenlijke wijziging ondergaat.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten, c.q. lagere overheden samen het collectieve aandeel van gemeenten, c.q. lagere overheden in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden en/of eigen inzet van eigen eenmalige middelen geactiveerd voor zover dit verplicht is uit hoofde van het BBV dan wel op grond van eigen raadsbesluit.

  • 2.

    Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de afschrijvingstabel die wordt opgenomen in de jaarrekening. Wijziging van de tabel vindt plaats via raadsbesluit.

  • 3.

    Voor het activeren geldt een minimumbedrag dat jaarlijks wordt geïndexeerd met het algemene indexpercentage dat geldt voor het betreffende begrotingsjaar.

  • 4.

    Ingeval van bruto-activering, waarbij de kapitaallasten van een investering gedurende de looptijd worden gedekt via een bestemmingsreserve, geldt een rekenrente van 0% ten aanzien van zowel het activum als de bestemmingsreserve.

  • 5.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 7.

    Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor debiteuren sociale zekerheid wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd volgens de volgende berekeningswijze:

    • a.

      vorderingen waar geen aflossing voor is ontvangen in de afgelopen 12 maanden volledig voorzien en analyseren rubriceren op reden van niet betalen en het daarmee samenhangende bedrag;

    • b.

      alle dossiers boven 5.000,00 euro waar wel een aflossing voor is ontvangen in de afgelopen twaalf maanden worden individueel beoordeeld;

    • c.

      vorderingen onder de 5.000,00 euro waar in de afgelopen twaalf maanden op is afgelost worden voor 25% voorzien;

    • d.

      het risico bij het onderdeel Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen (BBZ) bedraagt voor de gemeente Amstelveen 25% en bij het bepalen van de voorziening wordt dit meegewogen bij de dubieuze vorderingen die onder deze regeling vallen

  • 2.

    Voor de overige debiteuren (inclusief belastingdebiteuren en begraafplaats) wordt afhankelijk van de ouderdom van de openstaande posten volgens de volgende percentages een voorziening wegens mogelijke oninbaarheid gevormd:

    • a.

      ouderdom vordering groter dan drie jaar wordt voor 100% oninbaar geschat;

    • b.

      ouderdom vordering groter dan twee jaar en t/m drie jaar wordt voor 75% oninbaar geschat;

    • c.

      ouderdom vordering groter dan 1 jaar en t/m twee jaar wordt voor 50% oninbaar geschat;

    • d.

      ouderdom t/m 1 jaar wordt voor 0% oninbaar geschat

    • e.

      naast de ouderdomsbeoordeling wordt elke factuur groter dan 25.000,00 euro individueel beoordeeld op mogelijke oninbaarheid en de hiermee samenhangende dotatie aan de voorziening.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college zorgt voor een actuele nota reserves en voorzieningen met een algemeen, meerjarig beleidskader inzake

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen; en

  • c.

    de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • d.

    het doel van de reserve/voorziening

  • e.

    een eventuele maximumstand van de reserve en/of looptijd van een reserve.

  • 2.

    De raad stelt deze nota vast.

  • 3.

    Gelet op de samenhang tussen reservepositie en weerstandscapaciteit zorgt het college in ieder geval voor afstemming met de in artikel 18 van deze verordening genoemde nota reserve- & risicobeleid. Deze afstemming kan ook het opstellen van één geïntegreerde nota inhouden.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. De raad stelt de systematiek en grondslagen voor de rentetoerekening vast, hetzij via de begroting (via de paragraaf financiering), hetzij aan de hand van een afzonderlijk voorstel.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

  • a.

    leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

  • b.

    een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

  • c.

    een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

  • d.

    een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

  • e.

    een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

  • f.

    een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

  • g.

    een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, leges en retributies

1.Het college doet de raad voorstellen tot vaststelling van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, leges en retributies. Als regel wordt in ieder geval een tariefvoorstel voorgelegd in samenhang met de begroting, hetzij in dezelfde raadsvergadering, hetzij de maand daaropvolgend. Daarnaast kunnen ook op andere momenten tariefvoorstellen worden voorgelegd als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt voor een actueel treasurystatuut met een uitgewerkt kader voor de uitoefening van de financieringsfunctie.

  • 2.

    De raad stelt het treasurystatuut vast.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

1. Met inachtneming van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf “lokale heffingen” van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen. In de paragraaf “lokale heffingen” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkeling van de lokale heffingen in relatie tot het vigerend beleidskader.

Artikel 17. Financiering

1. Met inachtneming van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf “financiering” van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen. In de paragraaf “financiering” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkeling van financiering in het afgesloten jaar in relatie tot het vigerend beleidskader.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    Het college zorgt voor een actuele nota reserve- en risicobeleid met een algemeen, meerjarig beleidskader.

  • 2.

    De raad stelt deze nota vast.

  • 3.

    Gelet op de samenhang tussen reservepositie en weerstandscapaciteit zorgt het college in ieder geval voor afstemming met de in artikel 11 van deze verordening genoemde nota reserves en voorziening. Deze afstemming kan ook het opstellen van één geïntegreerde nota inhouden.

  • 4.

    Met inachtneming van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf “weerstandsvermogen & risicobeheersing” van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen. In de paragraaf “weerstandsvermogen & risicobeheersing” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkelingen in het afgesloten jaar in relatie tot het vigerend beleidskader.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college zorgt voor een actueel meerjarig beleidskader betreffende de borging van de duurzame instandhouding van de gemeentelijke activa (gebouwen, riolen, (water)wegen, openbaar groen, kunstwerken, straatmeubilair, openbare verlichting en verkeersregelinstallaties). Daartoe maakt het college naar behoefte, gebruik van een overkoepelende nota activabeleid en/of aparte nota’s voor specifiek activacategorieën, zoals een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), een Beeldkwaliteitsplan en een nota Wegen.

  • 2.

    De raad stelt deze nota en/of nota’s vast.

  • 3.

    Met inachtneming van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf “onderhoud kapitaalgoederen” van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen. In de paragraaf “onderhoud kapitaalgoederen” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkelingen in het afgesloten jaar in relatie tot het vigerend beleidskader.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

Met inachtneming van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf “bedrijfsvoering” van de begroting en de rekening een schets van de stand van zaken en beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Artikel 21. Verbonden partijen

Met inachtneming van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf “verbonden partijen” van de begroting en de rekening schets van de stand van zaken en ontwikkelingen ten aanzien van de verbonden partijen.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1.

    Het college legt vóór of gelijktijdig met de behandeling van de jaarstukken de actualiseringen van de gronden in exploitaties en overige locatieontwikkelingsprojecten voor, welke de raad vaststelt.

  • 2.

    Het college zorgt voor en besluit over een actuele grondprijzentabel.

  • 3.

    In de paragraaf “grondbeleid” van de begroting beschrijft het college het beleidskader. in de paragraaf “grondbeleid” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkelingen in het afgesloten jaar betreffende het grondbeleid in relatie tot het vigerend beleidskader.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeentelijke organisatie;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2.

    Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken binnen de gemeentelijke organisatie.;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de twee jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening Amstelveen vastgesteld op 16 december 2009 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016 .

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening Amstelveen 2016”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 2015.

De griffier, mevrouw drs. P. Georgopoulou

De voorzitter, mevrouw drs. M.M. van ’t Veld

 

MEMORIE VAN TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepaling

De begrippen netto schuld en inkomsten zijn gedefinieerd. Hiervoor zijn de definities gevolgd die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten toepast voor het jaarlijkse overzicht met kengetallen over de financiële positie van gemeenten.

Tot slot is het begrip overheidsbedrijf gedefinieerd om nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bepaalt dat de raad de programma indeling vaststelt op voordracht van het college.

Daarmee bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele programma indeling moet worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Dit leidt namelijk tot discontinuïteit, hetgeen de vergelijkbaarheid in de tijd bemoeilijkt. Indien en voor zover de indeling de vorige raadsperiode goed is bevallen, kan deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

Aanvullend op hetgeen is geregeld in het BBV schrijft dit artikel voor, dat in de programmabegroting en de programmarekening per programma een specificatie van de ramingen wordt vermeld op het niveau van bestuurlijke producten. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk. Op deze wijze wordt op bestuurlijke herkenbare, samenhangende grootheden inzicht geboden in de opbouw van de raming op programmaniveau.

Artikel 4. Kaders begroting

Artikel 4 van de financiële verordening bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. Aldus kan de gemeenteraad vooraf bestuurlijk richting geven aan het opstellen van de begroting en de meerjarenraming door het college. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk. Deze nota heet in Amstelveen de Kadernota.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 van de financiële verordening bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma’s. Dit is de bestaande werkwijze en dat blijft ook het uitgangspunt in de voorstellen van de commissie Depla tot herziening van het BBV. Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Routinematige investering binnen de bestaande beleidskaders (going concern) lenen zich goed voor kredietvotering in het kader van de begrotingsbehandeling. Autorisatie van politiek belangrijke investeringen die buiten de bestaande beleidskaders vallen leent zich goed voor separate behandeling en besluitvorming, waarbij de raad de kredietvotering combineert met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

Via tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de begroting van het lopende jaar. Er is sprake van twee tussentijdse rapportages conform de bestaande praktijk.

Het tweede lid bevat een drempelbedrag voor afwijkingen ten opzichte van de begroting die het college in de tussenrapportages toelicht, met daarbij expliciet de vermelding, dat bestuurlijke relevante afwijkingen ook worden toegelicht als het drempelbedrag niet wordt overschreden.

Artikel 7. Informatieplicht

Artikel 169 Gemeentewet bevat belangrijke regelgeving voor de informatieplicht van het college jegens de raad. Dit artikel verplicht onder meer het college om de raad vooraf in staat te stellen bedenkingen kenbaar te maken bij voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandelingen met ingrijpende gevolgen voor de gemeente. Aanvullend hierop bevatartikel 7 van de financiële verordening een kader voor de actieve informatieplicht van het college bij overige actuele ontwikkelingen/afwijkingen. Deze actieve informatieplicht gaat verder dan de reguliere tussentijdse rapportages als bedoeld in artikel 6 en kan afzonderlijke acties vragen. De exacte wijze waarop dit gebeurt kan verschillen al naar gelang de aard en omvang van de afwijking.

Artikel 8. EMU-saldo

Voor de gezamenlijke lagere overheden, dat wil zeggen de gemeenten, de provincies en de waterschappen, is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit aandeel in het EMU-tekort overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar de lagere overheden wordt doorvertaald. Binnen het plafond voor de gezamenlijke lagere overheden vindt als regel een verdere toedeling plaats naar gemeente, provincies en waterschappen.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 9.Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. De voorstellen van de commissie Depla voor de vernieuwing van het BBV bevatten belangrijke wijzigingen op dit onderdeel. In afwachting van de definitieve vormgeving via de besluitvorming tot wijziging van het BBV sluit de nu opgenomen bepaling goed aan op de bestaande praktijk en regelgeving.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Bij het artikel is onderscheid gemaakt tussen debiteuren sociale zekerheid en overige debiteuren (inclusief belastingdebiteuren en begraafplaats). De opgenomen bepaling legt vast op welke wijze gekomen wordt tot een onderbouwde voorziening.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Het eerste lid bepaalt dat het college zorgt voor een actuele nota over de reserves en voorzieningen Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen. Het onderhavige artikel in de verordening stelt inhoudelijke kaders voor dit beleidsonderdeel en benoemt de samenhang tussen reservepositie en weerstandscapaciteit.

Artikel 12.Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 12 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat bij de rioolheffing en afvalstoffenheffing onder de kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen, de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

Het derde lid geeft aan dat in de kostprijs ook de kosten van de financiering van materiele activa moet worden meegenomen. De vaststelling van de systematiek en grondslagen voor de rentetoerekening stelt de raad vast via de paragraaf financiering in de begroting dan wel via een apart voorstel. De voorstellen van de commissie Depla tot vernieuwing van het BBV, alsmede en afzonderlijk advies van de commissie BBV inzake de verantwoording van grondexploitaties bevatten nieuwe regelgeving voor rentetoerekening. Met de nu opgenomen bepaling kan hier adequaat op worden ingespeeld.

Kaders voor de kostprijzen staan voor heffingen, rechten en leges in artikel 229b Gemeentewet en voor prijzen in de artikelen 25i, 25j en 25m van de Mededingingswet.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het opgenomen artikel sluit aan bij de op dit moment geldende praktijk.

Artikel 15. Financieringsfunctie

Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 verwijst hiervoor naar een apart vast te stellen treasurystatuut. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk. De laatste jaren is de landelijke regelgeving uitgebreid. Niet alleen door aanpassing van de Wet FIDO en het besluit RUDDO, maar vooral door de invoering van wet Verplicht Schatkistbankieren voor decentrale overheden. Mede daardoor kan voor de eigen regelgeving worden volstaan met een treasurystatuut.

Paragrafen

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft in de artikelen 16 tot en met 21 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd.

Artikel 16. Lokale heffingen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 10 welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. Onder verwijzing hiernaar sluit dit artikel aan bij de bestaande werkwijze.

Artikel 17. Financiering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 13 welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten. Onder verwijzing hiernaar sluit dit artikel aan bij de bestaande werkwijze.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 11 welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen in elk geval moet bevatten. Onder verwijzing hiernaar sluit dit artikel aan bij de bestaande werkwijze. Daartoe behoort tevens het beschikbaar hebben van een actuele kaderstellende nota, waarbij dit artikel het verband legt met de in artikel 11 voorgeschreven nota reserves en voorzieningen.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. Onder verwijzing hiernaar sluit dit artikel aan bij de bestaande werkwijze. Daartoe behoort tevens het beschikbaar hebben van een actueel meerjarig beleidskader. Borging van de duurzame instandhouding van de gemeentelijke fysieke infrastructuur is een pijler van een gezond financieel beleid. Dit bestrijkt een breed gebied, waartoe onder meer behoren de onderdelen wegen, riolen, gebouwen, groen. Het artikel maakt duidelijk dat dit actueel meerjarig beleidskader bestaat uit meerdere nota’s. Deze door de raad vast te stellen nota’s bevatten de kaders voor de onderliggende beheersinstrumenten, waarbij gedacht kan worden aan onderhoudsvoorzieningen en aan het recent ingestelde meerjarig uitvoeringsprogramma infra werken.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 14 welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. De voorstellen van de commissie Depla voor de vernieuwing van het BBV bevatten belangrijke wijzigingen op dit onderdeel. In afwachting van de definitieve vormgeving via de besluitvorming tot wijziging van het BBV sluit de nu opgenomen bepaling goed aan op de bestaande praktijk en regelgeving.

Artikel 21. Verbonden partijen

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 15 welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten. In lijn met de bestaande gedragslijn sluit de verordening hierbij aan. De regelgeving in het BBV is afdoende.

Artikel 22. Grondbeleid

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 16 welke informatie de paragraaf grondbeleid in elk geval moet bevatten. De bepaling in de verordening sluit hierbij aan en bevat verder een bepaling over de periodieke algehele actualisering van grondexploitatie en de grondprijzentabel.

Artikel 23. Administratie

Onder artikel 23 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

Artikel 24. Financiële organisatie

Artikel 24 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Artikel 24 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen. De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.

Artikel 25. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 25 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Het tweede lid bepaalt dat jaarlijks wordt gecontroleerd of de administratie van waardepapieren e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit. Dit lid bepaalt tevens dat eens in de twee jaar wordt gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t 1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar t 1 en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar t-1 en de begroting en jaarstukken van het jaar t. Hiervoor is in artikel 26 een overgangsbepaling opgenomen.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

Het verdient de voorkeur de nieuwe verordening in werking te laten treden op een datum voor het vaststellen van de voorjaarsnota en anders voor het vaststellen van de begroting van het jaar t 1.

Anders moet artikel 27 worden uitgebreid met een bepaling die voorziet in terugwerkende kracht, zodat de bepalingen uit de nieuwe verordening ook gelden voor de begroting voor het jaar t 1.

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (eerste lid artikel 75 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).

Naar boven