Beleidsregels taaleis 2016

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten,

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen over het beleid ten aanzien van de Wet Taaleis en het Besluit taaltoets Participatiewet:

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de volgende Beleidsregels taaleis 2016

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze beleidsregels verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten.

  • b.

    taaltoets: toets, zoals bedoeld in artikel 18b lid 2 Participatiewet.

  • c.

    redelijk vermoeden: een redelijk vermoeden dat belanghebbende niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden en het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Voor de overige begrippen wordt aangesloten bij de begrippen zoals die gelden in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

Artikel 2. Termijnen

  • 1.

    Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van de bijstandsaanvraag een taaltoets af.

  • 2.

    Het college stelt de belanghebbende binnen acht weken na uitkomst van de taaltoets schriftelijk in kennis van het behalen van de taaltoets of het redelijk vermoeden.

Artikel 3. Toetsinstrument

  • 1.

    Het college sluit aan bij bestaande toetsen voor de Nederlandse taal voor zover deze betrekking hebben op het referentieniveau 1F.

  • 2.

    Het college bepaalt dat de taaltoetsen die Mister Dutch of een vergelijkbare aanbieder gebruikt, worden ingezet als toetsinstrument, bedoeld in artikel 4 Besluit taaltoets Participatiewet.

Artikel 4. Toetsbeoordelaar

  • 1.

    Het college wijst Mister Dutch of een vergelijke aanbieder aan als beoordelaar, bedoeld in artikel 5 Besluit taaltoets Participatiewet.

  • 2.

    Het college verplicht deze aanbieder zich te houden aan de geclausuleerde geheimhoudingsplicht, zoals bedoeld in artikel 65 Participatiewet.

  • 3.

    De uitkomst van de bij belanghebbende afgenomen toets wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingsschaal behorend bij het toetsinstrument zoals bedoeld in artikel 3 lid 1.

Artikel 5. Toetsingswijze

  • 1.

    Het college bepaalt dat de toets individueel en/of in rustige afgesloten ruimtes plaatsvindt:

  • 2.

    De onderdelen spreekvaardigheid en gespreksvaardigheid worden individueel afgenomen;

  • 3.

    De inzet van computers of andere hulpmiddelen zijn toegestaan.

Artikel 6. Toetsomstandigheden

  • 1.

    Het college bepaalt dat de toets wordt afgenomen in het gemeentehuis of een vergelijkbare locatie, in een afgesloten ruimte en onder zodanige omstandigheden, dat fraude of niet waarheidsgetrouwe uitkomsten worden voorkomen:

    • a.

      Het college bepaalt dat er voldoende afstand is tussen de tafels, indien er meerdere personen tegelijkertijd deelnemen aan de toetsonderdelen;

    • b.

      Het college bepaalt dat er een variërende vragenvolgorde is;

    • c.

      Het college bepaalt dat er een wisselende inhoud is van de schriftelijke en mondelinge toetsonderdelen;

    • d.

      Tijdens de toets heeft de belanghebbende niet de mogelijkheid om in contact te treden met derden, dan wel de gelegenheid om geluid- of beeldopnamen van de toetsactiviteiten te maken.

  • 2.

    Op verzoek van de belanghebbende met een handicap kan de toets worden afgelegd, op een wijze die is aangepast aan zijn handicap.

Artikel 7. Taalplan

  • 1.

    Bij het niet behalen van de taaltoets, wordt een taalplan opgesteld.

  • 2.

    Het taalplan moet worden opgesteld en getekend, voordat het kan worden uitgevoerd. In het taalplan moeten de volgende punten zijn opgenomen:

    • a.

      persoonsgegevens (naam, adres, cliëntnummer);

    • b.

      activiteiten die nodig zijn om de taaltoets te behalen;

    • c.

      de voorgestelde activiteiten moeten aansluiten op de situatie van de persoon en de aangegeven beperkingen en mogelijkheden;

    • d.

      begin- en einddatum van de benodigde activiteiten;

    • e.

      monitoring van de voortgang

    • f.

      kosten van de opgenomen activiteiten;

    • g.

      afspraak over reiskosten;

    • h.

      wederzijdse rechten en plichten;

    • i.

      handtekening consulent en de belanghebbende.

  • 3.

    Het taalplan wordt onderdeel van het plan van aanpak, zoals bedoeld in artikel 2 Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Dronten.

Artikel 8. Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking op 1 januari 2016.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels taaleis 2016.

 

Dronten, 15 december 2015

Het college van Dronten

 

R.Kool mr. A.B.L. de Jonge

secretaris burgemeester

 

Toelichting

Algemeen

De Wet Taaleis strekt ertoe de kansen op arbeidsparticipatie van bijstandsgerechtigden te vergroten. Beheersing van de Nederlandse taal is immers een belangrijke factor om uit de bijstand te komen en deel te nemen aan het arbeidsproces in Nederland.

De beheersing van de Nederlandse taal is een belangrijk element voor mensen om de kans op een baan te vergroten en het beroep op bijstand zo kort mogelijk te houden.

Als de belanghebbende verwijtbaar geen inspanningen levert om zijn taalbeheersing te verbeteren, is een verlaging van de bijstandsuitkering daarom aan de orde. Enkel bij belanghebbenden die weigeren aan de slag gaan met de verbetering van hun taalvaardigheid, volgt een verlaging. Daar een verlaging van de bijstandsuitkering een ingrijpende beslissing is, neemt de gemeente voordat zij een volgende verlaging doorvoert, een taaltoets af.

De taaleis is opgenomen in artikel 18b Participatiewet en in het Besluit taaltoets Participatiewet. Met de komst van de Wet Taaleis per 1 januari 2016 dienen er beleidsregels te worden opgesteld.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 2. Termijnen

Dit zijn de maximale wettelijke termijnen.

 

Artikel 3. Toetsinstrument

De toetsen hebben betrekking op het referentieniveau 1F (A2).

Spreekvaardigheid:

Bestaande toetsinstrumenten die betrekking hebben op het referentieniveau 1F (A2), zoals TOA spreken 1F en TOA spreken A2.

Gespreksvaardigheid:

Bestaande toetsinstrumenten die betrekking hebben op het referentieniveau 1F (A2), zoals TOA gesprekken voeren 1F en TOA gesprekken A2. Alle gesprekken worden opgenomen op een memorecorder en achteraf beoordeeld door een daartoe gekwalificeerde beoordelaar.

Luistervaardigheid:

Bestaande toetsinstrumenten die betrekking hebben op het referentieniveau 1F (TOA luisteren 0F-1F en TOA luisteren 1F). De luistervaardigheid van anderstaligen kan getoetst worden aan de hand van de toets TOA luisteren A1-A2 of TOA luisteren A2. Er kan ook gebruik gemaakt worden van de toets Tiwi of iNt2.

Schrijfvaardigheid:

Er wordt gebruik gemaakt van verschillende instrumenten, afhankelijk van de doelgroep:

  • -

    moedertaalsprekers: TOA schrijven, basistoets 1, niveau 1F;

  • -

    laaggeletterden: Succes! (Stichting Lezen en schrijven), niveau instroom-1F-2F;

  • -

    laaggeletterden: Toets basisvaardigheden CINOP, A2;

  • -

    anderstaligen: TOA schrijven A1-A2/Tiwi;

  • -

    analfabeten: toets alfabetisering CITO (Alfa A, Alfa B en Alfa C).

Leesvaardigheid:

Er wordt gebruik gemaakt van verschillende instrumenten, afhankelijk van de doelgroep:

  • -

    moedertaalsprekers: TOA lezen, basistoets 1, niveau 1F (computer);

  • -

    laaggeletterden: Succes! (Stichting Lezen en schrijven), niveau instroom-1F-2F;

  • -

    laaggeletterden: Toets basisvaardigheden CINOP, A2;

  • -

    anderstaligen: TOA lezen A1-A2 (computer) /Tiwi;

  • -

    analfabeten: toets alfabetisering CITO (Alfa A, Alfa B en Alfa C).

     

Artikel 4. Toetsbeoordelaar

De toetsbeoordelaars van Mister Dutch zijn gekwalificeerd. Zij hebben een master Nederlands, Nederlands als tweede taal, Taalwetenschap of algemene taal- en cultuur wetenschappen.

 

Artikel 5. Toetsingswijze

Het moment waarop de toets wordt afgenomen, kan plaatsvinden op reguliere contactmomenten met de bijstandsgerechtigde.

 

Artikel 6. Toetsomstandigheden

De toetsonderdelen worden afgenomen in rustig en afgesloten ruimtes. Bij de toetsafname wordt rekening gehouden met individuele omstandigheden zoals dyslexie, concentratiestoornissen en faalangst. Er wordt ook rekening met beperkingen van het zicht en gehoor.

 

Artikel 7. Taalplan

Het taalplan wordt onderdeel van het plan van aanpak. Hierdoor kan bij het niet verschijnen bij de taaltoets worden aangesloten bij de afstemmingsverordening.

Hiermee wordt voorkomen dat het (stelselmatig) niet verschijnen op de taaltoets gunstiger wordt afgestemd, dan het niet voldoen aan de taaleis.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 9. Citeertitel

Geen nadere toelichting.

Naar boven