Gemeenteblad van Leidschendam-Voorburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leidschendam-Voorburg | Gemeenteblad 2015, 125515 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leidschendam-Voorburg | Gemeenteblad 2015, 125515 | Verordeningen |
Gemeente Leidschendam-Voorburg – Financiële verordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2016
De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
gelezen het desbetreffende voorstel van het college;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;
vast te stellen Verordening op de uitgangspunten van het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Leidschendam-Voorburg.
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
de administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerven en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Leidschendam-Voorburg en ten behoeve van de verantwoording die daarvoor moet worden afgelegd.
Hoofdstuk II Begroting en verantwoording
Artikel 4 Inrichting en planning begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het totale benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet met als peildatum lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 6 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Nieuwe investeringen die in het eerstvolgende begrotingsjaar staan gepland, worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen het op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.
Hoofdstuk III Financieel beleid
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
Artikel 10. Kostprijsberekening
Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor de rioolrechten en de afvalstoffenheffing de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.
Artikel 11. Financieringsfunctie
Hoofdstuk IV Financiële organisatie en financieel beheer
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijking neemt het college maatregelen tot herstel.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 15 december 2015.
de griffier, de voorzitter,
mr. G.A. van Egmond, J.W. van der Sluijs
Toelichting op de artikelen van de Financiële verordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheid (Fido), het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. De overige begrippen worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.
De Raad stelt jaarlijks een bestuurlijke planning van de P&C cyclus vast dat aansluit op de voor dat jaar vastgestelde vergaderplanning van raad, commissies en werkgroep.
De raad heeft de mogelijkheid om de indeling van de programma’s te wijzigen.
Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die daarvoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).
In de voorliggende verordening vindt de autorisatie door de raad op programmaniveau plaats.
Artikel 4 Inrichting en planning begroting en jaarstukken
In dit artikel wordt in lid 1 bepaald dat de baten en lasten op programmaniveau worden opgenomen in begroting en jaarstukken.
In lid 2 en 3 is de verplichting uit het BBV om in de begroting en jaarstukken aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
In lid 4 en 5 is de planning opgenomen. De begroting dient voor 15 november en de jaarrekening dient voor 15 juli ingediend te zijn bij de provincie.
Artikel 5. Kaders ontwerpbegroting
In het voorjaar stelt de raad een kadernota vast met de (financiële) kaders voor de ontwerpbegroting voor het volgend begrotingsjaar en de meerjarenraming. Bij de behandeling van de kadernota vindt een integrale afweging plaats. De ontwerpbegroting voor het volgend begrotingsjaar en de meerjarenraming zijn uiteindelijk een technische uitwerking van de kadernota.
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Artikel 6 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. De autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1).
Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. De autorisatie van investeringskredieten vindt plaats bij de begrotingsbehandeling (lid 2). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investeringen aan te gaan. Het college geeft hiertoe overigens bij de aanbieding van de begroting een voorzet.
Soms komt in de loop van het jaar een investeringsbehoefte naar voren die nog niet bekend was bij de begrotingsbehandeling. Voor zulke incidentele investeringsvoorstellen is lid 3 bedoeld. In principe wordt voor investeringen een integrale afweging gemaakt bij het vaststellen van de kaders voor de begroting.
De afwijkingen ten opzichte van de ramingen in de begroting leiden tot wijziging van de begroting die door de raad wordt vastgesteld bij de tussentijdse rapportages als bedoeld in artikel 7.
Artikel 7 Tussentijdse rapportages
Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussentijdse rapportages. Op basis van tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van het beleid. Gerapporteerd wordt over de eerste vier en de eerste acht maanden van het begrotingsjaar.
Het derde lid bepaalt dat het college zich in de rapportage in ieder geval over afwijkingen van de begroting van € 50.000 en hoger moet verantwoorden. Indien daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld bij nieuwe wetgeving of bij nog niet eerder verwerkt nieuw beleid, kan dit ook gemeld worden, ook als er sprake is van afwijkingen die lager zijn dan € 50.000.
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet erg is.
Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.
In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa
In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. In artikel 9 zijn de methoden en de maximale afschrijvingstermijnen als kader opgenomen. Van een maximale afschrijvingstermijn kan naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering (door het gebruik van materialen die langer mee gaan). Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een korte afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.
Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief moeten afstemmen op de verwachte levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening aangetast. In de verordening is er voor gekozen activa met maatschappelijk nut te activeren in plaats van deze meteen ten laste van de exploitatie te brengen.
Artikel 10 Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 10 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten.
Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen, de compensabele BTW en de kosten voor het kwijtscheldingsbeleid. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet in deze biedt.
De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Artikel 11 Financieringsfunctie
Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 11 geeft invulling aan deze plicht. Het artikel bevat kaders voor het financieringsbeleid.
In aanvulling op de regels uit de wet Financiering decentrale overheden en daaruit volgende besluiten en regelingen stelt het eerste lid een aantal aanvullende kaders. Zo mag geen gebruik worden gemaakt van financiële derivaten.
Het tweede lid bepaalt dat het college de raad informeert als de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigt te worden overschreden. Artikel 4 respectievelijk 6 van de Wet financiering decentrale overheden geeft aan dat de toezichthouder (provincie) wordt geïnformeerd als de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet respectievelijk renterisiconorm overschrijdt en dat de gemeente aan de toezichthouder een plan voorlegt om weer binnen deze limiet te komen. Dit plan dient door de provincie goed gekeurd te worden. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan de toezichthouder correctieve maatregelen treffen.
Gemeenten mogen alleen leningen en garanties verstrekken en financiële participaties aangaan voor het behartigen van een publiek belang (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
Het derde lid draagt het college op bij het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal zo mogelijk zekerheden te bedingen om zo het financiële risico waaraan de gemeente bloot komt te staan te verminderen.
Artikel 12 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Het college doet daarvoor bij de aanbieding van de begroting een voorstel.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).
Het tweede lid bepaalt dat het college aan de raad jaarlijks een nota aanbiedt met daarin de kaders voor de te hanteren prijzen, huren en tarieven voor erfpacht. De raad stelt deze nota vast.
Het derde lid bepaalt dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.
Artikel 13 verplicht het college de volgende nota’s op te stellen en voor te leggen aan de raad: een nota reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen, een nota verbonden partijen en een nota grondbeleid. Actualisering van deze nota’s kan zowel op initiatief van het college als van de raad.
Aan het begin van elke raadsperiode vervaardigt het college een lijst met alle bestaande nota’s, hun ingangsdatum en de voorziene periode van herziening.
Onder artikel 14 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 15 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administratie een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 16 Financiële organisatie
Artikel 16 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. De Organisatieregeling Leidschendam-Voorburg 2014 voorziet daarin. Het college wordt onder het eerste lid letters a tot en met i van dit artikel opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in een besluit.
Bij het inwerkingtreden van de Financiële verordening 2016 wordt de Financiële beheersverordening 2013 ingetrokken. De Financiële verordening 2016 is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2016 en later. De Financiële beheersverordening 2013 is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de begroting en jaarstukken 2015. Hiervoor is in artikel 17 een overgangsbepaling opgenomen.
Artikel 18 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-125515.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.