Verordening op de heffing en de invordering van de parkeerbelasting gemeente Schouwen - Duiveland 2016

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

 

gelet op de Parkeerverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2016;

 

gelet op de Regels voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning Zierikzee 2010;

 

gelet op de Regels voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning Westhoek 2010;

 

gezien het aanwijzingsbesluit plaatsen en tijdstippen vergunninghoudersparkeren en betaald parkeren Zierikzee 2013;

 

gezien het aanwijzingsbesluit plaatsen en tijdstippen vergunninghoudersparkeren en betaald parkeren Westhoek 2013;

 

besluit:

Vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Schouwen-Duiveland 2016

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990.

c. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

d. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.e. centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of RFID-kaart (kaart met technologie op gebied van Radio Frequency Indentification).

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam `parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

1e indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

2e.indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5. Wijze van heffing

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander (communicatie)middel zoals een RFID-kaart inloggen op de centrale computer.

2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

3. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de verordening in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de parkeerbelasting op verzoek verminderd voor zoveel volle kalendermaanden als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 7. Termijnen van betaling

1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of RFID-kaart inloggen op de centrale computer;

3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9. Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel a, bedragen € 60,00.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12. Vrijstelling
  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren van een voertuig op een parkeerapparatuurplaats, wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2.

    De vrijstelling is uitsluitend van toepassing indien de gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in het eerste lid met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst.

Artikel 13. Overgangsbepaling

De “Verordening parkeerbelasting Schouwen-Duiveland 2015” van 13 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 9, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14. Inwerkingtreding

1. De verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

Artikel 15. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als “Verordening parkeerbelasting Schouwen-Duiveland 2016”.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 17 december 2015.

 

 

 

 

T.van Oostenbrugge

G.C.G.M. Rabelink

griffier

voorzitter

Naar boven