Gemeenteblad van Leiden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leiden | Gemeenteblad 2015, 124254 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leiden | Gemeenteblad 2015, 124254 | Verordeningen |
Algemene plaatselijke verordening 2015 vastgesteld
Op 3 december 2015 heeft de gemeenteraad de Algemene plaatselijke verordening 2015 vastgesteld. De Algemene plaatselijke verordening (APV) is geactualiseerd, onder andere vanwege gewijzigde landelijke wet- en regelgeving, lokale regelgeving en besluiten van de gemeenteraad. Leiden hanteert in beginsel de tekst van de modelverordening APV van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), tenzij daarvan wegens lokale omstandigheden moet worden afgeweken. Het gaat hier om een wijziging van die artikelen die betrekking hebben op; voorwerpen op de (openbare)weg, winkelwagentjes, terrassen, horeca, evenementen, hinderlijk gedrag, opruimplicht voor hondenbezitters, muilkorfplicht, vuurwerk, geluidnormen bij incidentele en collectieve festiviteiten en een nieuw artikel over een gedragsaanwijzing bij ernstige overlast in of vanuit een woning of gebouw en een nieuw artikel over het oplaten van ballonnen.
De verordening treedt in werking op de dag na deze bekendmaking. Nadere informatie bij Concernstaf, tel. 071 – 516 50 74.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
De burgemeester kan voor een openbare plaats of weg voor een beperkte periode een samenscholingsverbod afkondigen indien naar het oordeel van de burgemeester op deze openbare plaats of weg de openbare orde ernstig wordt verstoord door veelvuldige en structurele hinder of andere vormen van door een groep veroorzaakte overlast.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
Ieder, die op of aan de weg of op openbaar water muziek ten gehore brengt of door middel van het gesproken woord dan wel door middel van afbeelding of geschrift, gedachten of gevoelens openbaart, reclame maakt of propaganda verspreidt, is verplicht om, indien zich daarbij wanordelijkheden voordoen, op een daartoe strekkend bevel van een daartoe bevoegd ambtenaar terstond de handeling te staken.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in, over of boven de weg
Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid geldt het verbod als bedoeld in het eerste lid niet voor:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard voor zover deze geen schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kunnen vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
uitstallingen en voorwerpen ter verfraaiing van de entree indien:
de resterende vrije- of stoepruimte minimaal 150 cm bedraagt, met uitzondering van de trottoirs van de Stationsweg, de Steenstraat, de Nieuwe Beestenmarkt(oostzijde), de Turfmarkt, het Kort Rapenburg (oostzijde), de Breestraat, de Korevaarstraat en de Doezastraat waar vanwege de belangrijke functie voor het voetgangersverkeer de vrije doorgang voor voetgangers minimaal 200 cm moet bedragen of zoveel het straatprofiel toelaat, en
containers, steigers, porta cabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen langer dan een maand maar niet langer dan zes maanden worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert, mits van de plaatsing melding is gedaan aan het college;
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Deze afdeling kent de navolgende categorieën evenementen:
evenementen in categorie 1: alle evenementen met alleen onversterkte muziek en een eindtijd van maximaal 20.00 uur en alle evenementen met een verstrekte geluidproductie van maximaal 70 dB(A), op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of ander geluidgevoelig object en een eindtijd van maximaal 20.00 uur. Indien de gevel op grotere afstand ligt dan 25 m, geldt de norm op 25 m van de geluidbron. In afwijking van het voorgaande geldt voor toneelvoorstellingen dat deze ook na 20.00 uur in categorie 1 blijven. Hiervoor geldt dan een eindtijd zoals bij categorie 2a;
evenementen in categorie 2a: evenementen categorie 1 welke na 20.00 uur voortduren (met uitzondering van toneelvoorstellingen) en evenementen met een geluidsproductie van maximaal 80 dB(A) en 92 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of ander geluidgevoelig object indien het geluid wordt voortgebracht door live optredende artiesten en een eindtijd van zondag tot en met donderdag tot uiterlijk 23.00 uur, op vrijdag en zaterdag tot uiterlijk 24.00 uur. De burgemeester kan in bijzondere gevallen een eerdere of een latere eindtijd vaststellen;
evenementen in categorie 2b: evenementen met een geluidsproductie van maximaal 85 dB(A) en 97 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of ander geluidgevoelig object indien het geluid wordt voortgebracht door live optredende artiesten en een eindtijd van zondag tot en met donderdag tot uiterlijk 23.00 uur, op vrijdag en zaterdag tot uiterlijk 24.00 uur. Indien het geluid wordt voortgebracht door geluidinstallaties ten behoeve van achtergrondmuziek, pauze-muziek, verslaglegging of commentaar tijdens een evenement geldt een norm van maximaal 80 d(BA) en 92 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of andere geluidgevoelige gebouwen. De burgemeester kan in bijzondere gevallen een eerdere of een latere eindtijd vaststellen;
evenementen in categorie 3: evenementen met een geluidsproductie van maximaal 90 dB(A) en 100 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of ander geluidgevoelig object en een eindtijd van zondag tot en met donderdag tot uiterlijk 23.00 uur, op vrijdag en zaterdag tot uiterlijk 24.00 uur tot een maximum van vier in de evenementenkalender aan te wijzen evenementen per jaar. De burgemeester kan in bijzondere gevallen een eerdere of een latere eindtijd vaststellen.
De burgemeester kan de vergunning weigeren ter bescherming van de in het tweede lid genoemde belangen, dan wel aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden met het oog op de in het tweede lid bedoelde belangen en ter verzekering van de nakoming van deze voorschriften in de vergunning bepalen dat een borgsom moet worden verstrekt voordat het evenement wordt gehouden.
Op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt beslist:
binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag met dien verstande dat de beslissing op de aanvraag uiterlijk vier weken voor aanvang van het evenement aan de aanvrager wordt bekendgemaakt indien het een evenement betreft in categorie 2a, 2b of 3. De burgemeester kan in bijzondere gevallen van de hiervoor onder b. en c. vermelde beslistermijn afwijken.
Voor het op het evenemententerrein verrichten van activiteiten die op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening vergunningplichtig zijn, heeft de houder van de vergunning voor het evenement, tijdens de duur van het evenement, geen afzonderlijke vergunning nodig, mits die activiteiten zijn vermeld in de vergunning als bedoeld in het eerste lid.
Het is aan anderen dan de vergunninghouder verboden, op het evenemententerrein activiteiten te verrichten, waarvoor krachtens enige gemeentelijke verordening vergunning is vereist en welke activiteiten zijn vermeld in de vergunning als bedoeld in het tweede lid, tenzij die anderen met de houder van de vergunning een overeenkomst hebben gesloten en zij zich jegens de vergunninghouder hebben verbonden de voorschriften en beperkingen, welke aan de vergunning zijn verbonden, in acht te nemen.
Het verbod als bedoeld in het zesde lid geldt niet voor activiteiten die reeds krachtens een voor onbepaalde tijd dan wel voor een periode langer dan drie maanden verleende vergunning voor aan een specifieke plaats gebonden handelingen op het evenemententerrein plaatsvinden, tenzij in die vergunning anders is bepaald.
De vergunninghouder die een evenement organiseert of degene die er de feitelijke leiding bij heeft, is, indien de burgemeester een bevel geeft met het oog op het waarborgen van de in het derde lid bedoelde belangen, verplicht daaraan gevolg te geven en, indien nodig, het evenement onmiddellijk te beëindigen, waarbij hij dan ook verplicht is ervoor te zorgen dat er geen publiek meer wordt toegelaten.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
de besloten ruimten, waar bedrijfsmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt, met uitzondering van:
middelen van vervoer tijdens hun gebruik als zodanig, alsmede elke voor het publiek toegankelijke lokaliteit, waarin of van waaruit uitsluitend spijzen, al dan niet naast consumptie-ijs en voor de aflevering daarvan benodigde hulpmiddelen, of deze waren tezamen, plegen te worden verkocht en waarvoor geen vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet of een verlof ingevolge de Drank- en Horecaverordening geldt.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Deze paragraaf verstaat niet onder bezoekers:
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien:
de aanvraag betrekking heeft op een terras op een binnenplaats of binnenterrein, dat wil zeggen een plaats of een terrein dat omsloten is door woningen, tenzij de burgemeester van oordeel is dat door het verbinden van voorschriften aan de vergunning overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen kan worden voorkomen;
indien de aanvraag betrekking heeft op een terras dat op het water is gelegen wordt de aanvraag tevens geweigerd indien de vergunning wordt gevraagd voor het Rapenburg (met uitzondering van de locatie hoek Rapenburg/Noordeinde), de Herengracht, de Zoeterwoudse Singel, de Witte Singel, de Morssingel, de Rijnsburgersingel, de Maresingel, de Herensingel en de Zijlsingel;
Artikel 2:28A Sluitingstijden terrassen
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid is het de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.00 uur voor de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van donderdag op vrijdag en tot 02.00 uur voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag bij een temperatuur van 28 graden Celsius of hoger, blijkende uit de desbetreffende aanduiding op de gemeentelijke website.
Artikel 2:29 Sluitingstijden horeca inrichtingen
De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt niet voor horeca-inrichtingen waarvoor een verlof als bedoeld in artikel vier van de Drank- en horecaverordening 2013 is verleend, met dien verstande dat:
de inrichting is gelegen in het gebied binnen dat is gelegen binnen de grens van de Witte Singel ter hoogte van het Galgewater, Zoeterwoudse Singel, de Zijlsingel, de Herensingel, de Maresingel, het Schuttersveld, de Rijnsburgerweg, de Bargelaan, het Stationsplein, de Morssingel en de Rijnsburgersingel;
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34 b Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Artikel 2:38A Aanbieden logeergelegenheid
Het is verboden op of aan de weg op te treden tot het verschaffen of doen verschaffen van tijdelijke woon- of logeergelegenheden, ongeacht of dit geschiedt door deze gelegenheden bij het publiek aan te bevelen, dan wel door aan het publiek hulp bij het verkrijgen daarvan aan te bieden.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
in de plantsoenen of de parken te vervoeren of bij zich te hebben planten, struiken, heesters of bomen, soortgelijk aan die, welke ter plaatse groeien, of delen daarvan, zoals bloemen of takken, tenzij de vervoerder of houder van deze voorwerpen aannemelijk maakt, dat deze van elders afkomstig zijn.
Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik
Het is verboden op of aan de weg of op openbaar water, dan wel in voor publiek toegankelijke gebouwen alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien in artikel 27 van de Scheepsvaartverkeerswet.
Artikel 2:48a Verkoop verdovende middelen
Het is verboden op daartoe door de burgemeester aangewezen plaatsen post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artikelen 2. en 3. van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, dan wel slaap- en/of kalmeringsmiddelen of daarop gelijkende waar, te kopen of te koop aan te bieden.
Artikel 2:48b Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen
Het is een houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27 en degene die een winkelbedrijf of slijtersbedrijf uitoefent, welke inrichting, winkel of slijterij is gelegen aan een door de burgemeester aangewezen weg of weggedeelte, verboden dranken in door de burgemeester aangewezen verpakkingen, en/of drinkgerei van glas te verstrekken gedurende een door de burgemeester aangewezen periode. De burgemeester wijst de wegen of weggedeeltes, verpakkingen en drinkgerei en de periode aan in het belang van de openbare orde en/of veiligheid indien en voor zover de genoemde belangen dit dringend noodzakelijk maken en ook in aantoonbaar verband staan tot deze aanwijzing.
Artikel 2:48c Vervoer aanvalswapens
Het is verboden op een weg die deel uit maakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, een of meer voorwerpen te vervoeren of bij zich te hebben die kennelijk zijn bedoeld als aanvalswapens.
Artikel 2:49a Gedragsaanwijzing
De burgemeester is bevoegd om indien het verbod in het eerste lid wordt overtreden en daardoor de openbare orde in ernstig mate wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door gedragingen in of vanuit een woning of een gebouw, de gebruiker van de woning of het gebouw een aanwijzing op te leggen waarin gedragingen van de gebruiker worden verboden dan wel waarin gedragingen worden voorgeschreven waardoor de verstoring van de openbare orde wordt voorkomen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:54 Belemmering lichtinval
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:10 is het verboden enig voorwerp, niet zijnde een voertuig, op de weg nabij een woning of ander voor dagelijks gebruik bestemd gebouw te plaatsen of te laten staan, indien als gevolg van de omvang van dit voorwerp en de afstand tot het desbetreffende gebouw de lichtinval in, het uitzicht uit en/of de toegang tot dat gebouw op voor de bewoners of gebruikers hinderlijke wijze wordt belemmerd.
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht .
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:73A Vervoer en opslag brandbaar materiaal
Het verbod in het eerste lid geldt niet indien ter plaatse ten genoegen van een ambtenaar van Politie dan wel een andere daartoe door het college aangewezen ambtenaar wordt aangetoond dat het vervoer en/of de opslag van genoemde voorwerpen of stoffen geschiedt voor andere doeleinden dan die welke in het eerste lid worden genoemd.
Artikel 2:74 Drugshandel en drugsgebruik op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats:
Artikel 2:78 Gebiedsontzegging
Het is degene aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid schriftelijk vooraf bekend is gemaakt verboden zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan de door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd.
Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode.
Artikel 2:79 Bezit hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben voorwerpen, die kennelijk zijn bedoeld om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken, zoals speciaal uitgeruste tassen, magneten of elektronische voorwerpen die veiligheidslabels of veiligheidspoortjes dan wel andere hulpmiddelen ter voorkoming van winkeldiefstal kunnen beïnvloeden, alsmede van tangen of andere voorwerpen die kennelijk eveneens bedoeld zijn om het plegen van een winkeldiefstal te vergemakkelijken.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie ; en
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3. Beslistermijn en weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie en wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee wekenvoor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - van zondag tot en met donderdag uiterlijk om 23.00 uur beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 24.00 uur beëindigd.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het, binnen het gebouw van de inrichting, ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - van zondag tot en met donderdag uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.
Artikel 4:5 Verbieden of beperken incidentele en collectieve festiviteiten
De burgemeester kan het organiseren van een incidentele of een collectieve festiviteit verbieden of een afwijkende geluidsnorm of eindtijd opleggen wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten, al dan niet met een voer- of vaartuig, dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer , in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:16 Vergunningsplicht stadsschoon
Het is de eigenaar of gebruiker van een onroerend goed zonder vergunning van het college verboden dit goed, geheel of ten dele, al dan niet door middel van enig daarop aanwezig roerend goed, te gebruiken of het gebruik ervan te gedogen voor het daarop of daaraan aanbrengen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, in welke vorm dan ook, dan wel van voorwerpen of inrichtingen, bestemd of gebruikt voor het aanbrengen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen.
Onder opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, bedoeld in het eerste lid, worden alleen begrepen die opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats, het openbaar water, enige andere voor het publiek toegankelijke plaats of vanaf de spoorbaan. Onder voorwerpen of inrichtingen, bestemd of gebruikt voor het aanbrengen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, worden alleen begrepen die voorwerpen of inrichtingen, welke zichtbaar zijn vanaf plaatsen, in de vorige zin bedoeld.
Het bepaalde in het eerste lidis niet van toepassing ten aanzien van:
aankondigingen van een verkoping en aankondigingen, waarbij een onroerend goed geheel of gedeeltelijk te koop of te huur wordt aangeboden, voor zolang zij feitelijk betekenis hebben, mits zij worden aangebracht op, aan of in het onroerend, dat te koop of te huur wordt aangeboden, dan wel waarop of waarin de verkoping zal plaatsvinden en mits zij niet groter zijn dan 0.35 m2 en geen afmeting groter is dan 1m. Haar aantal mag voor elk onroerend goed niet groter zijn dan twee;
aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zo lang zij feitelijk betekenis hebben, doch voor niet langer dan vier weken, mits zij niet groter zijn dan 0.75 m2 en geen afmeting groter is dan 1 m. Indien het betreft aankondigingen aan een onroerend goed van daar in te houden wettelijk toegestane uitverkopen of opruimingen, gelden als maximummaten 3 m2 respectievelijk 3 m; voor aankondigingen aan een bioscoop van de daarin te vertonen films gelden geen maximummaten;
Indien een opschrift, aankondiging of afbeelding, aangebracht op, aan of in een onroerend goed overeenkomstig het bepaalde in het derde lid., onder c tot en met i, dat goed of de omgeving daarvan in ernstige mate ontsiert, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van het onroerend goed aan te schrijven het opschrift, de aankondiging of de afbeelding binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn te verwijderen, dan wel op de daarbij aan te geven wijze te wijzigen.
De aanvraag als bedoeld in het zesde lid dient vergezeld te gaan van een tekening of foto, voldoende duidelijk voor het beoordelen van de aanvraag, aangevende het opschrift, de aankondiging of de afbeelding, welke men wenst aan te brengen, alsmede een beschrijving daarvan, onder meer vermeldende de toe te passen materialen en kleuren. De hier bedoelde stukken dienen in tweevoud te worden overgelegd. Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag. Zij kan de beslissing met ten hoogste vier weken verdagen.
Indien opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, aangebracht op, in of aan een roerend goed, het stadsschoon ontsieren, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van dat roerend goed aan te schrijven het opschrift, de aankondiging of de afbeelding binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn te verwijderen, dan wel op de daarbij aan te geven wijze te wijzigen.
Het is de eigenaar of gebruiker van een gebouwd onroerend goed verboden de muren daarvan in een van de omgeving afwijkende kleur te verven, te sausen of te bepleisteren dan wel dit verven, sausen of bepleisteren te gedogen, een en ander indien en voor zover de muren zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats, het openbaar water, enige andere voor het publiek toegankelijke plaats of vanaf de spoorbaan.
Het is de eigenaar of gebruiker van een gebouwd onroerend goed verboden de ruiten van dat onroerend goed te verven dan wel het verven te gedogen, een en ander indien en voor zover de ruiten zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats, het openbaar water, enige andere voor het publiek toegankelijke plaats of vanaf de spoorbaan.
Indien de kleur(en) van een gebouwd onroerend goed in samenhang met de omgeving het stadsschoon ontsiert/ontsieren, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van het onroerend goed aan te schrijven de kleur(en) binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn te verwijderen dan wel op een daarbij aan te geven wijze te wijzigen.
Indien de geblindeerde ramen van een gebouwd onroerend goed in samenhang met de omgeving het stadsschoon ontsieren, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van het onroerend goed aan te schrijven de blindering binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn te verwijderen dan wel op een daarbij aan te geven wijze te wijzigen.
Indien een bij een bouwwerk behorend erf wordt gebruikt voor het stallen van een of meer motorrijtuigen op meer dan twee wielen zodanig, dat het stadsschoon wordt ontsierd, is het college bevoegd de eigenaar of gebruiker van dat erf aan te schrijven zorg te dragen, dat motorrijtuigen als bovenbedoeld van het erf of van een nader aan te duiden gedeelte daarvan worden verwijderd en verwijderd gehouden.
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een kampeerwagen, een caravan, een magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen, boottrailer of ander dergelijk voertuig dat voor recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan drie dagen achtereen op de weg te parkeren genoemde verbod.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden om in door het college aangewezen gebieden fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
AFDELING 5. SNUFFELMARKTEN EN RECLAME
Artikel 5:23A Reclame of propaganda
voor het maken van reclame of propaganda door middel van het verspreiden, het openlijk tentoonstellen of het door enig ander middel, niet zijnde geluidsversterkers of dergelijke, aan het publiek in het openbaar bekendmaken van gedrukte of geschreven teksten dan wel afbeeldingen, waardoor gedachten of gevoelens worden geopenbaard;
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele as verstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Indien overtreding van enig artikel van deze verordening niet strafbaar is gesteld krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt overtreding van het bij of krachtens de in deze verordening genoemde artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, met uitzondering van de artikelen genoemd in het tweede lid.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening 2009 wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en besluiten die vallen onder de werking van die verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Artikelsgewijze toelichting Algemene plaatselijke verordening 2015
Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in, over of boven de weg
Aan artikel 2:10, tweede lid is onderdeel “o.” toegevoegd dat luidt als volgt: “borden, daaronder begrepen stoepborden, welke in opdracht van de burgemeester worden geplaatst ten behoeve van het veilig gebruik van een openbare plaats, dan wel ten behoeve van de veiligheid van personen of goederen.” Het gaat hier doorgaans om matrixborden die door de politie bij evenementen worden geplaatst.
De voorgestelde wijzigingen in het tweede lid onder k. zijn noodzakelijk om een goede afstemming met het Modellenboek gevelreclame en uitstallingen Leidse binnenstad te waarborgen.
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om de leesbaarheid van het artikel (eerste lid en tweede lid onder e.) en enkele verwijzingen te verbeteren. Tevens is het vierde lid gewijzigd conform de model-wijziging van augustus 2015.
Tenslotte zijn de foutief opgenomen weigeringsgronden vervangen door de correcte weigeringsgronden.
Van verschillende kanten is aangedrongen op een herziening van artikel 2:14 (winkelwagentjes), omdat het artikel in zijn huidige vorm niet goed handhaafbaar is.
Het college is van oordeel dat het voorkomen van overlast door achtergelaten winkelwagentjes de verantwoordelijkheid is van de winkelier en de gebruiker en dat dit in een nieuwe bepaling tot uitdrukking moet worden gebracht.
Het voorgestelde artikel biedt voldoende mogelijkheden om handhavend op te treden bij een geconstateerde overtreding op heterdaad.
Mocht dat in de praktijk onvoldoende blijken te zijn dan heeft de Burgemeester de bevoegdheid om de winkelier een aanwijzing te geven tot het treffen van in de aanwijzing genoemde maatregelen ter voorkoming van het achterblijven van winkelwagentjes op de weg. Het gaat daarbij om fysieke maatregelen zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een elektrische lus.
Ook kan worden overwogen om dezelfde gedragslijn te hanteren als bij fietsen die onbeheerd op een openbare plaats worden achtergelaten.
Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat dit artikel toeziet op het voorkomen van zwerfkarren. Geluidsoverlast van winkelwagentjes valt onder afdeling 9 (geluidhinder) van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Voorgesteld wordt om dit artikel op een aantal onderdelen te wijzigen.
Met de wijziging in het eerste lid wordt verduidelijkt dat het de vergunninghouder ook niet is toegestaan af te wijken van de nadere regels als bedoeld in het derde lid.
De wijziging van het tweede lid onder b. is een vereenvoudiging ten opzichte van de huidige onderdelen b. en c. van het tweede lid.
In het tweede lid onder e. is de weigeringsgrond onder II geschrapt omdat dit vereiste ook al is opgenomen in het tweede lid onder a. De weigeringsgronden onder III en IV worden geschrapt omdat het hier gaat om nadere regelgeving waarvoor de burgemeester op grond van het derde lid de bevoegdheid heeft om deze vast te stellen. De geschrapte onderdelen zullen in een binnenkort vast te stellen besluit “Nadere regels terrassen” worden opgenomen.
De wijziging van het derde lid verduidelijkt dat de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels beperkt is tot terrassen.
Artikel 2:28A Sluitingstijden terrassen
Het vierde lid kan vervallen omdat wordt voorgesteld om de bevoegdheid tot het vaststellen van een ander sluitingsuur in artikel 2:30, eerste lid uit te breiden met terrassen.
Het vijfde lid kan vervallen omdat de burgemeester voor horeca-inrichtingen in een apart besluit zijn sanctiebeleid voor horeca-inrichtingen heeft vastgelegd.
Artikel 2:29 Sluitingstijden horeca-inrichtingen
In de praktijk bleek het voor horeca-exploitanten die over een verlof voor het verstrekken van alcoholvrije drank beschikken onduidelijk te zijn of zij wel of niet alcoholhoudende drank mogen verstrekken. De reden van deze onduidelijkheid is de passage “en voorts dat na middernacht ter plaatse geen alcoholhoudende dranken worden geconsumeerd” (de laatste zinsnede van het tweede lid onder c.). Deze zinsnede wekt de suggestie dat voor middernacht wél alcoholhoudende drank mag worden geconsumeerd.
Dit artikel is daarom gewijzigd om duidelijker te maken dat dit niet is toegestaan. Verlofhouders mogen alleen alcoholhoudende drank verkopen anders dan voor gebruik ter plaatse. Voor gebruik ter plaatse mogen zij alleen alcoholvrije drank verstrekken. De verwarrende passage is daarom geschrapt.
Tevens is de leesbaarheid verbeterd door niet meer de verschillende categorieën horeca-inrichtingen te noemen, maar te volstaan met het noemen van de houder van een drank- en horecaverlof in het tweede lid en de houder van een drank- en horecavergunning in het derde lid.
Het bepaalde in het vierde lid ziet toe op een overtreding van de sluitingstijden voor coffeeshops. Deze bepaling is niet meer nodig omdat de burgemeester voor coffeeshops een apart sanctiebesluit heeft vastgesteld.
Artikel 2:30 Afwijkende sluitingstijd; tijdelijke sluiting
De huidige APV voorziet in de mogelijkheid om voor openbare inrichtingen zoals horecabedrijven tijdelijk een andere sluitingstijd vast te stellen. Indien zo’n bedrijf over een terras beschikt kan op grond van artikel 2:28, vierde lid een nadere sluitingstijd voor het terras worden vastgesteld. Dat is niet praktisch.
Voorgesteld wordt daarom in het eerste lid is de zinsnede “dan wel het daarbij behorende terras” toe te voegen. Artikel 2:28, vierde lid kan daardoor vervallen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Op grond van artikel 2:47, tweede lid onder a. is het verboden op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair.
Het derde lid van art. 2:45 bevat een nagenoeg gelijkluidend verbod. Voorgesteld wordt om dat onderdeel te schrappen.
Artikel 2:49a Gedragsaanwijzing
Dit is een nieuw artikel en geeft de burgemeester de bevoegdheid om een bewoner van een woning of een gebouw een gedragsaanwijzing op te leggen wanneer die bewoner door zijn gedrag zoveel overlast veroorzaakt dat de openbare orde daardoor wordt verstoord.
De achterliggende gedachte daarbij is dat in artikel 174a Gemeentewet wel is
geregeld dat de burgemeester een woning kan sluiten indien door gedragingen in de
woning de openbare orde rond de woning wordt verstoord, maar dat er in zo’n geval niet een minder verstrekkende bevoegdheid is. Om te voorkomen dat de bewoordingen van het verbod teveel lijken op de bewoordingen in artikel 174a is de omschrijving van verbod ambtshalve gewijzigd van “in of vanuit een woning” in “vanuit een woning”.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Voorgesteld wordt om voor dit artikel de tekst van de model-APV over te nemen.
In het huidige artikel in het tweede lid wordt geen onderscheid gemaakt tussen het verbod onder a. en b. enerzijds en het verbod onder c. anderzijds. Het verbod om een zonder halsband of ander identificatiemiddel op de weg te laten verblijven, geldt daardoor niet op plaatsen die door het college met borden zijn aangegeven. In de model-bepaling wordt het onderscheid wel gemaakt en blijft het verbod onder c. van kracht.
Op grond van het derde lid van de Leidse bepaling is het college verplicht een regeling te treffen met betrekking tot de opvang van honden die in strijd met het in het eerste lid gestelde verbod los op de weg worden aangetroffen. Een dergelijke regeling is tot op heden nooit vastgesteld. De model-bepaling kent deze regeling niet meer.
Het derde lid van de model-bepaling strekt zich ook uit tot honden die worden opgeleid tot geleide hond of sociale hond. Het huidige artikel kent die uitzondering niet.
Overeenkomstig de model-wijziging van augustus 2015 is in het eerste lid onder c (nieuw). de mogelijkheid opgenomen om ook gebieden buiten de bebouwde kom aan te wijzen.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Voorgesteld wordt om voor dit artikel, met uitzondering van het tweede lid, de tekst van de model-APV over te nemen.
Het eerste lid bevat een opruimplicht voor de uitwerpselen van een hond. Aangezien de eigenaar, houder of verzorger van de hond niet aan de opruimplicht kan voldoen als de eigenaar geen deugdelijk opruimmiddel bij zich heeft, is de verplichting om die middelen bij zich te dragen expliciet opgenomen in het tweede lid.
Om ervoor zorg te dragen dat het altijd voldoende opruimmiddelen zijn is het minimum aantal van twee opgenomen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Voorgesteld wordt om voor dit artikel de tekst van de model-APV over te nemen.
Als gevolg van het vervallen van de Regeling agressieve dieren is het noodzakelijk gebleken om het bepaalde is het derde lid van het bestaande artikel te vervangen door een eigen regeling in de APV. Conform het VNG-model is dit in de leden twee en drie van het voorgestelde artikel opgenomen.
In verband met de in 2013 landelijk ingevoerde chip verplichting voor nieuwe of in Nederland ingevoerde honden wordt er door dierenartsen sinds 2013 niet meer gewerkt met het tatoeëren van honden ten behoeve van het merken. Om alle op dit moment mogelijke identificatiekenmerken te beschrijven is de chip als uniek identificatiekenmerk aan het vierde lid van dit artikel toegevoegd.
In de model-wijziging van augustus 2015 heeft de VNG voorgesteld de burgemeester aan te wijzen als bevoegd gezag om dat deze ge- en verboden opleggen een sterk openbare orde-karakter hebben en vaak worden genomen na een incident, waardoor een zekere spoed geboden is. Dit voorstel is verwerkt.
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Op 19 december heeft de Voorzieningenrechter in een zaak van de gemeente Hilversum bepaalt dat een vuurwerkverbod een zaak van openbare orde is. De handhaving daarvan komt volgens de rechter eenduidig toe aan de burgemeester en niet aan het complete college. Het college kon dus geen vuurwerkverbod instellen.
Voorgesteld wordt daarom de burgemeester als bevoegd gezag aan te wijzen.
In de vergadering van de raadscommissie Leefbaarheid en Bereikbaarheid van 16 december 2014 is toegezegd artikel 2.73 lid 2 van de APV te wijzigen met het oog op schade en overlast voor dieren. Aan het tweede lid daarom een nieuw onderdeel e. toegevoegd.
Artikel 4:4 Wijze van geluidmeten
In de huidige bepaling ontbreekt een bepaling over de wijze van geluidmeten in geluidgevoelige ruimten. Dit is toegevoegd in een nieuw vijfde lid.
Artikel 4:5 Verbieden of beperken incidentele en collectieve festiviteiten
Bij een zeer klein aantal horecagelegenheden kan de voorgestelde norm tot overlast bij derden leiden. Indien de burgemeester van oordeel is, dat een bepaalde (aangemelde) incidentele festiviteit of het toestaan van toekomstige incidentele festiviteiten in het concrete geval ongewenste cumulatie van hinder en overlast met zich mee kan brengen, kan hij het organiseren van die festiviteit en toekomstige festiviteiten verbieden.
Artikel 4:9A Oplaten van ballonnen
Dit is een nieuw artikel ter uitvoering van motie M120038/1. Bij evenementen en andere gebeurtenissen worden geregeld ballonnen opgelaten. Deze ballonnen, en dan met name ballonnen met plastic touwtjes, komen in het milieu terecht. Vogels en (zee)dieren zien de ballonresten vaak als voedsel, waardoor ze sterven. Daarnaast gebruiken vogels de touwtjes als nestmateriaal, waardoor er de kans is dat ze verstrikt raken.
Voorgesteld wordt daarom het oplaten van ballonnen te verbieden tenzij het materiaal van de ballonnen en touwtjes biologisch afbreekbaar is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-124254.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.