Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2016 gemeente Enschede

De Raad van de gemeente Enschede, gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van

 

16 november 2015,

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet.

 

b e s l u i t

 

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2016

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur;

  • -

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • -

    maand: een kalendermaand;

  • -

    kwartaal: periode van aaneengesloten periode van drie maanden in één jaar, niet vallende in het zomerseizoen;

  • -

    zomerseizoen: periode van zes maanden, ingaande op 1 april en eindigende op 1 oktober daaropvolgend;

  • -

    terrasseizoen: periode van acht maanden, ingaande op 1 maart en eindigende op 1 november daaropvolgend;

  • -

    jaar: kalenderjaar;

  • -

    automaten: toestellen die in werking treden bij inwerping van een munt, c.q. munten;

  • -

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • -

    terras: een gelegenheid waar eet- en drinkwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

  • -

    voorwerpen op een terras: banken, tafeltjes, stoelen, windschermen, parasols, bloemen- en plantenbakken en andere voorwerpen ter aankleding van een terras;

  • -

    onroerende zaak: een onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken;

  • -

    standplaats: een ruimte op of aan de weg, aangewezen door het college voor de uitoefening van de straathandel.

Artikel 2 Voorwerp van belasting; belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning of ontheffing heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

  • 3.

    Behoudens het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt de precariobelasting voor reclamevoorwerpen en automaten geheven van de gebruiker van de onroerende zaak waaraan of waarvoor de voorwerpen zijn bevestigd of geplaatst.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • 1

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • 2

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • 3

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst,concessie of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • 4

    voorwerpen, welke uitsluitend voorzien in een algemeen belang dan wel worden gebezigd voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, sociaal of weldadig doel en welke niet worden geëxploiteerd tegen betaling;

  • 5

    deuren, welke krachtens een wettelijk voorschrift naar buiten moeten openslaan;

  • 6

    afvoerbuizen van hemelwater, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,15 meter buiten de gevel uitsteken;

  • 7

    buizen in de grond, tot lozing van fecaliën, huishoud- of hemelwater;

  • 8

    voorwerpen op de openbare weg met kleinschalige niet commerciële buurtactiviteiten;

  • 9

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;

  • 10

    niet als reclamevoorwerpen aan te merken bloemen- of plantenbakken.

  • 11

    borden - plat tegen de gevel bevestigd - die geen grotere frontoppervlakte hebben dan O,30 m2, waarbij de langste zijde niet uitgaat boven 1 strekkende meter en welke de naam en verdere bijzonderheden vermelden van beroep of bedrijf van de persoon of onderneming, welke in de onroerende zaak, waartegen die borden zijn aangebracht, woont, is gevestigd of waar het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend;

  • 12

    borden tot verhuur of verkoop van onroerende zaken, in het geval deze borden aan de te verhuren of te verkopen onroerende zaken zijn bevestigd

  • 13

    brievenbussen;

  • 14

    telefooncellen;

  • 15

    voorwerpen ter zake waarvan krachtens de bepalingen van de in de gemeente Enschede geldende “Verordening reclamebelasting centrum Enschede 2016” belasting wordt geheven;

  • 16

    een mobiele onderzoeksunit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- en oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatse denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    •  

      • a.

        Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

      • b.

        Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of week tarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning of ontheffing heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing:

    • a.

      voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

    • b.

      voor de naar zomerseizoen geheven precariobelasting voor zoveel zesde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

    • c.

      voor de naar terrasseizoen geheven precariobelasting voor zoveel achtste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Belastingaanslagen en gevorderde bedragen van minder dan € 10,-- worden niet opgelegd of ter kennis gebracht. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet of kennisgeving verenigde belastingaanslagen of gevorderde bedragen aangemerkt als één belastingaanslag of één kennisgeving.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval:

    • a.

      bij wege van aanslag wordt geheven, binnen een maand na de dagtekening van de aanslag;

    • b.

      bij wege van mondelinge of schriftelijke kennisgeving wordt geheven als bedoeld in artikel 8, op het moment van het doen of uitreiken van de kennisgeving.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente

Het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.

Artikel 13 Overgangsrecht

  • 1.

    De ‘Verordening Precariobelasting 2015’ van 15 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening Precariobelasting 2016’.

 

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015.

De Griffier De Voorzitter

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ VERORDENING PRECARIOBELASTING 2016

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ VERORDENING PRECARIOBELASTING 2016

 

Hoofdstuk 1 Uitstallingen en dergelijke geplaatst op openbare gemeentegrond

1.1

Het tarief bedraagt voor het uitstallen van al dan niet ten verkoop of ter verhuring aangeboden goederen en dergelijke per 1 m2 ingenomen grondoppervlakte

 

 

 

 

 

 

1.1.1

in gebied A

 

 

 

 

 

 

1.1.1.1

in het zomerseizoen (6 maanden)

€ 56,58

 

 

 

 

 

1.1.1.2

in het zomerseizoen per maand

€ 9,43

 

 

 

 

 

1.1.1.3

per kwartaal buiten het zomerseizoen

€ 22,89

 

 

 

 

 

1.1.1.4

per maand buiten het zomerseizoen

€ 7,63

 

 

 

 

 

1.1.2

in gebied B

 

 

 

 

 

 

1.1.2.1

in het zomerseizoen (6 maanden)

€ 38,16

 

 

 

 

 

1.1.6

in het zomerseizoen per maand

€ 6,36

 

 

 

 

 

1.1.7

per kwartaal buiten het zomerseizoen

€ 15,54

 

 

 

 

 

1.1.8

per maand buiten het zomerseizoen

€ 5,18

 

 

 

 

 

1.2

Gebied A is het gebied dat wordt begrensd door Oldenzaalsestraat, Parallelweg, Stationsplein, Piet Heinstraat, Nijverheidstraat, Boulevard 1945 met uitzondering van het tussen de Beltstraat en de Kuipersdijk gelegen gedeelte aan de zuidzijde van de Boulevard 1945.

 

 

 

 

 

 

1.2.1

Gebied B is het buiten het gebied A liggende deel van de gemeente.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Voorwerpen bij bouw- en sloopwerkzaamheden

 

 

 

 

 

 

2.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van bouwmaterialen zoals een loods, een keet, een container, een steiger of een stelling, een heikar of een heistelling, een kraan, een betonmolen, een asfaltketel, trechter, of enig ander werktuig ten dienste van enig bouw- of sloopwerk aangevoerde, c.q. af te voeren materialen per 1 m2 ingenomen grondoppervlak per maand

€ 3,85

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Installaties voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen, olie lucht of water

 

 

 

 

 

 

3.1

Het tarief bedraagt per jaar voor het hebben van

 

 

 

 

 

 

3.1.1

een al dan niet automatische aftapinrichting voor benzine, olie, gas en dergelijke, evenwel met uitzondering van die, genoemd in de onderdelen 3.1.2 en 3.1.3

€ 254,60

 

 

 

 

 

3.1.2

een verplaatsbare, al dan niet automatische aftapinrichting voor benzine, olie, gas en dergelijke

€ 96,45

 

 

 

 

 

3.1.3

een bovensmeringspomp

€ 43,45

 

 

 

 

 

3.1.4

een installatie om olie te verversen

€ 43,45

 

 

 

 

 

3.1.5

een pompperron, behorende bij een aftapinrichting

€ 43,45

 

 

 

 

 

3.1.6

een tank voor opslag van benzine, olie, gas en dergelijke met eventueel daarbij behorende leidingen en vulput, evenwel met uitzondering van die genoemd in onderdeel 3.1.7

€ 254,60

 

 

 

 

 

3.1.7

een bovengrondse tank voor opslag van benzine, olie, gas en dergelijke met een inhoud van niet meer dan 200 liter

€ 96,45

 

 

 

 

 

3.1.8

een bedieningshuis bij een aftapinrichting

€ 96,45

 

 

 

 

 

3.1.9

een luchtpomp, servicezuil of loze mantel met eventueel daarbij behorende leidingen

€ 96,45

 

 

 

 

 

3.1.10

een vulput voor benzine, olie, gas en dergelijke voor zover niet op grond van onderdeel 3.1.6 belast

€ 20,50

 

 

 

 

 

3.1.11

een mast of zuil voor verlichting of reclame bij een aftapinrichting

€ 20,50

 

 

 

 

 

3.1.12

een wateraftappunt

€ 20,50

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Standplaatsen

 

 

 

 

 

 

4.1

Het tarief voor het hebben van een standplaats als bedoeld in artikel 5:18 van de APV bedraagt:

 

 

 

 

 

 

4.1.1

voor vaste standplaatsen per kwartaal of gedeelte daarvan per vierkante meter

€ 13,45

 

 

 

 

 

4.1.2

voor tijdelijke standplaatsen per week of gedeelte daarvan

€ 41,95

 

 

 

 

 

4.1.3

voor tijdelijke standplaatsen per dag

€ 22,75

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 5 Automaten

 

 

 

 

 

 

5.1.

Het tarief bedraagt voor het hebben van een automatisch verkoop-, weeg-, speel-, of ander toestel

 

 

 

 

 

 

5.1.1

indien bevestigd aan een gevel per 0,50 m2 frontoppervlakte

 

 

 

 

 

 

5.1.1.1

per jaar

€ 18,96

 

 

 

 

 

5.1.1.2

per maand

€ 1,58

 

 

 

 

 

5.1.2

indien geplaatst op openbare gemeentegrond per 1 m2 ingenomen grondoppervlakte

 

 

 

 

 

 

5.1.2.1

per jaar

€ 30,36

 

 

 

 

 

5.1.2.2

per maand

€ 2,53

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 6 V oorwerpen bevestigd aan gevels en luifels boven openbare gemeentegrond

6.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen, bevestigd aan luifels en gevels van onroerende zaken per jaar en per onroerende zaak

€ 112,85

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 7 Terrassen

 

 

 

 

 

 

7.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder op of boven een terras per 1 m2 ingenomen grondoppervlakte

 

 

 

 

 

 

7.1.1

in gebied A

 

 

 

 

 

 

7.1.1.1

per jaar

€ 57,15

 

 

 

 

 

7.1.1.2

in het terrasseizoen (acht maanden)

€ 38,40

 

 

 

 

 

7.1.1.3

in het terrasseizoen per maand

€ 4,80

 

 

 

 

 

7.1.1.4

buiten het terrasseizoen per maand

€ 8,19

 

 

 

 

 

7.1.2

in gebied B

 

 

 

 

 

 

7.1.2.1

per jaar

€ 45,30

 

 

 

 

 

7.1.2.2

in het terrasseizoen (acht maanden)

€ 30,25

 

 

 

 

 

7.1.2.3

in het terrasseizoen per maand

€ 3,78

 

 

 

 

 

7.1.2.4

buiten het terrasseizoen per maand

€ 5,85

 

 

 

 

 

7.2

Gebied A is het gebied dat wordt begrensd door Oldenzaalsestraat, Parallelweg, Stationsplein, Piet Heinstraat, Nijverheidstraat, Boulevard 1945 met uitzondering van het tussen de Beltstraat en de Kuipersdijk gelegen gedeelte aan de zuidzijde van de Boulevard 1945.

 

 

 

 

 

 

7.2.1

Gebied B is het buiten het gebied A liggende deel van de gemeente.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 8 Parkeerplaatsen

 

 

 

 

 

 

8.1

Het tarief bedraagt per ingenomen parkeerapparatuurplaats of belanghebbendenplaats per etmaal of gedeelte daarvan

€ 11,52

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 9 B orden boven openbare gemeentegrond

 

 

 

 

 

 

9.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van borden

 

 

 

 

 

 

9.1.1

zonder kunstverlichting

 

 

 

 

 

 

9.1.1.1

over de frontoppervlakte per 0,5 m2 per jaar

€ 35,04

 

 

 

 

 

9.1.1.2

over de frontoppervlake per 0,5 m2 per maand

€ 2,92

 

 

 

 

 

9.1.2

met kunstverlichting

 

 

 

 

 

 

9.1.2.1

over de frontoppervlakte per 0,5 m2 per jaar

€ 52,56

 

 

 

 

 

9.1.2.2

over de frontoppervlakte per 0,5 m2 per maand

€ 4,38

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Behoort bij raadsbesluit van 14 december 2015.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De griffier van de gemeente Enschede,

 

 

 

 

 

 

Naar boven