Verordening tot (2e) wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Capelle aan den IJssel 2013.

 

 

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 149, 151a, eerste lid en 154 Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening tot (2e) wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening

Capelle aan den IJssel 2013.

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening Capelle aan den IJssel 2013 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 1:2, derde lid

Oude tekst:

3.In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld

in artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 of artikel 4:11.

Nieuwe tekst:

3.In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in

artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, aanhef en

onder a.

Toelichting:

Hier is preciezer aangegeven naar welk deel van artikel 2:11 wordt verwezen. De verwijzing naar

artikel 4:11 kan geschrapt worden. Dit betreft het artikel betrekking heeft op ‘Houtopstanden’. Dit

onderwerp is in Capelle geregeld in de Bomenverordening.

Toevoeging lid 7 aan artikel 2:10

7.Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor het in het eerste lid bedoelde

gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of

onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Toelichting

Artikel 2:10, vierde lid, regelt de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen van het verbod in het

eerste lid. Echter, als het verbod tijdelijk opzij wordt gezet voor een activiteit die valt onder de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), dan is er overeenkomstig de terminologie van

de Wabo geen sprake van een ‘ontheffing’, maar van een ‘omgevingsvergunning’. Dat onderscheid

wordt hier verduidelijkt.

Afdeling 7, titel

Oude tekst

Toezicht op horecagelegenheden

Nieuwe tekst

Afdeling 7 Toezicht op openbare inrichtingen

Toelichting

De term ‘horecagelegenheden’ vervangen door ‘openbare inrichting’ om deze bepaling in

overeenstemming te brengen met de terminologie in de huidige wet- en regelgeving.

Artikel 2:28

Oude tekst

Artikel 2:28 Exploitatievergunning / proefvergunning horecabedrijf

Nieuwe tekst

Artikel 2:28 Exploitatievergunning / proefvergunning openbare inrichting

Toelichting

De term ‘horecabedrijf’ vervangen door ‘openbare inrichting’ om deze bepaling in overeenstemming

te brengen met de terminologie in de huidige wet- en regelgeving.

Artikel 2:48 lid 1

Oude tekst

1.Het is verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard

gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of

anderszins overlast veroorzaken.

Nieuwe tekst

2.Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare

plaats alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de

openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.

Toelichting

Met de wijziging van de Drank- en Horecawet is het voor jongeren onder de 18 sowieso verboden.

Om te verkomen dat een ‘dubbel’ verbod ontstaat, waardoor deze bepaling mogelijk zelfs

onverbindend zou kunnen blijken, is nu ingevoegd dat het verbod in de APV slechts geldt voor

mensen boven de 18.

Artikel 2:58 tweede lid

Oude tekst

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond

    • a.

      die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • b.

      die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale

Nieuwe tekst

2.Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege

zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.

Toelichting

Lid 2 b is geschrapt. Daarin stond dat degene die een hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot

geleidehond of sociale hulphond de uitwerpselen niet hoefde op te ruimen. Er is echter geen reden

waarom iemand die een hulphond opleidt eventuele uitwerpselen niet zou kunnen opruimen.

Artikel 2:59 eerste en vierde lid

Oude tekst

1.Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de

eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen

voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

4.Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het

eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek

identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Nieuwe tekst

1.Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij

de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen

voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

4.Onverminderd artikel 2:57, eerste lid aanhef en onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste

lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek

identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Toelichting

De bevoegdheid tot het opleggen van aanlijn- en muilkorfgeboden was hier aan het college

toebedeeld. In dit geval ligt de burgemeester als beslisser meer voor de hand ligt. Het besluit heeft

een sterk openbare orde-karakter en wordt vaak genomen na een incident, waarbij regelmatig ook

een zekere spoed geboden is. Om die redenen is in dit artikel nu de burgemeester aangewezen om

deze ge- en verboden op te leggen.

Verder heeft het vierde lid een kleine nadere redactionele verbetering ondergaan.

Hoofdstuk 3 wordt ingetrokken en vervangen

Oude tekst

Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, straatprostitutie e.d.

Afdeling 1. Begripsbepalingen

Artikel 3:1. Begripsbepalingen

1.beheerder: natuurlijke persoon die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in de inrichting of

het bedrijf;

2.escortbedrijf: bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbieden van prostitutie

die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

3.exploitant: natuurlijke persoon of rechtspersoon, voor wiens rekening en risico de inrichting,

onderscheidenlijk het bedrijf wordt gedreven, en de bestuurders van die rechtspersoon of hun

gevolmachtigden;

4.prostituee: persoon die zich beschikbaar stelt voor het verrichten van seksuele handelingen met

een ander tegen vergoeding;

5.prostitutie: zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander

tegen vergoeding;

6.seksinrichting: voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een

omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

Artikel 3:2. Bevoegd bestuursorgaan

In deze paragraaf wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het

betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174

van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3:3. Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen omtrent de inrichting en bedrijfsvoering van seksinrichtingen en

escortbedrijven.

Artikel 3:4. Vergunningplicht seksinrichting of escortbedrijf

1.Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder

vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2.

    Per seksinrichting of escortbedrijf wordt één aanvraag tegelijk in behandeling genomen.

  • 3.

    De vergunningaanvraag wordt ingediend door de exploitant en op diens naam gesteld.

  • 4.

    De vergunning is in de seksinrichting aanwezig.

  • 5.

    De vergunning wordt verleend voor de duur van vijf jaar.

Artikel 3:5. Eisen exploitant en beheerder

[vervallen, geregeld in artikel 3:13 f]

Artikel 3:6. Sluitingstijden

1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe

te staan of te laten verblijven tussen 1.00 en 7.00 uur en in het weekeinde (zaterdagochtend en

zondagochtend) tussen 2.00 en 7.00 uur.

2.Het bevoegde bestuursorgaan kan bij voorschrift van de vergunning, bedoeld in artikel 3:4, eerste

lid, afwijken van de in het eerste lid genoemde sluitingstijden voor een seksinrichting, waarvan de

exploitant ten genoegen van het bevoegde bestuursorgaan heeft aangetoond, dat de exploitatie

van die seksinrichting geen nadelige invloed heeft op de openbare orde of het woon- of

leefklimaat in de naaste omgeving van die seksinrichting.

3.Het bevoegde bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde en het woon- of

leefklimaat voor een bepaald gebied voor een of meer seksinrichtingen de in het eerste lid

genoemde sluitingstijden, al dan niet tijdelijk, beperken, dan wel andere sluitingstijden vaststellen.

4.Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat

die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, gesloten

moet zijn.

5.Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij

of krachtens de Wet milieubeheer.

Artikel 3:7. Sluiting van de seksinrichting

1.Het bevoegde bestuursorgaan kan een seksinrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten

verklaren, indien:

  • a.

    de seksinrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning;

  • b.

    de seksinrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de vergunning verbonden

voorschriften;

  • c.

    een van de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde situaties zich voordoet.

    • 2.

      Het bevoegde bestuursorgaan maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift

van het bevel op of nabij de toegang of toegangen van de seksinrichting. De sluiting treedt in

werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

3.Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht

en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

4.Het is de exploitant of beheerder van een seksinrichting, verboden daarin bezoekers toe te laten

of te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.

5.Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten seksinrichting te bezoeken

of als bezoeker daarin te verblijven.

6.Een sluiting voor onbepaalde tijd kan op aanvraag van belanghebbende(n) door het bevoegde

bestuursorgaan worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden

hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen

herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

Artikel 3:8. Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant

of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:

    • a.

      geen strafbare feiten plaatsvinden;

    • b.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid

vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

3.Het is de exploitant en de beheerder verboden personen jonger dan 18 jaar toegang te verlenen

tot de seksinrichting.

4.De exploitant en beheerder van een escortbedrijf treft maatregelen ter waarborging van de

veiligheid van de prostituee en ter voorkoming van gedragingen als bedoeld in het tweede lid.

Afdeling 2. Straat- en raamprostitutie

Artikel 3:9. Prostitutie

Het is verboden:

a.door woorden, houding, gebaren of andere feitelijke gedragingen, op of aan de weg, op of in voor

het publiek toegankelijke plaatsen, in deuropeningen, dan wel binnenshuis zichtbaar voor het

publiek, iemand tot prostitutie uit te nodigen of uit te lokken, dan wel op deze uitnodiging of

uitlokking in te gaan;

b.op de weg ontuchtige handelingen te verrichten, indien dit kennelijk geschiedt in het kader van

prostitutie.

Artikel 3:10. Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen,

afbeeldingen en dergelijke

1.Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen,

opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotischpornografische

aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

a.indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze

van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en

leefomgeving in gevaar brengt;

b.anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de

openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of

aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan

wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in

artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

Artikel 3:11

[gereserveerd]

Afdeling 3. Beslistermijn en weigeringsgronden

Artikel 3:12. Beslistermijn

1.In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, beslist het bevoegd bestuursorgaan op de

aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop

de aanvraag ontvangen is.

2.Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3:13. Weigerings-, intrekkings- en wijzigingsgronden

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan weigert of trekt de vergunning in, indien:

    • a.

      de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting in strijd is met een geldend

bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening,

of een geldend voorbereidingsbesluit;

b.de vestiging of de exploitatie in strijd is met de krachtens artikel 3:3 gestelde regels omtrent

inrichting en bedrijfsvoering;

  • c.

    de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

  • d.

    de exploitant of de beheerder is ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

  • e.

    de exploitant of de beheerder niet de leeftijd van eenentwintig jaar heeft bereikt;

  • f.

    de exploitant of de beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

    • 2.

      Het bevoegde bestuursorgaan kan de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor

onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien:

a.naar zijn oordeel de openbare orde gevaar loopt of het woon- of leefklimaat in de omgeving

van de seksinrichting nadelig wordt beïnvloed;

  • b.

    dit in het belang van de veiligheid van personen of goederen is;

  • c.

    dit in het belang van de gezondheid of zedelijkheid is;

  • d.

    dit in het belang van de arbeidsomstandigheden van de in de seksinrichting werkzame

prostituees is;

e.er door de exploitant of beheerder onvoldoende maatregelen zijn getroffen in het belang van

de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in de seksinrichting

of voor het escortbedrijf werkzame personen, alsmede ter bescherming van de

volksgezondheid;

f.in de seksinrichting een minderjarige prostituee wordt aangetroffen dan wel indien een

escortbedrijf werkzaamheden laat verrichten door een minderjarige prostituee;

g.de exploitant of beheerder de bepalingen in deze paragraaf dan wel de krachtens artikel 3:3

gestelde regels overtreedt; h. aannemelijk is dat de exploitant of beheerder betrokken is of

hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de seksinrichting,

die gevaar kunnen veroorzaken voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het

woon- of leefklimaat;

h.de exploitant of beheerder strafbare feiten pleegt in de seksinrichting, dan wel toestaat of

gedoogt dat in zijn seksinrichting strafbare feiten worden gepleegd;

i.zich in of vanuit de seksinrichting of bij de uitoefening van het escortbedrijf anderszins feiten

hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat de exploitatie van de seksinrichting of het

escortbedrijf gevaar kan veroorzaken voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor

het woon- of leefklimaat in de omgeving van de seksinrichting of het escortbedrijf;

j.er sprake is van een gewijzigde exploitatie of een wijziging in de exploitant, waarvoor geen

nieuwe vergunning is aangevraagd;

  • k.

    ten behoeve van de vergunningverlening onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • l.

    er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of voor het escortbureau personen werkzaam

(zullen) zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of

krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • m.

    er voor de exploitatie van een seksinrichting al een vergunning is verstrekt.

    • 3.

      Bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringsgronden houdt het bevoegde

bestuursorgaan rekening met:

a.het karakter van de straat en de wijk waarin de seksinrichting is gelegen of zal komen te

liggen;

  • b.

    de aard van de seksinrichting;

  • c.

    de spanning waaraan het woon- of leefklimaat ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen

te staan door de exploitatie van de seksinrichting;

d.de wijze van bedrijfsvoering van de exploitant of beheerder van de seksinrichting in deze of in

andere seksinrichtingen.

Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14. Beëindiging exploitatie

1.De vergunning vervalt zodra de exploitant dan wel de exploitanten de exploitatie van de

seksinrichting of het escortbedrijf heeft dan wel hebben beëindigd.

2.Binnen een week na de beëindiging van de exploitatie door de exploitant, de exploitanten dan

wel een van de exploitanten, geeft deze daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegde

bestuursorgaan.

Artikel 3:15. Wijziging beheer

1.Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, zesde lid, het beheer in de seksinrichting feitelijk

heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het

beheer schriftelijk kennis aan het bevoegde bestuursorgaan.

2.Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegde

bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant, met in achtneming van artikel 3:13, de verleende

vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer heeft gewijzigd.

3.In afwijking van het tweede lid, kan het beheer tot op de aanvraag is beslist, tijdelijk worden

uitgeoefend door een nieuwe beheerder,indien de exploitant of beheerder een bevestiging van de

burgemeester kan tonen waaruit blijkt dat een nieuwe beheerder ten behoeve van bijschrijving op

de exploitatievergunning is aangemeld.

Artikel 3:16. Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen,

afbeeldingen en dergelijke

1.Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarop goederen, opschriften,

aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotischpornografische

aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of daarin aan te brengen:

a.indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze

van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en

leefomgeving in gevaar brengt;

b.anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de

openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of

aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan

wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in

artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

Nieuwe tekst

HOOFDSTUK 3. REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE

ONDERWERPEN

AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 3:1 Afbakening

De artikelen 1:2, 1:3 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit

hoofdstuk bepaalde.

Toelichting

Afbakening van dit hoofdstuk van de APV ten opzichte van enkele (algemene) bepalingen uit andere

delen van de APV is wenselijk aangezien de genoemde bepalingen betrekking hebben op

onderwerpen die waarschijnlijk op termijn in of krachtens de Wet regulering prostitutie en bestrijding

misstanden seksbranche in afwijking van de (algemene) bepalingen van de APV geregeld (moeten)

worden. Om niet binnen afzienbare termijn opnieuw substantiële materiële wijzigingen aan te hoeven

brengen in de betreffende regelgeving – en om de ontvlechting daarvan t.z.t. te vergemakkelijken – is

ervoor gekozen vooruitlopend op de verwachte inwerkingtreding van de Wrp deze materie nu veelal

in lijn met de Wrp te regelen.

Het betreft de volgende onderwerpen: 1:2 (beslistermijn), 1:3 (indiening aanvraag), 1:5 (persoonlijk

karakter van vergunning of ontheffing), 1:6 (intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing), 1:7

(termijnen) en 1:8 (weigeringsgronden).

Artikel 3:2 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

-advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder

de aandacht van het publiek brengt;

-beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding

van een seksbedrijf;

-escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de

vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;

-exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van

toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor

wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;

-klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een

prostituee aangeboden seksuele diensten;

-prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met

een ander tegen betaling;

-prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een

ander tegen betaling;

  • -

    prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;

  • -

    raamprostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot

prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een

voor publiek toegankelijke plaats;]

-seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot

het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig

aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;

  • -

    seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;

  • -

    werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van seksinrichting waarin de seksuele

handelingen met een ander tegen betaling worden verricht.

Toelichting

In artikel 3:2 worden veel voorkomende begrippen gedefinieerd, waarbij op onderdelen wordt

aangesloten bij bestaande definities.

Omdat de APV, met het oog op het toezicht, bepaalt dat in advertenties voor seksbedrijven of

prostituees bepaalde nummers (vergunningnummer, telefoonnummer) moeten worden vermeld, is

ervoor gekozen het begrip ‘advertentie’ ruim te omschrijven. Eer is immers een veelheid aan

mogelijkheden om aandacht op de aangeboden dienstverlening te vestigen. Voor alle vormen van

reclame met behulp van een medium (kranten, televisie, internet, posters, flyers) geldt het voorschrift.

Daarbij moet het gaan om uitingen die wervend van karakter zijn en het oogmerk hebben de klandizie

te vergroten. Daarop ziet het bijvoeglijk naamwoord: commerciële.

De dagelijkse leiding in een seksinrichting kan in plaats van bij de exploitant zelf, bij een beheerder

berusten. Het is van belang ook voor deze persoon, die primair verantwoordelijk is voor de dagelijkse

gang van zaken in de seksinrichting, expliciet enkele bepalingen op te nemen in de APV.

Een veel voorkomende vorm van een niet-locatiegebonden prostitutiebedrijf is een escortbedrijf. Een

escortbedrijf bemiddelt tussen klanten en prostituees. De prostituee bezoekt de klant, of gaat met de

klant naar een andere plaats dan de plek waar de bemiddeling plaatsvindt. De bemiddeling kan

plaatsvinden vanuit een bedrijfspand, maar onder omstandigheden ook vanaf een privé-adres. De

bemiddeling kan in persoon plaatsvinden, maar over het algemeen zal het telefonisch gaan of via een

website op internet.

Voor de definitie van exploitant is aansluiting gezocht bij een van de definities van het begrip

leidinggevende in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1°, van de Drank- en Horecawet. Het ‘voor rekening

en risico’ heeft betrekking op de natuurlijke persoon of op de rechtspersoon. Onder deze definitie valt

ook de vennoot in een personenvennootschap. Het bestuur van een rechtspersoon kan zelf ook een

rechtspersoon zijn, maar gelet op de (persoonlijke) eisen die worden gesteld aan de exploitant, dient

er uiteindelijk altijd één natuurlijke persoon te zijn die kan worden beschouwd als exploitant in de zin

van de APV – al dan niet als vertegenwoordiger van die rechtspersoon.

Een seksbedrijf heeft altijd een exploitant. Ook in het geval een prostituee zelfstandig bedrijfsmatige

activiteiten opereert is er sprake van een seksbedrijf, meer precies: een prostitutiebedrijf. In dergelijke

gevallen dient de prostituee enerzijds aangemerkt te worden als prostituee, maar anderzijds ook als

exploitant. De prostituee/exploitant dient daarmee dus ook te voldoen aan alle eisen die aan

prostituee worden gesteld én aan de eisen die aan de exploitant worden gesteld. Hieruit volgt o.a. dat

de prostituee/exploitant minimaal 21 dient te zijn. Vergunningen worden immers geweigerd als de

exploitant de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt heeft (artikel 3:7, eerste lid, aanhef en onder d).

In dit hoofdstuk van de APV heeft het begrip ‘klant’ een beperktere betekenis dan in het

spraakgebruik: het is hier een afnemer van seksuele diensten. Dus aanwezigen in een seksinrichting

die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een vertoning komen bekijken, vallen niet onder dit begrip.

Hetzelfde geldt uiteraard voor eventuele andere aanwezigen, zoals de exploitant, de beheerder, het

personeel dat in de bedrijfsruimte van het seksbedrijf werkzaam is, toezichthouders en personen die

aanwezig zijn vanwege bijvoorbeeld het leveren van goederen of het uitvoeren van reparaties of

onderhoud.

In de APV wordt het begrip ‘prostituee’ gebruikt, omdat dit het meest aansluit bij het spraakgebruik en

bij de praktijk binnen de prostitutiebranche. Aangezien dit woord, op deze wijze geschreven,

taalkundig vrouwelijk is, wordt in voorkomende gevallen gebruik gemaakt van vrouwelijke

voornaamwoorden (zij, haar). In alle gevallen waar ‘prostituee’ staat, wordt evenzeer de (mannelijke)

prostitué bedoeld. Dit komt in de definitie van de term ‘prostituee’ tot uitdrukking door de

sekseneutrale aanduiding: degene die.

De definitie van prostitutie sluit aan bij de formulering in artikel 273f, eerste lid, onder 3 en 5, van het

Wetboek van Strafrecht. Het ‘zich beschikbaar stellen’ duidt op een structurele situatie, zodat allerlei

incidentele seksuele handelingen met een ander niet onder het begrip ‘prostitutie’ vallen, zelfs niet als

‘de ander’ een tegenprestatie levert. Bij «betaling» zal het veelal gaan om een geldbedrag, maar het

is daar niet toe beperkt. De betaling geschiedt door of ten behoeve van ‘de ander’, wat impliceert dat

het meewerken aan pornofilms geen prostitutie is in de zin van de APV.

Prostitutiebedrijven zijn er in verschillende varianten. In de eerste plaats vallen hieronder de

locatiegebonden bedrijven met één of meerdere seksinrichtingen. Ook een niet-locatiegebonden

bedrijf kan een prostitutiebedrijf zijn; veelal gaat het dan om een escortbedrijf, dat bemiddelt tussen

prostituees en klanten. Als prostitutie plaatsvindt in woningen, kunnen (delen van) deze locaties –

onder omstandigheden – als seksinrichting aangemerkt worden. Een dergelijke (ruimte in een)

‘privéwoning’ is voor het publiek toegankelijk nu klanten toegang wordt verschaft. Is de prostituee op

enigerlei wijze werkzaam voor degene die de ruimte beschikbaar stelt, dan is er zonder meer sprake

van een prostitutiebedrijf. Er zijn ook prostituees die niet werkzaam zijn voor of bij een door een

ander geëxploiteerd prostitutiebedrijf, maar die zelfstandig werken, veelal thuis. Als een prostituee op

haar thuisadres werkzaam is en geen andere prostituees in haar woning laat werken, is er in beginsel

geen sprake van een prostitutiebedrijf, maar van een aan huis gebonden beroep, en is geen

vergunning nodig (wel kunnen uit het bestemmingsplan belemmeringen voortvloeien om dergelijke

activiteiten te mogen ondernemen). Als echter de activiteiten van de thuiswerkende prostituee een

zakelijke uitstraling hebben, bijvoorbeeld als er zodanig met dat adres wordt geadverteerd dat er een

publiekstrekkende werking vanuit gaat, er verlichting of reclame-uitingen aan het pand zichtbaar zijn

of er meerdere prostituees op hetzelfde adres werkzaam zijn, dan is er sprake van bedrijfsmatige

activiteiten en daarmee van een prostitutiebedrijf waarvoor een vergunning noodzakelijk is.

Het begrip ‘seksbedrijf’ duidt op een activiteit of op activiteiten, en dus niet op de locatie waar de

verrichtingen of vertoningen plaatsvinden; daarvoor wordt in de APV de term ‘seksinrichting’ gebruikt.

Binnen de omschrijving valt het gelegenheid geven tot het zich beschikbaar stellen voor het

verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling (prostitutie), en het gelegenheid

geven tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander, zoals ‘peepshows’ en

sekstheaters, maar bijvoorbeeld ook het bedrijfsmatig en tegen betaling verzorgen van webcamseks.

Daarnaast wordt onder dit begrip ook verstaan het in een seksinrichting tegen betaling aanbieden van

erotisch-pornografische vertoningen: de seksbioscopen. Of een activiteit ‘bedrijfsmatig’ wordt verricht,

hangt af van een aantal factoren. Is er personeel in dienst, dan is er zonder meer sprake van een

bedrijf. Maar een individu zonder personeel kan ook een bedrijf zijn in de zin van de APV, en is dan

dus vergunningplichtig. Het oogmerk om (een aanvulling op) een inkomen te genereren, het aantal

uren dat aan de activiteit wordt besteed, de wijze van klantenwerving (bijvoorbeeld of er wordt

geadverteerd om de werkzaamheden onder de aandacht van publiek te brengen en klanten te

trekken) en de organisatiegraad en de omvang van het prostitutieaanbod zijn aspecten om te bepalen

of er bedrijfsmatig activiteiten worden verricht. Of er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten zal dus

moeten worden vastgesteld aan de hand van de feitelijke situatie.

Het begrip ‘seksbedrijf’ wordt dus gebruikt als verzamelnaam, waarbinnen specifieke vormen zijn te

onderscheiden: als gelegenheid wordt geboden tot prostitutie, dan is er sprake van een

‘prostitutiebedrijf’, en als dat geschiedt door bemiddeling tussen prostituees en klanten, dan wordt

van een ‘escortbedrijf’ gesproken. Zo is ‘prostitutiebedrijf’ dus een species van ‘seksbedrijf’ en

‘escortbedrijf’ weer een species van ‘prostitutiebedrijf’.

Er is voor gekozen om een aparte definitie op te nemen voor het begrip ‘raamprostitutiebedrijf’ omdat

dit onderdeel van de prostitutiesector een bijzondere uiterlijke verschijningsvorm en invloed op de

omgeving heeft en er daarom sectorspecifieke regels voor de raamprostitutie in dit hoofdstuk zijn

opgenomen.

Met het begrip ‘seksinrichting’ wordt geduid op de voor publiek toegankelijk locatie van een

seksbedrijf. Dit kan samen vallen met de locatie waar de exploitant van het seksbedrijf zich heeft

gevestigd, maar dat is zeker niet altijd – en bij escortbedrijven per definitie niet – het geval.

Onder ‘besloten ruimte’ worden ook begrepen een vaar- of voertuig. Het bijvoeglijk naamwoord

‘besloten’ duidt erop dat de ruimte zich niet in de open lucht bevindt. Het moet dus gaan om een

overdekt en geheel of gedeeltelijk door wanden omsloten ruimte, die al dan niet met enige beperking

voor het publiek toegankelijk is.

Onder werkruimte wordt verstaan een zelfstandig onderdeel van een seksinrichting waarin de

seksuele handelingen met een ander tegen betaling worden verricht. Eén seksinrichting kan één (of

natuurlijk geen) werkruimte hebben, of meerdere. Met ‘zelfstandig’ wordt hier niet bedoeld dat een

werkruimte altijd geheel zelfvoorzienend hoeft te zijn; het ziet op de van elkaar te onderscheiden

delen van een seksinrichting waarin over het algemeen telkens één prostitutie haar diensten

aanbiedt. Een raam (met bijbehorende ‘peeskamer’) zal veelal een afzonderlijke werkruimte zijn; een

deel van een seksinrichting dat apart verhuurd wordt zal veelal een afzonderlijke werkruimte zijn.

Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf

Artikel 3:3 Vergunning

  • 1.

    Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning.

  • 2.

    De burgemeester beslist binnen twaalf weken op de aanvraag om een vergunning.

  • 3.

    De in het tweede lid gestelde termijn kan door de burgemeester met ten hoogste twaalf weken

worden verlengd.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  • 5.

    Een vergunning wordt voor één seksinrichting verleend.

  • 6.

    De vergunning voor een seksbedrijf wordt in beginsel verleend voor de duur van vijf

jaar. De vergunning wordt op naam van de exploitant gesteld en is niet overdraagbaar.

7.De vergunning kan worden verlengd.

Toelichting

Er is voor gekozen om seksbedrijven met een vergunningenstelsel te reguleren. Dit houdt in dat het

uitoefenen van een seksbedrijf verboden is, tenzij een vergunning is verleend. De keuze voor een

vergunningenstelsel sluit aan bij bestaande structuren.

Een uitgangspunt is tevens dat legaal aanbod in beginsel illegaal aanbod tegengaat, de zogeheten

kanalisatiegedachte. Daarbij wordt aangenomen dat als er een legaal en betrouwbaar aanbod

bestaat, er niet langer aanleiding is voor klanten om te kiezen voor een illegaal aanbod met alle

daarmee samenhangende onwenselijkheden en onzekerheden.

Met het oog op de rechtszekerheid voor het bedrijfsleven is bepaald dat de beslistermijn voor een

vergunning voor een seksbedrijf twaalf weken telt (tweede lid). Deze termijn kan éénmaal met twaalf

weken worden verlengd (derde lid).

Het vierde lid is opgenomen omdat na inwerkingtreding van de Dienstenwet als uitgangspunt geldt

dat een vergunning van rechtswege wordt verleend wanneer de termijn, waarbinnen het antwoord op

de aanvraag moet volgen, verstreken is (zie ook artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn). Dit is

bedoeld als prikkel voor de overheid om tijdig te beslissen, en zorgt ervoor dat burgers en bedrijven

geen nadeel ondervinden van een mogelijk te trage besluitvorming. De verwachting bestaat dat de

wettelijke termijnen in dit artikel ruim genoeg zijn om tijdig op een aanvraag om een vergunning te

besluiten. Zou dat evenwel niet lukken, dan wordt het belang van een daadwerkelijke afweging bij

vergunningen als hier aan de orde geacht zwaarder te wegen dan voornoemd uitgangspunt. Dit is in

overeenstemming met de uitzonderingsgrond van artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn:

dwingende redenen van algemeen belang, te weten de bescherming van de openbare orde.

Wanneer een vergunning van rechtswege ten onrechte is verleend, kan dit namelijk ernstige,

onomkeerbare schade voor derden (de menselijke waardigheid van de prostituee, de veiligheid en

gezondheid van minderjarigen en kwetsbare volwassenen) tot gevolg hebben.

Uit het vijfde lid, volgt dat een vergunning voor ten hoogste één seksinrichting kan gelden. Daarmee

is het van belang wat onder ‘één seksinrichting’ wordt verstaan. Bij voorbaat een sluitende definitie

geven zou in de praktijk tot onwenselijke resultaten kunnen leiden; situaties zullen telkens met

gezond verstand bezien worden. Daarbij zal blijk gegeven moeten worden van enige realiteitszin en

aangesloten worden bij de normale perceptie. Het te hanteren uitgangspunt is dat er sprake is van

één seksinrichting als het een visueel aaneengesloten eenheid betreft (kan meerdere panden

betreffen met meerdere werkruimtes (per pand)) met een homogene functie (uitoefening van een

seksbedrijf in enigerlei vorm) die tot de beschikking staat van één exploitant. Als er meerdere

exploitanten in één pand zijn gevestigd zal ieder deel waarover één van de exploitanten de

beschikking heeft als één afzonderlijke seksinrichting worden gekwalificeerd.

Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen

Gereserveerd

Toelichting

Daar in Capelle een maximumstelsel van één vergunning geldt en dat middels de

bestemmingsplannen is geregeld waar een seksinrichting zich mag vestigen is het niet noodzakelijk

concentratiegebieden aan te wijzen.

Artikel 3:5 0-optie raamprostitutiebedrijven en maximering aantal seksinrichtingen

  • 1.

    Voor het uitoefenen van een raamprostitutiebedrijf wordt geen vergunning verleend.

  • 2.

    Er wordt voor in totaal ten hoogste één seksinrichting van prostitutiebedrijven, niet zijnde

raamprostitutiebedrijven vergunning verleend.

Toelichting

In Capelle is ervoor gekozen raamprostitutiebedrijven geheel niet toe te staan. In Capelle geldt een

maximum van één seksinrichting.

Artikel 3:6 Aanvraag

1.Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de

burgemeester vastgesteld formulier.

2.Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt

gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

  • a.

    de persoonsgegevens van de exploitant;

  • b.

    het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

  • c.

    of in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag de exploitant een vergunning voor een

seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf

is ingetrokken;

  • d.

    het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;

  • e.

    het adres van een onder het seksbedrijf vallende seksinrichting;

  • f.

    het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

  • g.

    een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de

exploitant;

  • h.

    indien van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant;

  • i.

    een actuele verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen, verstrekt door de

Belastingdienst;

j.bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd

voor de uitoefening van het seksbedrijf;

k.indien van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning

wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en

schaalaanduiding;

l.indien van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt

aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding.

3.Als er een beheerder is aangesteld, is het tweede lid, onder a, b, c, g en h, van overeenkomstige

toepassing op de beheerder.

4.Als de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij verlangen

dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

Toelichting

Met dit artikel wordt de wijze van indiening van de aanvraag om een vergunning geregeld, evenals

welke gegevens en bescheiden moeten worden overgelegd. De vereiste gegevens worden nodig

geacht teneinde een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de aanvraag om de

vergunning.

Het overleggen van een situatietekening en plattegrond is uiteraard niet nodig als het een vergunning

betreft die niet (mede) voor een seksinrichting wordt aangevraagd. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als

het gaat om het bedrijfsmatig en tegen betaling verzorgen van webcamseks vanuit een locatie die

niet voor publiek toegankelijk is; er is dan wel sprake van een seksbedrijf, maar niet van een

seksinrichting.

Omdat in de toekomst naar verwachting steeds vaker bij indiening sprake zal zijn van digitale

documenten, wordt geen specifieke schaalaanduiding voorgeschreven. De maatvoering moet uit de

situatieschets (onder k) en tekening (onder l) blijken. Als bescheiden worden overgelegd, moet de

gekozen schaal zodanig zijn dat de burgemeester er voldoende informatie uit kan halen om tot

beoordeling van de aanvraag te komen.

Tot het eisen dat het telefoonnummer dat gebruikt zal worden in advertenties overgelegd moet

worden – en in de vergunning zal worden vermeld (zie artikel 3:8, eerste lid, aanhef en onder e) – is

gekomen met het oog op de toezicht en handhaving. Zo wordt bewerkstelligd dat een bepaald

telefoonnummer waarmee geadverteerd wordt altijd te herleiden is tot een bepaald seksbedrijf, een

bepaalde exploitant en het adres waar het bedrijf wordt uitgeoefend. Doordat het telefoonnummer

bovendien in de vergunning zal worden vermeld wordt voorkomen dat het nummer vaak verandert,

dan zou immers telkens op aanvraag de vergunning gewijzigd dienen te worden. In die zin is het een

‘vast’ telefoonnummer; dit kan ook een mobiel nummer zijn.

Als de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij verlangen dat

aanvullende gegevens worden overgelegd (vierde lid). Uiteraard moeten die gegevens wel in verband

staan met de weigeringsgronden van de aangevraagde vergunning.

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;

    • c.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict

of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

  • d.

    de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

  • e.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag

vermelde in overeenstemming zal zijn;

f.redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de

vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

g.er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn

die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige

personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van

mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de

Vreemdelingenwet 2000;

h.de exploitant of beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt

aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke

vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

i.de exploitant of beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt

aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk

veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500,- euro of meer of tot een andere

hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht,

wegens dan wel mede wegens overtreding van:

1°. bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de

Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene

Plaatselijke Verordening Capelle aan den IJssel 2013;

2°. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met

420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

3°. artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;

4°. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van

de Wegenverkeerswet 1994;

5°. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

6°. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • j.

    een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al is bereikt];

  • k.

    de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met een geldend

bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een

beheersverordening.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h, wordt gelijk gesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het

Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake

rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.

3.De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, wordt bij de intrekking van een

vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

4.Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, telt de

periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

    • a.

      voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en

onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met [e OF f OF g], of in het geval en

onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen

door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de

intrekking;

b.als niet is voldaan aan de bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eisen met betrekking tot de

aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door de

burgemeester gestelde termijn aan te vullen;

c.als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een

prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in

die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

d.als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van

prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting

waarvoor de vergunning is aangevraagd;

  • e.

    als het bedrijfsplan niet voldoet aan het bepaalde bij artikel 3:15, eerste en tweede lid;

  • f.

    als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal

naleven;

g.als het escortbedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning als

bedoeld in artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 is verleend.

Toelichting

Het eerste lid – in samenhang met het tweede tot en met vierde lid – bevat de gronden op basis

waarvan een vergunning in ieder geval wordt geweigerd. Ter zake de in het vijfde lid genoemde

gronden bestaat ruimte voor een afweging of een vergunning al dan niet zal worden geweigerd.

Buiten op basis van de in dit artikel genoemde gronden, kan een vergunning bovendien geweigerd

worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering

integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, van die wet.

3:8 Eisen met betrekking tot vergunning

  • 1.

    De vergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de exploitant;

    • b.

      indien van toepassing, de beheerder;

    • c.

      voor welke activiteit de vergunning is verleend;

    • d.

      het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;

    • e.

      het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • f.

      indien van toepassing, het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waar

voor de vergunning mede is verleend;

  • g.

    de voorschriften of beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;

  • h.

    de geldigheidsduur van de vergunning;

  • i.

    het nummer van de vergunning.

    • 2.

      De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan zichtbaar aanwezig

is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend, en dat tevens aan de

buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting

beschikt.

Toelichting

In dit artikel wordt bepaald welke gegevens in ieder geval in een vergunning worden vermeld.

Hiermee wordt getracht het toezicht op en de naleving van de vergunningsvoorwaarden te faciliteren.

Doordat het telefoonnummer op de vergunning staat wordt o.a. voorkomen dat dit nummer regelmatig

wijzigt, waardoor het telefoonnummer – dat ook in advertenties gebruikt moet worden – niet langer

herleidbaar zou zijn tot een bepaald vergund seksbedrijf. Als de exploitant een ander telefoonnummer

wil hanteren, dan zal deze immers eerst een aanvraag in moeten dienen om de vergunning te laten

wijzigen; aangezien dit tijd en geld (leges) kost valt te verwachten dat dit slechts sporadisch zal

gebeuren. In die zin is het een ‘vast’ telefoonnummer; dit kan ook een mobiel nummer zijn.

Hetzelfde doel heeft het tweede lid, dat daarnaast ook van betekenis is voor (mogelijke) klanten van

een seksbedrijf: zij kunnen eenvoudig vaststellen of het om een vergund bedrijf gaat.

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken als:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een

andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens

bekend waren geweest;

  • b.

    de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

  • c.

    is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:13, aanhef en onder a, 3:14[, eerste OF tweede

lid], 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;

d.zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van

kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

  • e.

    zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met i;

  • f.

    de vergunninghouder dat verzoekt;

  • g.

    de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend bestemmingsplan, een

beheersverordening.

  • 2.

    De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

    • a.

      is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

    • b.

      in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde

inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is

gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de

vergunning;

  • c.

    een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

  • d.

    is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde

bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;

  • e.

    is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;

  • f.

    zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van

kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de

gezondheid van prostituees of klanten;

g.de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde

belemmert of bemoeilijkt;

h.er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een

gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

i.gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

Toelichting

Het eerste lid bevat een opsomming van de omstandigheden waaronder een vergunning zonder

meer moet worden ingetrokken. Anders dan in het tweede lid is hier dus geen sprake van een

discretionaire bevoegdheid van de burgemeester. In de gevallen opgenomen in het tweede lid kan –

als het een tijdelijke en beperkte afwijking van de regels betreft – een vergunning ook worden

geschorst, om deze desnoods later – als de reden om tot schorsing over te gaan blijft voortbestaan –

alsnog in te trekken. Buiten op basis van de in dit het tweede lid genoemde gronden, kan een

vergunning bovendien ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3

van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Dit volgt uit artikel 7,

eerste lid, van die wet. Omdat schorsing in die gevallen niet voor de hand ligt, is dat hier verder niet

geregeld.

Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden

De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in

overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen

gegevens, zo spoedig mogelijk aan de burgemeester. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als

het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.

Toelichting

Om oog te kunnen houden op relevante veranderingen moet de vergunningverlener daarvan weet

hebben. De vergunninghouder wordt derhalve verplicht dergelijke wijzigingen te melden. Als er met

inachtneming van de geldende regels geen bezwaar bestaat tegen een voortgezet bedrijf, wordt een

gewijzigde vergunning verleend; daarbij behoeft niet de gehele procedure te worden doorlopen als

ware het een aanvraag om een nieuwe vergunning. Afhankelijk van de aard van de wijzigingen kan

ook de geldigheidsduur van de vergunning worden aangepast. Als blijkt dat de wijzigingen niet zijn

gemeld, moet dat leiden tot het intrekken van de vergunning (artikel 3:9, eerste lid, aanhef en

onder c).

Artikel 3:11 Verlenging vergunning

1.Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:3, 3:6, 3:7, 3:8 en 3:15,

derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en

bescheiden waarover de burgemeester al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te

worden.

2.Als ten minste twaalf weken voorafgaand aan de vervaltermijn van de vergunning verlenging van

de vergunning is aangevraagd, blijft de vergunning van kracht totdat op de aanvraag om

verlenging is besloten.

Toelichting

De aanvraag om de verlenging van een vergunning wordt behandeld als zijnde een nieuwe aanvraag.

Daardoor kunnen de belangrijke vragen die ten tijde van oorspronkelijke beoordeling beantwoord zijn

nogmaals bekeken worden in het licht van de nieuwe situatie. Om onnodige administratieve lasten te

voorkomen is het niet nodig om bij de aanvraag om verlenging van een vergunning nogmaals actuele

gegevens en bescheiden te overleggen waarover de burgemeester al beschikking heeft.

Behorende bij raadsbesluit, nummer 739193

20

Hierbij kan onder andere gedacht worden aan de gegevens die overeenkomstig artikel 3:8, eerste lid

op de vergunning vermeld staan. Deze zouden te allen tijde actueel moeten zijn (zie artikel 3:10).

Ook is het bijvoorbeeld overbodig om plattegronden, situatietekeningen en het bedrijfsplan nogmaals

aan te leveren, voor zover deze ongewijzigd zijn.

Om te voorkomen dat exploitanten hun vergunning ‘verliezen’ is het tweede lid opgenomen. Om

hierop aanspraak te kunnen maken dient een aanvraag uiteraard tijdig gedaan te worden en

ontvankelijk te zijn. Gedurende de periode dat de aanvraag in behandeling is kunnen uiteraard

gewoon maatregelen genomen worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als zich feiten voordoen of

er redenen zijn om de vergunning in te trekken of te schorsen.

AFDELING 3. UITOEFENEN SEKSBEDRIJF

PARAGRAAF 3.1 REGELS VOOR ALLE SEKSBEDRIJVEN

Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang

1.Het is de exploitant of de beheerder verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te

hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 1.00 en 7.00 uur en in het

weekeinde (zaterdagochtend en zondagochtend) tussen 2.00 en 7.00 uur, tenzij bij vergunning

anders is bepaald.

2.Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat

die inrichting gesloten dient te zijn voor bezoekers.

3.Het is een prostituee verboden zich te bevinden in een seksrichting tussen 1.30 uur en 6.30,

tenzij bij vergunning anders is bepaald.

4.Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar

hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.

Aangesloten is bij de sluitingstijden die Rotterdam hanteert. De algemene sluitingstijden van het

eerste lid gelden niet voor seksinrichtingen waarvan bij vergunning is bepaald dat daarvoor

afwijkende sluitingstijden gelden. Dergelijke afwijkende sluitingstijden kunnen bij het verlenen van de

vergunning daaraan verbonden worden, maar ook lopende de vergunning, als de omstandigheden

daartoe aanleiding geven. Afwijkende sluitingstijden kunnen zowel ruimer als beperkender zijn. De

sluitingstijden zijn echter niet van toepassing op sekswinkels; daarop is het regime van de

Winkeltijdenwet van toepassing.

Het tweede lid richt zich niet tot de exploitant en beheerder, maar tot de bezoekers van de

seksinrichting. Het begrip ‘bezoeker’ heeft een ruimere betekenis dan het in de APV gehanteerde

begrip ‘klant’. Een klant is een afnemer van seksuele diensten; onder bezoekers vallen echter

bijvoorbeeld ook de aanwezigen in een seksinrichting die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een

vertoning komen bekijken. Hoewel niet iedere bezoeker per definitie een klant is, is iedere klant per

definitie wel een bezoeker. Personen die bijvoorbeeld professionele reparatie- of

schoonmaakwerkzaamheden uitvoeren, zullen – als zij zich daartoe beperken – uiteraard niet als

‘bezoeker’ aangemerkt worden.

Het derde lid richt zich tot de prostituee en heeft als doel te voorkomen dat seksinrichtingen gebruikt

worden om te overnachten.]

Verder mogen personen die de leeftijd van 18 nog niet hebben bereikt niet worden toegelaten tot

seksinrichtingen (vierde lid).

Artikel 3:13 Adverteren

Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:

a.geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder e,

van het nummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;

  • b.

    vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a, en

  • c.

    als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees

die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Toelichting

De verplichting in advertenties het nummer te vermelden van de vergunning die aan een seksbedrijf

is verleend, en geen andere nummers, vergemakkelijkt het toezicht. Voor niet-vergunde bedrijven is

het niet mogelijk op deze manier te adverteren.

PARAGRAAF 3.2 REGELS VOOR ALLE PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN PROSTITUEES

Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund

prostitutiebedrijf

  • 1.

    Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:

    • a.

      nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

    • b.

      in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de

Vreemdelingenwet 2000.

Toelichting

De exploitanten of beheerders mogen in hun bedrijf geen prostituees werkzaam laten zijn die de

leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt. Zijn die daar toch werkzaam, dan is de exploitant of

beheerder in overtreding. Het gebruik van de terminologie ‘werken voor of bij’ in de aanhef van het

artikel is allesomvattend, hetgeen betekent dat hieronder iedere werkrelatie wordt begrepen. Dit kan

uiteenlopen van de huur van een kamer tot een dienstverband. De leeftijdseis draagt bij aan het

voorkomen van misstanden in de prostitutiebranche, omdat juist jonge vrouwen en mannen

daarvan vaker slachtoffer zijn. Bovendien is het vanwege de aard van de branche niet wenselijk dat

prostituees jonger zijn dan 21 jaar. Personen van 21 jaar zijn geestelijk meer volwassen, weerbaarder

en meer in staat tot een weloverwogen beslissing. Daarnaast is de kans groter dat personen

van 21 jaar beschikken over een startkwalificatie waardoor een eventuele economische druk om te

kiezen voor prostitutie vermindert. Het beschikken over een startkwalificatie vergemakkelijkt

bovendien een eventuele uitstap.

Voor prostituees die bij inwerkingtreding van de nieuwe voorschriften aantoonbaar in een

prostitutiebedrijf werkzaam zijn, geldt een overgangsbepaling. De leeftijd van 21 jaar is een

leeftijdsgrens die vaker wordt gehanteerd. In de APV geldt deze grens ook voor exploitanten en

leidinggevenden.

Overigens, zoals eerder opgemerkt, een prostituee die zelfstandig bedrijfsmatige activiteiten opereert

valt enerzijds aan te merken als exploitant van een vergunningplichtig prostitutiebedrijf en anderzijds

als prostituee bij dat bedrijf. Los van de hier gestelde leeftijdseis is dus

uitgesloten dat in een dergelijke constructie prostituees legaal aan de slag kunnen; de aanvraag van

een exploitant/prostituee die de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt heeft zal immers geweigerd

worden (artikel 3:7, eerste lid, aanhef en onder d).

Artikel 3:15 Bedrijfsplan

1.Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven

welke maatregelen de exploitant treft:

  • a.

    op het gebied van hygiëne;

  • b.

    ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de

prostituees;

  • c.

    ter bescherming van de gezondheid van de klanten;

  • d.

    ter voorkoming van strafbare feiten.

    • 2.

      De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b,

waarborgen dat:

a.de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche

gelden en dat dit controleerbaar is;

b.inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en

inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor

prostituees;

c.in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik

beschikbaar zijn;

d.in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig

is;

e.de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare

aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van

een dergelijk onderzoek;

  • f.

    de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;

  • g.

    de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;

  • h.

    de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere

werkzaamheden gevolgen heeft;

i.de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar

werkzaamheden gevolgen heeft;

j.aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied

van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt

gezorgd voor scholing hierin;

k.de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee

voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen

die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;

l.de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke

verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;

m.de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door

derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van

hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;

n.de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt

over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de

prostitutie;

o.de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt

wordt.

  • 3.

    Het bedrijfsplan wordt overgelegd bij de aanvraag om een vergunning.

  • 4.

    De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan de

burgemeester. De wijziging wordt na goedkeuring van de burgemeester als onderdeel van het

bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede

lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.

5.De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op

schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is

voor of bij de exploitant.

6.In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend

gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs

te gebruiken.

7.Het is verboden te handelen in strijd met het eerste, vijfde en zesde lid.

Toelichting

De gemeente Rotterdam heeft hier een verbodsbepaling opgenomen in lid 7. Wij stellen uw raad voor

dit over te nemen, zodat in de regio voor de handhavers dezelfde regels gelden.

Ter versterking van de sociale positie van de prostituee is het van belang dat er in een

prostitutiebedrijf maatregelen worden getroffen op het gebied van hygiëne en van de gezondheid, de

veiligheid, het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees. Daartoe moet bij het aanvragen van een

vergunning de exploitant een bedrijfsplan overleggen, zodat vooraf kan worden beoordeeld of de

exploitant voor deze punten voldoende oog heeft, en zorg draagt voor goede

arbeidsomstandigheden. Deze verplichting geldt voor alle prostitutiebedrijven, dus ook voor

escortbedrijven. Uiteraard volgt uit de aard van de werkzaamheden dat een bedrijfsplan van een

escortbureau – op bepaalde punten – een andere uitwerking vereist dan een bedrijfsplan van een

prostitutiebedrijf met een andere aard.

In het tweede lid, aanhef en onder a, is opgenomen dat de exploitant maatregelen treft om er voor te

zorgen dat de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de

branche gelden. Het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid heeft in september 2013 de

Hygiënerichtlijn voor Seksbedrijven (voorheen Hygiënerichtlijnen voor Seksinrichtingen) gepubliceerd.

Deze richtlijn is geschreven voor exploitanten en eigenaren van seksbedrijven en wordt uitgegeven

door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. De branche zelf, vertegenwoordigd door de

Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven en de Vereniging Legale Escortbedrijven, heeft aan het

opstellen en bijwerken van deze richtlijn bijgedragen. In de richtlijn zijn zogenaamde hygiënenormen,

dit zijn de minimale eisen aan een goed hygiënebeleid, opgenomen. Een exploitant van een

seksbedrijf zal om te voldoen aan de maatstaven voor een goede hygiëne zich ten minste aan deze

normen moeten houden.

Belangrijk doel van goede hygiëne in seksbedrijven is het voorkomen van (seksueel overdraagbare)

ziektes. Dat is zowel voor de prostituees als de klanten van belang. Een goede hygiëne zorgt echter

ook voor een veilige en prettige werkomgeving. Van de exploitant mag worden verwacht dat hij in het

bedrijfsplan daarnaast inzichtelijk maakt hoe hij verder zorgt draagt voor gezonde en veilige

werkomstandigheden voor prostituees. Dit is opgenomen in onderdeel in het tweede lid, aanhef en

onder a en b. De veiligheid en gezondheid van een prostituee worden ook gediend met aparte

garanties voor de kwaliteit van de werkomstandigheden in de werkruimten. Een prostituee moet daar

altijd gebruik kunnen maken van een alarm waarmee zij hulp van derden kan inroepen als er wat

misgaat. De luchtventilatie die in het kader van de algemene luchtkwaliteit en hygiëne afdoende is,

brengt nog niet met zich mee dat de prostituee niet in te koude of te warme werkruimte haar diensten

moet verrichten. In het tweede lid, aanhef en onder d, wordt zodoende geëist dat de exploitant

aangeeft welke maatregelen hij hiervoor treft.

De normen die worden geformuleerd over het gebruik van condooms en de mogelijkheid om je als

prostituee te laten controleren op seksueel overdraagbare aandoeningen waarborgen de gezondheid

en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee. Deze normen zijn opgenomen in het tweede lid,

aanhef en onder c en e. De prostituee mag niet verplicht worden zich geneeskundig te laten

onderzoeken en heeft recht op een vrije artsenkeuze (tweede lid, aanhef en onder f). Bovendien moet

de exploitant prostituees in de gelegenheid stellen zich regelmatig te laten onderzoeken op seksueel

overdraagbare aandoeningen. Het moet niet zo zijn dat een prostituee vanwege de openingstijden

van de seksinrichting waar zij werkzaam is, geen tijd heeft om zich bijvoorbeeld voor een

SOA-onderzoek bij de GGD te melden. De exploitant dient er zorg voor te dragen dat onder de in het

prostitutiebedrijf werkzame prostituees voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal in

verschillende talen wordt verspreid over de aan prostitutie verbonden gezondheidsrisico’s en over de

aanwezigheid en bereikbaarheid van instellingen op het gebied van de gezondheidszorg en

hulpverlening. De exploitant is daarnaast verplicht informatie over mogelijke uitstapprogramma’s aan

de voor hem werkzame prostituees te verstrekken.

Een belangrijk aspect van het zelfbeschikkingsrecht is dat gewaarborgd is dat de prostituee vrij is te

bepalen aan welke klanten zij seksuele diensten verleent en welke diensten zij al dan niet wil

verlenen. Dit is ook bij de escort bijzonder van belang. Hoewel in een arbeidsrelatie geldt dat een

werknemer opdrachten van de werkgever met betrekking tot de overeengekomen arbeid in beginsel

moet opvolgen, dient het grondwettelijk gewaarborgde recht op lichamelijke integriteit daarboven

altijd voorrang te krijgen. Een exploitant dient inzichtelijk te maken hoe in zijn bedrijf met dergelijke

zaken wordt omgegaan (tweede lid, aanhef en onder h).

Vanwege de aard van de dienstverlening en de branche dient de exploitant er in ieder geval zorg

voor te dragen dat degene die als beheerder werkzaam is, kan omgaan met agressieve klanten

(tweede lid, aanhef en onder j).

Het doel van hoofdstuk 3 is onder meer onvrijwillige prostitutie te bestrijden. Als een prostituee

nauwelijks zelfredzaam is, geen Nederlands of Engels spreekt of bijvoorbeeld niet makkelijk geld kan

wisselen, omdat ze niet kan rekenen, is moeilijk voor te stellen dat zij vrijwillig voor de prostitutie heeft

gekozen. De exploitant kan zich met eenvoudige middelen hiervan een beeld vormen. In het

bedrijfsplan moet worden vastgelegd welke vereisten de exploitant minimaal stelt aan de

zelfredzaamheid van de bij hem werkzame prostituees en hoe hij dit controleert (tweede lid, aanhef

en onder k). In dat kader is het ook onderdeel van een deugdelijke bedrijfsvoering om als exploitant

periodiek een gesprek te voeren en daarbij vooral te letten op signalen van uitbuiting of

onvrijwilligheid. Prostituees moeten in dat kader ook steeds over hun rechten geïnformeerd worden.

Het is aan de exploitant om ook informatie van hulpverlenende instanties beschikbaar te stellen

(tweede lid, aanhef en onder m). Ook informatie over de mogelijkheden om met het werk als

prostituee te stoppen moet door de exploitant beschikbaar worden gesteld (tweede lid, aanhef en

onder n).

Het bedrijfsplan dient bij de aanvraag om een vergunning overgelegd te worden, zodat het op dat

moment getoetst kan worden (derde lid). Als een exploitant nadien een wijziging wenst door te

voeren in zijn bedrijfsplan, dan dient hij deze ter goedkeuring voor te leggen aan de burgemeester

(vierde lid).

Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte

[Gereserveerd]

De gemeente Rotterdam heeft dit artikel niet opgenomen in de APV. Wij stellen uw raad voor hierbij

aan te sluiten en dit artikel ook niet op te nemen in de APV. Dit artikel ziet namelijk vooral op een

situatie die zich voornamelijk voordoet bij raamprostitutie. Dit is in Capelle en Rotterdam verboden

gesteld.

Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf

1.De exploitant of de beheerder is aanwezig gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf

daadwerkelijk wordt uitgeoefend.

  • 2.

    De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs hun eigen werktijden

kunnen bepalen;

b.er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn

opgenomen van in ieder geval:

1°. de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;

2°. de verhuuradministratie;

3°. met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de

documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van

zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, onder k;

4°. de werkroosters van de beheerders.

c.de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard en te

allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;

d.medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester

of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze

voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal

te verspreiden;

e.onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van

dwang en uitbuiting;

f.onverwijld aan de burgemeester wordt gemeld als gedurende ten minste één maand geen

gebruik gemaakt zal worden van de vergunning. Deze melding vermeldt de reden en de

verwachte duur;

g.gedaan wordt wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.

Toelichting

Onder meer vanwege de kwetsbaarheid van prostituees is het gewenst dat de exploitant van een

prostitutiebedrijf gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend

aanwezig is om effectief toezicht te kunnen garanderen op al hetgeen zich voordoet in de uitoefening

van zijn bedrijf en – voor zover die er zijn – in de seksinrichtingen waarvoor hem mede vergunning is

verleend. Aangezien een dergelijke eis, i.i.g. in gevallen dat er sprake is van meerdere

seksinrichtingen, niet na te leven is voor één persoon, kan het ook om de beheerder gaan: deze heeft

immers grotendeels dezelfde verantwoordelijkheden als de exploitant en kan daar op aangesproken

worden.

In het tweede lid zijn voorts enkele verdere zorgplichten van de exploitant geformuleerd, onder

andere met betrekking tot de te voeren bedrijfsadministratie. Daarnaast, onder e, is opgenomen de

verplichting om ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting

onverwijld bij de politie te melden. Richtinggevend hierbij is de Aanwijzing mensenhandel van het

Openbaar Ministerie (Stcrt. 2013, 16816) en http://www.wegwijzermensenhandel.nl/. De meldplicht

ziet uiteraard ook op de situatie dat een prostituee zich schuldig maakt aan mensenhandel of aan

andere vormen van dwang en uitbuiting.

PARAGRAAF 3.3 RAAM- EN STRAATPROSTITUTIE

Artikel 3:18 Raamprostitutie

  • 1.

    Het is een prostituee verboden:

    • a.

      zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan

de weg bevinden beschikbaar te stellen; en

b.passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich

ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot

een seksinrichting op te houden.

Toelichting

Artikel 3:18 bevat een verbod voor raamprostitutie. Ten behoeve van de bescherming van de

openbare orde en het woon- en leefklimaat van de directe omgeving, alsmede de bescherming van

de zedelijkheid en de (geestelijke) volksgezondheid is het wenselijk dat geen raamprostitutie

plaatsvindt in Capelle.

Artikel 3:19 Straatprostitutie

Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet

zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel

zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten

als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.

Toelichting

Artikel 3:19 bevat een verbod voor straatprostitutie. Ten behoeve van de bescherming van de

openbare orde en het woon- en leefklimaat van de directe omgeving, alsmede de bescherming van

de zedelijkheid en de (geestelijke) volksgezondheid is het wenselijk dat geen straatprostitutie

plaatsvindt in Capelle.

Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie

Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:19, eerste lid, kan door een

politieambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde

richting te verwijderen.

Toelichting

Dit artikel dient ter handhaving van het verbod in artikel 3:19 (straatprostitutie).

AFDELING 4. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten

1.Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een prostituee van wie hij weet

of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen

vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

2.Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats

gebruik te maken van de diensten van een prostituee.

3.Het in het tweede lid genoemde verbod geldt niet in een seksinrichting waarvoor een vergunning

is verleend [en op of aan de op grond van artikel 3:19, tweede lid, aangewezen wegen].

Toelichting

Dit artikel richt zich niet tot exploitanten of prostituees, maar tot hun (potentiële) klanten en is

daarmee complementair aan enkele andere bepalingen van dit hoofdstuk. Kort gezegd is het

enerzijds verboden om gebruik te maken van de diensten van een prostituee die werkzaam is in het

illegale circuit, anderzijds verbieden enkele artikelen de prostituee om diensten (op een bepaalde

wijze of op bepaalde plekken) aan te bieden, terwijl dit artikel de klant verbiedt om in te gaan op een

aanbod. Dit betekent dat handhavend kan worden opgetreden tegen zowel de prostituee als tegen de

klant.

Het in het eerste lid opgenomen verbod kan enkel aan de klant worden tegengeworpen voor zover

hem enig verwijt kan worden gemaakt, bijvoorbeeld als de seksuele handelingen (zullen)

plaatsvinden in een seksinrichting waarin de daarvoor mede verleende vergunning of een afschrift

daarvan niet zichtbaar aanwezig is (zie in dit verband artikel 3:8, tweede lid) of als uit de wijze van

adverteren kennelijk blijkt dat het een om een onvergund prostitutiebedrijf gaat.

Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen,

afbeeldingen en dergelijke

1.Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen,

opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotischpornografische

aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de

burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen,

aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar

brengt.

2.Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of

aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan

wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7,

eerste lid, van de Grondwet.

Toelichting

Dit voorschrift schept een verbod dat slechts in effect kracht heeft ten aanzien van nader door de

burgemeester te bepalen rechthebbenden en voor zover de burgemeester aan die rechthebbende

heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de

openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt. Het tentoonstellen, aanbieden of

aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel

afbeeldingen, voor zover die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in

artikel 7, eerste lid, van de Grondwet valt niet binnen de reikwijdte van het verbod.

Hoewel denkbaar is dat dit voorschrift in de praktijk vooral zal worden toegepast ten aanzien van

sekswinkels, richt zij zich op het tentoonstellen en dergelijke als zodanig; het kan dus ook gaan om

erotisch-pornografische foto’s of afbeeldingen aangebracht aan sekstheaters, bedoeld om de

aandacht van het publiek te vestigen op de voorstellingen.]

Artikel 4:1 letter a

Oude tekst

a.Besluit: Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

Nieuwe tekst

a.Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;

Toelichting

De begripsbepaling onder a is geactualiseerd. De oude betiteling ‘Besluit algemene regels voor

inrichtingen milieubeheer’ is vervangen door de nieuwe gehanteerde citeertitel ‘Activiteitenbesluit

milieubeheer’.

Artikel 4:2, tweede lid

Oude tekst

2.De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de

buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het

college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen

dagen of dagdelen.

Nieuwe tekst

2.De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de

buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het

college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen

dagen of dagdelen.

Toelichting

In het tweede lid is de verwijzing naar de betreffende bepaling van het Activiteitenbesluit milieubeheer

geactualiseerd.

Oude tekst

Artikel 4:3, lid 2

2.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per

kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij

artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting

ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft

gesteld.

Nieuwe tekst

Artikel 4:3, lid 2

2.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per

kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel

3.148 eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten

minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft

gesteld.

Toelichting

De verwijzing naar de betreffende bepaling van het Activiteitenbesluit milieubeheer geactualiseerd.

Toevoegen lid 4 aan artikel 5:2

4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve

beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Toelichting

Bij deze ontheffing was nagelaten een keuze te maken voor of tegen een lex silencio positivo.

Daarom is een vijfde lid toegevoegd waarin dat alsnog wordt geregeld. Een lex silencio lijkt gezien

het milieubelang dat hier speelt niet bijzonder wenselijk.

Artikel 5:9 eerste lid

Oude tekst

1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter

of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander

dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of

gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of

overlast wordt aangedaan.

Nieuwe tekst

1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter

of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander

dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of

gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of

overlast wordt aangedaan.

Toelichting

Er staat ‘hun’. Dit behoort te zijn ‘hen’.

Toevoegen lid 7 aan artikel 5:34

7.Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet (positieve

fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Toelichting

Hier was per abuis geen bepaling opgenomen over de Lex Silentio Positivo. Een vergunning van

rechtswege is hier vanwege het milieu- en veiligheidsbelang niet bijzonder wenselijk.

Artikel 6:1

Oude tekst

artikel 3:3 Nadere regels

artikel 3:4 Vergunningplicht seksinrichting of escortbedrijf

artikel 3:6 Sluitingstijden

artikel 3:7 Sluiting van de seksinrichting

artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

artikel 3:9 Prostitutie

artikel 3:10 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotische-pornografische goederen,

afbeeldingen en dergelijke

artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

artikel 3:15 Wijziging beheer

Artikel 3:16 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen,

afbeeldingen en dergelijke

Nieuwe tekst

artikel 3:3 (vergunning);

artikel 3:8 (eisen met betrekking tot vergunning);

artikel 3:9a (sluiting van een seksinrichting);

artikel 3:12 (sluitingstijden seksinrichtingen;aanwezigheid; toegang);

artikel 3:13 (adverteren);

artikel 3:14 (leeftijd en verblijfstitel prostituees);

artikel 3:15 (bedrijfsplan);

artikel 3:16 (verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf);

artikel 3:17 (verbod raam- en straatprostitutie);

Toelichting

In verband met vervanging van hoofdstuk 3 moeten de verwijzingen naar de artikelen aangepast

worden.

Aan artikel 6:1 wordt een tweede lid toegevoegd luidende

2.In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van

toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, 2:11,

tweede lid, 2:12, eerste lid.

Toelichting

Overtredingen van bepalingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

(zoals handelingen zonder of in strijd met een omgevingsvergunning) zijn in de Wet economische

delicten (Wed) aangeduid als economische delicten. Dat heeft gevolgen voor de strafmaat, die onder

de Wed anders is dan onder de APV. Om dat onderscheid duidelijk te maken is het tweede lid

toegevoegd.

Aan artikel 6:2 wordt een derde, vierde, vijfde en zesde lid toegevoegd luidende:

3.Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen belasten met het toezicht,

bedoeld in het eerste lid.

4.Met het toezicht op de naleving van het bij hoofdstuk 3 bepaalde zijn belast: de ambtenaren van

politie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a en c, van politiewet 2012.

5.De burgemeester kan daarnaast andere personen belasten met het toezicht, bedoeld in het

vierde derde lid.

6.Onverminderd het eerste tot en met vierde lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel

141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de

naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

Toelichting

In artikel 6:2 wordt thans van de aanwijzing van degenen die belast zijn met het toezicht op de

naleving van hoofdstuk 3 en daarmee – indirect, via artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het

Wetboek van Strafvordering – van degenen die als buitengewoon opsporingsambtenaar belast

kunnen worden met de opsporing van de in dat hoofdstuk bedoelde strafbare feiten, afgebakend de

aanwijzing van degenen die met die taken belast zijn ten aanzien van de rest van de APV. Dit wordt

wenselijk geacht aangezien de aanwijzing – waar het hoofdstuk 3 betreft – waarschijnlijk op termijn

krachtens de Wrp – via een aanwijzingsbesluit van de burgemeester – vormgegeven zal worden.

Op deze wijze is het onderscheid van begin af aan duidelijk – en de ontvlechting daarvan t.z.t.

eenvoudiger te bewerkstelligen – iets dat met name wenselijk is i.v.m. met eveneens expliciet

separaat geregelde bevoegdheid tot het binnentreden van woningen (artikel 6:3, tweede en derde

lid).

Artikel 6:3 wordt ingetrokken en vervangen

Oude tekst

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of

krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare

orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het

binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Nieuwe tekst

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

1.Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij

of krachtens deze verordening[, behoudens hoofdstuk 3, gegeven voorschriften die strekken tot

handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid

van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de

bewoner.

2.De in artikel 6:2, derde lid, bedoelde ambtenaren, voor zover zij zijn belast met de opsporing van

de strafbare feiten, bedoeld in artikel 3:21, eerste lid, zijn bevoegd zonder toestemming van de

bewoner in een woning binnen te treden waar een overtreding van een dergelijk strafbaar feit

wordt gepleegd of naar hun redelijk vermoeden wordt gepleegd.

3.De in artikel 6:2, derde lid, bedoelde ambtenaren zijn in het kader van hun toezichtstaak bevoegd

zonder toestemming van de bewoner in een woning binnen te treden, als daar bedrijfsmatig

prostitutie plaatsvindt.

Toelichting

In artikel 6:3 is de bevoegdheid tot het binnentreden van woningen van degenen die belast zijn met

het toezicht op de naleving van hoofdstuk 3 en degenen die belast zijn met de opsporing van de in

dat hoofdstuk bedoelde strafbare feiten, afgebakend van de bevoegdheden van degenen die met die

taken belast zijn ten aanzien van de rest van de APV. Dit wordt wenselijk geacht aangezien die taken

– waar het hoofdstuk 3 betreft – waarschijnlijk op termijn op grond van de Wrp – deels in afwijking

van de algemene regeling van de APV – gereguleerd zullen worden. Om niet binnen afzienbare

termijn hierin opnieuw substantiële materiële wijzigingen aan te hoeven brengen – en om de

ontvlechting daarvan te zijner tijd te vergemakkelijken – is ervoor gekozen vooruitlopend op de

verwachte inwerkingtreding van de Wrp dit expliciet separaat en voor zover mogelijk in lijn met de

Wrp te regelen.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2015,

de griffier, de voorzitter,

Naar boven