Gemeenteblad van Capelle aan den IJssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Capelle aan den IJssel | Gemeenteblad 2015, 123512 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Capelle aan den IJssel | Gemeenteblad 2015, 123512 | Verordeningen |
Verordening tot (2e) wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Capelle aan den IJssel 2013.
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op de artikelen 149, 151a, eerste lid en 154 Gemeentewet;
vast te stellen de Verordening tot (2e) wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening
De Algemene Plaatselijke Verordening Capelle aan den IJssel 2013 wordt gewijzigd als volgt:
3.In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld
in artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 of artikel 4:11.
3.In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in
artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, aanhef en
Hier is preciezer aangegeven naar welk deel van artikel 2:11 wordt verwezen. De verwijzing naar
artikel 4:11 kan geschrapt worden. Dit betreft het artikel betrekking heeft op ‘Houtopstanden’. Dit
onderwerp is in Capelle geregeld in de Bomenverordening.
Toevoeging lid 7 aan artikel 2:10
7.Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor het in het eerste lid bedoelde
gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of
Artikel 2:10, vierde lid, regelt de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen van het verbod in het
eerste lid. Echter, als het verbod tijdelijk opzij wordt gezet voor een activiteit die valt onder de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), dan is er overeenkomstig de terminologie van
de Wabo geen sprake van een ‘ontheffing’, maar van een ‘omgevingsvergunning’. Dat onderscheid
De term ‘horecagelegenheden’ vervangen door ‘openbare inrichting’ om deze bepaling in
overeenstemming te brengen met de terminologie in de huidige wet- en regelgeving.
De term ‘horecabedrijf’ vervangen door ‘openbare inrichting’ om deze bepaling in overeenstemming
te brengen met de terminologie in de huidige wet- en regelgeving.
1.Het is verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard
gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of
2.Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare
plaats alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de
openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.
Met de wijziging van de Drank- en Horecawet is het voor jongeren onder de 18 sowieso verboden.
Om te verkomen dat een ‘dubbel’ verbod ontstaat, waardoor deze bepaling mogelijk zelfs
onverbindend zou kunnen blijken, is nu ingevoegd dat het verbod in de APV slechts geldt voor
2.Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege
zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
Lid 2 b is geschrapt. Daarin stond dat degene die een hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot
geleidehond of sociale hulphond de uitwerpselen niet hoefde op te ruimen. Er is echter geen reden
waarom iemand die een hulphond opleidt eventuele uitwerpselen niet zou kunnen opruimen.
1.Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de
eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen
voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
4.Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het
eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek
identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
1.Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij
de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen
voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
4.Onverminderd artikel 2:57, eerste lid aanhef en onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste
lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek
identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
De bevoegdheid tot het opleggen van aanlijn- en muilkorfgeboden was hier aan het college
toebedeeld. In dit geval ligt de burgemeester als beslisser meer voor de hand ligt. Het besluit heeft
een sterk openbare orde-karakter en wordt vaak genomen na een incident, waarbij regelmatig ook
een zekere spoed geboden is. Om die redenen is in dit artikel nu de burgemeester aangewezen om
deze ge- en verboden op te leggen.
Verder heeft het vierde lid een kleine nadere redactionele verbetering ondergaan.
Artikel 3:1. Begripsbepalingen
1.beheerder: natuurlijke persoon die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in de inrichting of
2.escortbedrijf: bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbieden van prostitutie
die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
3.exploitant: natuurlijke persoon of rechtspersoon, voor wiens rekening en risico de inrichting,
onderscheidenlijk het bedrijf wordt gedreven, en de bestuurders van die rechtspersoon of hun
4.prostituee: persoon die zich beschikbaar stelt voor het verrichten van seksuele handelingen met
5.prostitutie: zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander
6.seksinrichting: voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
Artikel 3:2. Bevoegd bestuursorgaan
In deze paragraaf wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het
betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174
Het college kan nadere regels stellen omtrent de inrichting en bedrijfsvoering van seksinrichtingen en
Artikel 3:4. Vergunningplicht seksinrichting of escortbedrijf
1.Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder
vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.
1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe
te staan of te laten verblijven tussen 1.00 en 7.00 uur en in het weekeinde (zaterdagochtend en
zondagochtend) tussen 2.00 en 7.00 uur.
2.Het bevoegde bestuursorgaan kan bij voorschrift van de vergunning, bedoeld in artikel 3:4, eerste
lid, afwijken van de in het eerste lid genoemde sluitingstijden voor een seksinrichting, waarvan de
exploitant ten genoegen van het bevoegde bestuursorgaan heeft aangetoond, dat de exploitatie
van die seksinrichting geen nadelige invloed heeft op de openbare orde of het woon- of
leefklimaat in de naaste omgeving van die seksinrichting.
3.Het bevoegde bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde en het woon- of
leefklimaat voor een bepaald gebied voor een of meer seksinrichtingen de in het eerste lid
genoemde sluitingstijden, al dan niet tijdelijk, beperken, dan wel andere sluitingstijden vaststellen.
4.Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat
die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, gesloten
5.Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij
Artikel 3:7. Sluiting van de seksinrichting
1.Het bevoegde bestuursorgaan kan een seksinrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten
van het bevel op of nabij de toegang of toegangen van de seksinrichting. De sluiting treedt in
werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.
3.Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht
en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.
4.Het is de exploitant of beheerder van een seksinrichting, verboden daarin bezoekers toe te laten
of te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.
5.Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten seksinrichting te bezoeken
of als bezoeker daarin te verblijven.
6.Een sluiting voor onbepaalde tijd kan op aanvraag van belanghebbende(n) door het bevoegde
bestuursorgaan worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden
hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen
herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 3:8. Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant
of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.
vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.
3.Het is de exploitant en de beheerder verboden personen jonger dan 18 jaar toegang te verlenen
4.De exploitant en beheerder van een escortbedrijf treft maatregelen ter waarborging van de
veiligheid van de prostituee en ter voorkoming van gedragingen als bedoeld in het tweede lid.
a.door woorden, houding, gebaren of andere feitelijke gedragingen, op of aan de weg, op of in voor
het publiek toegankelijke plaatsen, in deuropeningen, dan wel binnenshuis zichtbaar voor het
publiek, iemand tot prostitutie uit te nodigen of uit te lokken, dan wel op deze uitnodiging of
b.op de weg ontuchtige handelingen te verrichten, indien dit kennelijk geschiedt in het kader van
1.Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen,
opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotischpornografische
aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
a.indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze
van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en
leefomgeving in gevaar brengt;
b.anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de
openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of
aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan
wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in
1.In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, beslist het bevoegd bestuursorgaan op de
aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop
2.Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Artikel 3:13. Weigerings-, intrekkings- en wijzigingsgronden
bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening,
of een geldend voorbereidingsbesluit;
b.de vestiging of de exploitatie in strijd is met de krachtens artikel 3:3 gestelde regels omtrent
inrichting en bedrijfsvoering;
onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien:
a.naar zijn oordeel de openbare orde gevaar loopt of het woon- of leefklimaat in de omgeving
van de seksinrichting nadelig wordt beïnvloed;
e.er door de exploitant of beheerder onvoldoende maatregelen zijn getroffen in het belang van
de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in de seksinrichting
of voor het escortbedrijf werkzame personen, alsmede ter bescherming van de
f.in de seksinrichting een minderjarige prostituee wordt aangetroffen dan wel indien een
escortbedrijf werkzaamheden laat verrichten door een minderjarige prostituee;
g.de exploitant of beheerder de bepalingen in deze paragraaf dan wel de krachtens artikel 3:3
gestelde regels overtreedt; h. aannemelijk is dat de exploitant of beheerder betrokken is of
hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de seksinrichting,
die gevaar kunnen veroorzaken voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het
h.de exploitant of beheerder strafbare feiten pleegt in de seksinrichting, dan wel toestaat of
gedoogt dat in zijn seksinrichting strafbare feiten worden gepleegd;
i.zich in of vanuit de seksinrichting of bij de uitoefening van het escortbedrijf anderszins feiten
hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat de exploitatie van de seksinrichting of het
escortbedrijf gevaar kan veroorzaken voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor
het woon- of leefklimaat in de omgeving van de seksinrichting of het escortbedrijf;
j.er sprake is van een gewijzigde exploitatie of een wijziging in de exploitant, waarvoor geen
nieuwe vergunning is aangevraagd;
(zullen) zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of
krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
a.het karakter van de straat en de wijk waarin de seksinrichting is gelegen of zal komen te
te staan door de exploitatie van de seksinrichting;
d.de wijze van bedrijfsvoering van de exploitant of beheerder van de seksinrichting in deze of in
Artikel 3:14. Beëindiging exploitatie
1.De vergunning vervalt zodra de exploitant dan wel de exploitanten de exploitatie van de
seksinrichting of het escortbedrijf heeft dan wel hebben beëindigd.
2.Binnen een week na de beëindiging van de exploitatie door de exploitant, de exploitanten dan
wel een van de exploitanten, geeft deze daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegde
Artikel 3:15. Wijziging beheer
1.Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, zesde lid, het beheer in de seksinrichting feitelijk
heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het
beheer schriftelijk kennis aan het bevoegde bestuursorgaan.
2.Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegde
bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant, met in achtneming van artikel 3:13, de verleende
vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer heeft gewijzigd.
3.In afwijking van het tweede lid, kan het beheer tot op de aanvraag is beslist, tijdelijk worden
uitgeoefend door een nieuwe beheerder,indien de exploitant of beheerder een bevestiging van de
burgemeester kan tonen waaruit blijkt dat een nieuwe beheerder ten behoeve van bijschrijving op
1.Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarop goederen, opschriften,
aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotischpornografische
aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of daarin aan te brengen:
a.indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze
van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en
leefomgeving in gevaar brengt;
b.anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de
openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of
aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan
wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in
Afbakening van dit hoofdstuk van de APV ten opzichte van enkele (algemene) bepalingen uit andere
delen van de APV is wenselijk aangezien de genoemde bepalingen betrekking hebben op
onderwerpen die waarschijnlijk op termijn in of krachtens de Wet regulering prostitutie en bestrijding
misstanden seksbranche in afwijking van de (algemene) bepalingen van de APV geregeld (moeten)
worden. Om niet binnen afzienbare termijn opnieuw substantiële materiële wijzigingen aan te hoeven
brengen in de betreffende regelgeving – en om de ontvlechting daarvan t.z.t. te vergemakkelijken – is
ervoor gekozen vooruitlopend op de verwachte inwerkingtreding van de Wrp deze materie nu veelal
in lijn met de Wrp te regelen.
Het betreft de volgende onderwerpen: 1:2 (beslistermijn), 1:3 (indiening aanvraag), 1:5 (persoonlijk
karakter van vergunning of ontheffing), 1:6 (intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing), 1:7
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
-advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder
de aandacht van het publiek brengt;
-beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding
-escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de
vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;
-exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van
toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor
wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;
-klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een
prostituee aangeboden seksuele diensten;
-prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met
-prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een
voor publiek toegankelijke plaats;]
-seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot
het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig
aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;
In artikel 3:2 worden veel voorkomende begrippen gedefinieerd, waarbij op onderdelen wordt
aangesloten bij bestaande definities.
Omdat de APV, met het oog op het toezicht, bepaalt dat in advertenties voor seksbedrijven of
prostituees bepaalde nummers (vergunningnummer, telefoonnummer) moeten worden vermeld, is
ervoor gekozen het begrip ‘advertentie’ ruim te omschrijven. Eer is immers een veelheid aan
mogelijkheden om aandacht op de aangeboden dienstverlening te vestigen. Voor alle vormen van
reclame met behulp van een medium (kranten, televisie, internet, posters, flyers) geldt het voorschrift.
Daarbij moet het gaan om uitingen die wervend van karakter zijn en het oogmerk hebben de klandizie
te vergroten. Daarop ziet het bijvoeglijk naamwoord: commerciële.
De dagelijkse leiding in een seksinrichting kan in plaats van bij de exploitant zelf, bij een beheerder
berusten. Het is van belang ook voor deze persoon, die primair verantwoordelijk is voor de dagelijkse
gang van zaken in de seksinrichting, expliciet enkele bepalingen op te nemen in de APV.
Een veel voorkomende vorm van een niet-locatiegebonden prostitutiebedrijf is een escortbedrijf. Een
escortbedrijf bemiddelt tussen klanten en prostituees. De prostituee bezoekt de klant, of gaat met de
klant naar een andere plaats dan de plek waar de bemiddeling plaatsvindt. De bemiddeling kan
plaatsvinden vanuit een bedrijfspand, maar onder omstandigheden ook vanaf een privé-adres. De
bemiddeling kan in persoon plaatsvinden, maar over het algemeen zal het telefonisch gaan of via een
Voor de definitie van exploitant is aansluiting gezocht bij een van de definities van het begrip
leidinggevende in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1°, van de Drank- en Horecawet. Het ‘voor rekening
en risico’ heeft betrekking op de natuurlijke persoon of op de rechtspersoon. Onder deze definitie valt
ook de vennoot in een personenvennootschap. Het bestuur van een rechtspersoon kan zelf ook een
rechtspersoon zijn, maar gelet op de (persoonlijke) eisen die worden gesteld aan de exploitant, dient
er uiteindelijk altijd één natuurlijke persoon te zijn die kan worden beschouwd als exploitant in de zin
van de APV – al dan niet als vertegenwoordiger van die rechtspersoon.
Een seksbedrijf heeft altijd een exploitant. Ook in het geval een prostituee zelfstandig bedrijfsmatige
activiteiten opereert is er sprake van een seksbedrijf, meer precies: een prostitutiebedrijf. In dergelijke
gevallen dient de prostituee enerzijds aangemerkt te worden als prostituee, maar anderzijds ook als
exploitant. De prostituee/exploitant dient daarmee dus ook te voldoen aan alle eisen die aan
prostituee worden gesteld én aan de eisen die aan de exploitant worden gesteld. Hieruit volgt o.a. dat
de prostituee/exploitant minimaal 21 dient te zijn. Vergunningen worden immers geweigerd als de
exploitant de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt heeft (artikel 3:7, eerste lid, aanhef en onder d).
In dit hoofdstuk van de APV heeft het begrip ‘klant’ een beperktere betekenis dan in het
spraakgebruik: het is hier een afnemer van seksuele diensten. Dus aanwezigen in een seksinrichting
die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een vertoning komen bekijken, vallen niet onder dit begrip.
Hetzelfde geldt uiteraard voor eventuele andere aanwezigen, zoals de exploitant, de beheerder, het
personeel dat in de bedrijfsruimte van het seksbedrijf werkzaam is, toezichthouders en personen die
aanwezig zijn vanwege bijvoorbeeld het leveren van goederen of het uitvoeren van reparaties of
In de APV wordt het begrip ‘prostituee’ gebruikt, omdat dit het meest aansluit bij het spraakgebruik en
bij de praktijk binnen de prostitutiebranche. Aangezien dit woord, op deze wijze geschreven,
taalkundig vrouwelijk is, wordt in voorkomende gevallen gebruik gemaakt van vrouwelijke
voornaamwoorden (zij, haar). In alle gevallen waar ‘prostituee’ staat, wordt evenzeer de (mannelijke)
prostitué bedoeld. Dit komt in de definitie van de term ‘prostituee’ tot uitdrukking door de
sekseneutrale aanduiding: degene die.
De definitie van prostitutie sluit aan bij de formulering in artikel 273f, eerste lid, onder 3 en 5, van het
Wetboek van Strafrecht. Het ‘zich beschikbaar stellen’ duidt op een structurele situatie, zodat allerlei
incidentele seksuele handelingen met een ander niet onder het begrip ‘prostitutie’ vallen, zelfs niet als
‘de ander’ een tegenprestatie levert. Bij «betaling» zal het veelal gaan om een geldbedrag, maar het
is daar niet toe beperkt. De betaling geschiedt door of ten behoeve van ‘de ander’, wat impliceert dat
het meewerken aan pornofilms geen prostitutie is in de zin van de APV.
Prostitutiebedrijven zijn er in verschillende varianten. In de eerste plaats vallen hieronder de
locatiegebonden bedrijven met één of meerdere seksinrichtingen. Ook een niet-locatiegebonden
bedrijf kan een prostitutiebedrijf zijn; veelal gaat het dan om een escortbedrijf, dat bemiddelt tussen
prostituees en klanten. Als prostitutie plaatsvindt in woningen, kunnen (delen van) deze locaties –
onder omstandigheden – als seksinrichting aangemerkt worden. Een dergelijke (ruimte in een)
‘privéwoning’ is voor het publiek toegankelijk nu klanten toegang wordt verschaft. Is de prostituee op
enigerlei wijze werkzaam voor degene die de ruimte beschikbaar stelt, dan is er zonder meer sprake
van een prostitutiebedrijf. Er zijn ook prostituees die niet werkzaam zijn voor of bij een door een
ander geëxploiteerd prostitutiebedrijf, maar die zelfstandig werken, veelal thuis. Als een prostituee op
haar thuisadres werkzaam is en geen andere prostituees in haar woning laat werken, is er in beginsel
geen sprake van een prostitutiebedrijf, maar van een aan huis gebonden beroep, en is geen
vergunning nodig (wel kunnen uit het bestemmingsplan belemmeringen voortvloeien om dergelijke
activiteiten te mogen ondernemen). Als echter de activiteiten van de thuiswerkende prostituee een
zakelijke uitstraling hebben, bijvoorbeeld als er zodanig met dat adres wordt geadverteerd dat er een
publiekstrekkende werking vanuit gaat, er verlichting of reclame-uitingen aan het pand zichtbaar zijn
of er meerdere prostituees op hetzelfde adres werkzaam zijn, dan is er sprake van bedrijfsmatige
activiteiten en daarmee van een prostitutiebedrijf waarvoor een vergunning noodzakelijk is.
Het begrip ‘seksbedrijf’ duidt op een activiteit of op activiteiten, en dus niet op de locatie waar de
verrichtingen of vertoningen plaatsvinden; daarvoor wordt in de APV de term ‘seksinrichting’ gebruikt.
Binnen de omschrijving valt het gelegenheid geven tot het zich beschikbaar stellen voor het
verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling (prostitutie), en het gelegenheid
geven tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander, zoals ‘peepshows’ en
sekstheaters, maar bijvoorbeeld ook het bedrijfsmatig en tegen betaling verzorgen van webcamseks.
Daarnaast wordt onder dit begrip ook verstaan het in een seksinrichting tegen betaling aanbieden van
erotisch-pornografische vertoningen: de seksbioscopen. Of een activiteit ‘bedrijfsmatig’ wordt verricht,
hangt af van een aantal factoren. Is er personeel in dienst, dan is er zonder meer sprake van een
bedrijf. Maar een individu zonder personeel kan ook een bedrijf zijn in de zin van de APV, en is dan
dus vergunningplichtig. Het oogmerk om (een aanvulling op) een inkomen te genereren, het aantal
uren dat aan de activiteit wordt besteed, de wijze van klantenwerving (bijvoorbeeld of er wordt
geadverteerd om de werkzaamheden onder de aandacht van publiek te brengen en klanten te
trekken) en de organisatiegraad en de omvang van het prostitutieaanbod zijn aspecten om te bepalen
of er bedrijfsmatig activiteiten worden verricht. Of er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten zal dus
moeten worden vastgesteld aan de hand van de feitelijke situatie.
Het begrip ‘seksbedrijf’ wordt dus gebruikt als verzamelnaam, waarbinnen specifieke vormen zijn te
onderscheiden: als gelegenheid wordt geboden tot prostitutie, dan is er sprake van een
‘prostitutiebedrijf’, en als dat geschiedt door bemiddeling tussen prostituees en klanten, dan wordt
van een ‘escortbedrijf’ gesproken. Zo is ‘prostitutiebedrijf’ dus een species van ‘seksbedrijf’ en
‘escortbedrijf’ weer een species van ‘prostitutiebedrijf’.
Er is voor gekozen om een aparte definitie op te nemen voor het begrip ‘raamprostitutiebedrijf’ omdat
dit onderdeel van de prostitutiesector een bijzondere uiterlijke verschijningsvorm en invloed op de
omgeving heeft en er daarom sectorspecifieke regels voor de raamprostitutie in dit hoofdstuk zijn
Met het begrip ‘seksinrichting’ wordt geduid op de voor publiek toegankelijk locatie van een
seksbedrijf. Dit kan samen vallen met de locatie waar de exploitant van het seksbedrijf zich heeft
gevestigd, maar dat is zeker niet altijd – en bij escortbedrijven per definitie niet – het geval.
Onder ‘besloten ruimte’ worden ook begrepen een vaar- of voertuig. Het bijvoeglijk naamwoord
‘besloten’ duidt erop dat de ruimte zich niet in de open lucht bevindt. Het moet dus gaan om een
overdekt en geheel of gedeeltelijk door wanden omsloten ruimte, die al dan niet met enige beperking
voor het publiek toegankelijk is.
Onder werkruimte wordt verstaan een zelfstandig onderdeel van een seksinrichting waarin de
seksuele handelingen met een ander tegen betaling worden verricht. Eén seksinrichting kan één (of
natuurlijk geen) werkruimte hebben, of meerdere. Met ‘zelfstandig’ wordt hier niet bedoeld dat een
werkruimte altijd geheel zelfvoorzienend hoeft te zijn; het ziet op de van elkaar te onderscheiden
delen van een seksinrichting waarin over het algemeen telkens één prostitutie haar diensten
aanbiedt. Een raam (met bijbehorende ‘peeskamer’) zal veelal een afzonderlijke werkruimte zijn; een
deel van een seksinrichting dat apart verhuurd wordt zal veelal een afzonderlijke werkruimte zijn.
jaar. De vergunning wordt op naam van de exploitant gesteld en is niet overdraagbaar.
Er is voor gekozen om seksbedrijven met een vergunningenstelsel te reguleren. Dit houdt in dat het
uitoefenen van een seksbedrijf verboden is, tenzij een vergunning is verleend. De keuze voor een
vergunningenstelsel sluit aan bij bestaande structuren.
Een uitgangspunt is tevens dat legaal aanbod in beginsel illegaal aanbod tegengaat, de zogeheten
kanalisatiegedachte. Daarbij wordt aangenomen dat als er een legaal en betrouwbaar aanbod
bestaat, er niet langer aanleiding is voor klanten om te kiezen voor een illegaal aanbod met alle
daarmee samenhangende onwenselijkheden en onzekerheden.
Met het oog op de rechtszekerheid voor het bedrijfsleven is bepaald dat de beslistermijn voor een
vergunning voor een seksbedrijf twaalf weken telt (tweede lid). Deze termijn kan éénmaal met twaalf
weken worden verlengd (derde lid).
Het vierde lid is opgenomen omdat na inwerkingtreding van de Dienstenwet als uitgangspunt geldt
dat een vergunning van rechtswege wordt verleend wanneer de termijn, waarbinnen het antwoord op
de aanvraag moet volgen, verstreken is (zie ook artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn). Dit is
bedoeld als prikkel voor de overheid om tijdig te beslissen, en zorgt ervoor dat burgers en bedrijven
geen nadeel ondervinden van een mogelijk te trage besluitvorming. De verwachting bestaat dat de
wettelijke termijnen in dit artikel ruim genoeg zijn om tijdig op een aanvraag om een vergunning te
besluiten. Zou dat evenwel niet lukken, dan wordt het belang van een daadwerkelijke afweging bij
vergunningen als hier aan de orde geacht zwaarder te wegen dan voornoemd uitgangspunt. Dit is in
overeenstemming met de uitzonderingsgrond van artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn:
dwingende redenen van algemeen belang, te weten de bescherming van de openbare orde.
Wanneer een vergunning van rechtswege ten onrechte is verleend, kan dit namelijk ernstige,
onomkeerbare schade voor derden (de menselijke waardigheid van de prostituee, de veiligheid en
gezondheid van minderjarigen en kwetsbare volwassenen) tot gevolg hebben.
Uit het vijfde lid, volgt dat een vergunning voor ten hoogste één seksinrichting kan gelden. Daarmee
is het van belang wat onder ‘één seksinrichting’ wordt verstaan. Bij voorbaat een sluitende definitie
geven zou in de praktijk tot onwenselijke resultaten kunnen leiden; situaties zullen telkens met
gezond verstand bezien worden. Daarbij zal blijk gegeven moeten worden van enige realiteitszin en
aangesloten worden bij de normale perceptie. Het te hanteren uitgangspunt is dat er sprake is van
één seksinrichting als het een visueel aaneengesloten eenheid betreft (kan meerdere panden
betreffen met meerdere werkruimtes (per pand)) met een homogene functie (uitoefening van een
seksbedrijf in enigerlei vorm) die tot de beschikking staat van één exploitant. Als er meerdere
exploitanten in één pand zijn gevestigd zal ieder deel waarover één van de exploitanten de
beschikking heeft als één afzonderlijke seksinrichting worden gekwalificeerd.
Daar in Capelle een maximumstelsel van één vergunning geldt en dat middels de
bestemmingsplannen is geregeld waar een seksinrichting zich mag vestigen is het niet noodzakelijk
In Capelle is ervoor gekozen raamprostitutiebedrijven geheel niet toe te staan. In Capelle geldt een
1.Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de
burgemeester vastgesteld formulier.
2.Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt
gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf
j.bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd
voor de uitoefening van het seksbedrijf;
k.indien van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning
wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en
l.indien van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt
aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding.
3.Als er een beheerder is aangesteld, is het tweede lid, onder a, b, c, g en h, van overeenkomstige
4.Als de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij verlangen
Met dit artikel wordt de wijze van indiening van de aanvraag om een vergunning geregeld, evenals
welke gegevens en bescheiden moeten worden overgelegd. De vereiste gegevens worden nodig
geacht teneinde een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de aanvraag om de
Het overleggen van een situatietekening en plattegrond is uiteraard niet nodig als het een vergunning
betreft die niet (mede) voor een seksinrichting wordt aangevraagd. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als
het gaat om het bedrijfsmatig en tegen betaling verzorgen van webcamseks vanuit een locatie die
niet voor publiek toegankelijk is; er is dan wel sprake van een seksbedrijf, maar niet van een
Omdat in de toekomst naar verwachting steeds vaker bij indiening sprake zal zijn van digitale
documenten, wordt geen specifieke schaalaanduiding voorgeschreven. De maatvoering moet uit de
situatieschets (onder k) en tekening (onder l) blijken. Als bescheiden worden overgelegd, moet de
gekozen schaal zodanig zijn dat de burgemeester er voldoende informatie uit kan halen om tot
beoordeling van de aanvraag te komen.
Tot het eisen dat het telefoonnummer dat gebruikt zal worden in advertenties overgelegd moet
worden – en in de vergunning zal worden vermeld (zie artikel 3:8, eerste lid, aanhef en onder e) – is
gekomen met het oog op de toezicht en handhaving. Zo wordt bewerkstelligd dat een bepaald
telefoonnummer waarmee geadverteerd wordt altijd te herleiden is tot een bepaald seksbedrijf, een
bepaalde exploitant en het adres waar het bedrijf wordt uitgeoefend. Doordat het telefoonnummer
bovendien in de vergunning zal worden vermeld wordt voorkomen dat het nummer vaak verandert,
dan zou immers telkens op aanvraag de vergunning gewijzigd dienen te worden. In die zin is het een
‘vast’ telefoonnummer; dit kan ook een mobiel nummer zijn.
Als de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij verlangen dat
aanvullende gegevens worden overgelegd (vierde lid). Uiteraard moeten die gegevens wel in verband
staan met de weigeringsgronden van de aangevraagde vergunning.
of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;
vermelde in overeenstemming zal zijn;
f.redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de
vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;
g.er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn
die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige
personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van
mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de
h.de exploitant of beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt
aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;
i.de exploitant of beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt
aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk
veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500,- euro of meer of tot een andere
hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht,
wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1°. bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de
Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene
Plaatselijke Verordening Capelle aan den IJssel 2013;
2°. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met
420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;
3°. artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;
4°. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van
5°. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
6°. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een
Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.
3.De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, wordt bij de intrekking van een
vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
4.Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, telt de
periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.
onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met [e OF f OF g], of in het geval en
onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de
b.als niet is voldaan aan de bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eisen met betrekking tot de
aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door de
burgemeester gestelde termijn aan te vullen;
c.als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een
prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in
die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;
d.als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van
prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting
waarvoor de vergunning is aangevraagd;
g.als het escortbedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning als
bedoeld in artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 is verleend.
Het eerste lid – in samenhang met het tweede tot en met vierde lid – bevat de gronden op basis
waarvan een vergunning in ieder geval wordt geweigerd. Ter zake de in het vijfde lid genoemde
gronden bestaat ruimte voor een afweging of een vergunning al dan niet zal worden geweigerd.
Buiten op basis van de in dit artikel genoemde gronden, kan een vergunning bovendien geweigerd
worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, van die wet.
3:8 Eisen met betrekking tot vergunning
voor de vergunning mede is verleend;
is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend, en dat tevens aan de
buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting
In dit artikel wordt bepaald welke gegevens in ieder geval in een vergunning worden vermeld.
Hiermee wordt getracht het toezicht op en de naleving van de vergunningsvoorwaarden te faciliteren.
Doordat het telefoonnummer op de vergunning staat wordt o.a. voorkomen dat dit nummer regelmatig
wijzigt, waardoor het telefoonnummer – dat ook in advertenties gebruikt moet worden – niet langer
herleidbaar zou zijn tot een bepaald vergund seksbedrijf. Als de exploitant een ander telefoonnummer
wil hanteren, dan zal deze immers eerst een aanvraag in moeten dienen om de vergunning te laten
wijzigen; aangezien dit tijd en geld (leges) kost valt te verwachten dat dit slechts sporadisch zal
gebeuren. In die zin is het een ‘vast’ telefoonnummer; dit kan ook een mobiel nummer zijn.
Hetzelfde doel heeft het tweede lid, dat daarnaast ook van betekenis is voor (mogelijke) klanten van
een seksbedrijf: zij kunnen eenvoudig vaststellen of het om een vergund bedrijf gaat.
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens
lid], 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;
d.zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van
kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;
inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is
gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de
bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;
kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de
gezondheid van prostituees of klanten;
g.de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde
h.er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een
gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;
i.gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.
Het eerste lid bevat een opsomming van de omstandigheden waaronder een vergunning zonder
meer moet worden ingetrokken. Anders dan in het tweede lid is hier dus geen sprake van een
discretionaire bevoegdheid van de burgemeester. In de gevallen opgenomen in het tweede lid kan –
als het een tijdelijke en beperkte afwijking van de regels betreft – een vergunning ook worden
geschorst, om deze desnoods later – als de reden om tot schorsing over te gaan blijft voortbestaan –
alsnog in te trekken. Buiten op basis van de in dit het tweede lid genoemde gronden, kan een
vergunning bovendien ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3
van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Dit volgt uit artikel 7,
eerste lid, van die wet. Omdat schorsing in die gevallen niet voor de hand ligt, is dat hier verder niet
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in
overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen
gegevens, zo spoedig mogelijk aan de burgemeester. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als
Om oog te kunnen houden op relevante veranderingen moet de vergunningverlener daarvan weet
hebben. De vergunninghouder wordt derhalve verplicht dergelijke wijzigingen te melden. Als er met
inachtneming van de geldende regels geen bezwaar bestaat tegen een voortgezet bedrijf, wordt een
gewijzigde vergunning verleend; daarbij behoeft niet de gehele procedure te worden doorlopen als
ware het een aanvraag om een nieuwe vergunning. Afhankelijk van de aard van de wijzigingen kan
ook de geldigheidsduur van de vergunning worden aangepast. Als blijkt dat de wijzigingen niet zijn
gemeld, moet dat leiden tot het intrekken van de vergunning (artikel 3:9, eerste lid, aanhef en
Artikel 3:11 Verlenging vergunning
1.Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:3, 3:6, 3:7, 3:8 en 3:15,
derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en
bescheiden waarover de burgemeester al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te
2.Als ten minste twaalf weken voorafgaand aan de vervaltermijn van de vergunning verlenging van
de vergunning is aangevraagd, blijft de vergunning van kracht totdat op de aanvraag om
De aanvraag om de verlenging van een vergunning wordt behandeld als zijnde een nieuwe aanvraag.
Daardoor kunnen de belangrijke vragen die ten tijde van oorspronkelijke beoordeling beantwoord zijn
nogmaals bekeken worden in het licht van de nieuwe situatie. Om onnodige administratieve lasten te
voorkomen is het niet nodig om bij de aanvraag om verlenging van een vergunning nogmaals actuele
gegevens en bescheiden te overleggen waarover de burgemeester al beschikking heeft.
Behorende bij raadsbesluit, nummer 739193
Hierbij kan onder andere gedacht worden aan de gegevens die overeenkomstig artikel 3:8, eerste lid
op de vergunning vermeld staan. Deze zouden te allen tijde actueel moeten zijn (zie artikel 3:10).
Ook is het bijvoorbeeld overbodig om plattegronden, situatietekeningen en het bedrijfsplan nogmaals
aan te leveren, voor zover deze ongewijzigd zijn.
Om te voorkomen dat exploitanten hun vergunning ‘verliezen’ is het tweede lid opgenomen. Om
hierop aanspraak te kunnen maken dient een aanvraag uiteraard tijdig gedaan te worden en
ontvankelijk te zijn. Gedurende de periode dat de aanvraag in behandeling is kunnen uiteraard
gewoon maatregelen genomen worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als zich feiten voordoen of
er redenen zijn om de vergunning in te trekken of te schorsen.
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang
1.Het is de exploitant of de beheerder verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te
hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 1.00 en 7.00 uur en in het
weekeinde (zaterdagochtend en zondagochtend) tussen 2.00 en 7.00 uur, tenzij bij vergunning
2.Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat
die inrichting gesloten dient te zijn voor bezoekers.
3.Het is een prostituee verboden zich te bevinden in een seksrichting tussen 1.30 uur en 6.30,
tenzij bij vergunning anders is bepaald.
4.Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar
hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.
Aangesloten is bij de sluitingstijden die Rotterdam hanteert. De algemene sluitingstijden van het
eerste lid gelden niet voor seksinrichtingen waarvan bij vergunning is bepaald dat daarvoor
afwijkende sluitingstijden gelden. Dergelijke afwijkende sluitingstijden kunnen bij het verlenen van de
vergunning daaraan verbonden worden, maar ook lopende de vergunning, als de omstandigheden
daartoe aanleiding geven. Afwijkende sluitingstijden kunnen zowel ruimer als beperkender zijn. De
sluitingstijden zijn echter niet van toepassing op sekswinkels; daarop is het regime van de
Winkeltijdenwet van toepassing.
Het tweede lid richt zich niet tot de exploitant en beheerder, maar tot de bezoekers van de
seksinrichting. Het begrip ‘bezoeker’ heeft een ruimere betekenis dan het in de APV gehanteerde
begrip ‘klant’. Een klant is een afnemer van seksuele diensten; onder bezoekers vallen echter
bijvoorbeeld ook de aanwezigen in een seksinrichting die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een
vertoning komen bekijken. Hoewel niet iedere bezoeker per definitie een klant is, is iedere klant per
definitie wel een bezoeker. Personen die bijvoorbeeld professionele reparatie- of
schoonmaakwerkzaamheden uitvoeren, zullen – als zij zich daartoe beperken – uiteraard niet als
Het derde lid richt zich tot de prostituee en heeft als doel te voorkomen dat seksinrichtingen gebruikt
Verder mogen personen die de leeftijd van 18 nog niet hebben bereikt niet worden toegelaten tot
Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:
a.geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder e,
van het nummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;
die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.
De verplichting in advertenties het nummer te vermelden van de vergunning die aan een seksbedrijf
is verleend, en geen andere nummers, vergemakkelijkt het toezicht. Voor niet-vergunde bedrijven is
De exploitanten of beheerders mogen in hun bedrijf geen prostituees werkzaam laten zijn die de
leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt. Zijn die daar toch werkzaam, dan is de exploitant of
beheerder in overtreding. Het gebruik van de terminologie ‘werken voor of bij’ in de aanhef van het
artikel is allesomvattend, hetgeen betekent dat hieronder iedere werkrelatie wordt begrepen. Dit kan
uiteenlopen van de huur van een kamer tot een dienstverband. De leeftijdseis draagt bij aan het
voorkomen van misstanden in de prostitutiebranche, omdat juist jonge vrouwen en mannen
daarvan vaker slachtoffer zijn. Bovendien is het vanwege de aard van de branche niet wenselijk dat
prostituees jonger zijn dan 21 jaar. Personen van 21 jaar zijn geestelijk meer volwassen, weerbaarder
en meer in staat tot een weloverwogen beslissing. Daarnaast is de kans groter dat personen
van 21 jaar beschikken over een startkwalificatie waardoor een eventuele economische druk om te
kiezen voor prostitutie vermindert. Het beschikken over een startkwalificatie vergemakkelijkt
bovendien een eventuele uitstap.
Voor prostituees die bij inwerkingtreding van de nieuwe voorschriften aantoonbaar in een
prostitutiebedrijf werkzaam zijn, geldt een overgangsbepaling. De leeftijd van 21 jaar is een
leeftijdsgrens die vaker wordt gehanteerd. In de APV geldt deze grens ook voor exploitanten en
Overigens, zoals eerder opgemerkt, een prostituee die zelfstandig bedrijfsmatige activiteiten opereert
valt enerzijds aan te merken als exploitant van een vergunningplichtig prostitutiebedrijf en anderzijds
als prostituee bij dat bedrijf. Los van de hier gestelde leeftijdseis is dus
uitgesloten dat in een dergelijke constructie prostituees legaal aan de slag kunnen; de aanvraag van
een exploitant/prostituee die de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt heeft zal immers geweigerd
1.Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven
welke maatregelen de exploitant treft:
a.de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche
gelden en dat dit controleerbaar is;
b.inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en
inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor
c.in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik
d.in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig
e.de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare
aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van
i.de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar
j.aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied
van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt
k.de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee
voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen
die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;
l.de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke
verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;
m.de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door
derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van
hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;
n.de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt
over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de
o.de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt
burgemeester. De wijziging wordt na goedkeuring van de burgemeester als onderdeel van het
bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede
lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
5.De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op
schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is
6.In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend
gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs
7.Het is verboden te handelen in strijd met het eerste, vijfde en zesde lid.
De gemeente Rotterdam heeft hier een verbodsbepaling opgenomen in lid 7. Wij stellen uw raad voor
dit over te nemen, zodat in de regio voor de handhavers dezelfde regels gelden.
Ter versterking van de sociale positie van de prostituee is het van belang dat er in een
prostitutiebedrijf maatregelen worden getroffen op het gebied van hygiëne en van de gezondheid, de
veiligheid, het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees. Daartoe moet bij het aanvragen van een
vergunning de exploitant een bedrijfsplan overleggen, zodat vooraf kan worden beoordeeld of de
exploitant voor deze punten voldoende oog heeft, en zorg draagt voor goede
arbeidsomstandigheden. Deze verplichting geldt voor alle prostitutiebedrijven, dus ook voor
escortbedrijven. Uiteraard volgt uit de aard van de werkzaamheden dat een bedrijfsplan van een
escortbureau – op bepaalde punten – een andere uitwerking vereist dan een bedrijfsplan van een
prostitutiebedrijf met een andere aard.
In het tweede lid, aanhef en onder a, is opgenomen dat de exploitant maatregelen treft om er voor te
zorgen dat de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de
branche gelden. Het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid heeft in september 2013 de
Hygiënerichtlijn voor Seksbedrijven (voorheen Hygiënerichtlijnen voor Seksinrichtingen) gepubliceerd.
Deze richtlijn is geschreven voor exploitanten en eigenaren van seksbedrijven en wordt uitgegeven
door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. De branche zelf, vertegenwoordigd door de
Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven en de Vereniging Legale Escortbedrijven, heeft aan het
opstellen en bijwerken van deze richtlijn bijgedragen. In de richtlijn zijn zogenaamde hygiënenormen,
dit zijn de minimale eisen aan een goed hygiënebeleid, opgenomen. Een exploitant van een
seksbedrijf zal om te voldoen aan de maatstaven voor een goede hygiëne zich ten minste aan deze
Belangrijk doel van goede hygiëne in seksbedrijven is het voorkomen van (seksueel overdraagbare)
ziektes. Dat is zowel voor de prostituees als de klanten van belang. Een goede hygiëne zorgt echter
ook voor een veilige en prettige werkomgeving. Van de exploitant mag worden verwacht dat hij in het
bedrijfsplan daarnaast inzichtelijk maakt hoe hij verder zorgt draagt voor gezonde en veilige
werkomstandigheden voor prostituees. Dit is opgenomen in onderdeel in het tweede lid, aanhef en
onder a en b. De veiligheid en gezondheid van een prostituee worden ook gediend met aparte
garanties voor de kwaliteit van de werkomstandigheden in de werkruimten. Een prostituee moet daar
altijd gebruik kunnen maken van een alarm waarmee zij hulp van derden kan inroepen als er wat
misgaat. De luchtventilatie die in het kader van de algemene luchtkwaliteit en hygiëne afdoende is,
brengt nog niet met zich mee dat de prostituee niet in te koude of te warme werkruimte haar diensten
moet verrichten. In het tweede lid, aanhef en onder d, wordt zodoende geëist dat de exploitant
aangeeft welke maatregelen hij hiervoor treft.
De normen die worden geformuleerd over het gebruik van condooms en de mogelijkheid om je als
prostituee te laten controleren op seksueel overdraagbare aandoeningen waarborgen de gezondheid
en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee. Deze normen zijn opgenomen in het tweede lid,
aanhef en onder c en e. De prostituee mag niet verplicht worden zich geneeskundig te laten
onderzoeken en heeft recht op een vrije artsenkeuze (tweede lid, aanhef en onder f). Bovendien moet
de exploitant prostituees in de gelegenheid stellen zich regelmatig te laten onderzoeken op seksueel
overdraagbare aandoeningen. Het moet niet zo zijn dat een prostituee vanwege de openingstijden
van de seksinrichting waar zij werkzaam is, geen tijd heeft om zich bijvoorbeeld voor een
SOA-onderzoek bij de GGD te melden. De exploitant dient er zorg voor te dragen dat onder de in het
prostitutiebedrijf werkzame prostituees voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal in
verschillende talen wordt verspreid over de aan prostitutie verbonden gezondheidsrisico’s en over de
aanwezigheid en bereikbaarheid van instellingen op het gebied van de gezondheidszorg en
hulpverlening. De exploitant is daarnaast verplicht informatie over mogelijke uitstapprogramma’s aan
de voor hem werkzame prostituees te verstrekken.
Een belangrijk aspect van het zelfbeschikkingsrecht is dat gewaarborgd is dat de prostituee vrij is te
bepalen aan welke klanten zij seksuele diensten verleent en welke diensten zij al dan niet wil
verlenen. Dit is ook bij de escort bijzonder van belang. Hoewel in een arbeidsrelatie geldt dat een
werknemer opdrachten van de werkgever met betrekking tot de overeengekomen arbeid in beginsel
moet opvolgen, dient het grondwettelijk gewaarborgde recht op lichamelijke integriteit daarboven
altijd voorrang te krijgen. Een exploitant dient inzichtelijk te maken hoe in zijn bedrijf met dergelijke
zaken wordt omgegaan (tweede lid, aanhef en onder h).
Vanwege de aard van de dienstverlening en de branche dient de exploitant er in ieder geval zorg
voor te dragen dat degene die als beheerder werkzaam is, kan omgaan met agressieve klanten
(tweede lid, aanhef en onder j).
Het doel van hoofdstuk 3 is onder meer onvrijwillige prostitutie te bestrijden. Als een prostituee
nauwelijks zelfredzaam is, geen Nederlands of Engels spreekt of bijvoorbeeld niet makkelijk geld kan
wisselen, omdat ze niet kan rekenen, is moeilijk voor te stellen dat zij vrijwillig voor de prostitutie heeft
gekozen. De exploitant kan zich met eenvoudige middelen hiervan een beeld vormen. In het
bedrijfsplan moet worden vastgelegd welke vereisten de exploitant minimaal stelt aan de
zelfredzaamheid van de bij hem werkzame prostituees en hoe hij dit controleert (tweede lid, aanhef
en onder k). In dat kader is het ook onderdeel van een deugdelijke bedrijfsvoering om als exploitant
periodiek een gesprek te voeren en daarbij vooral te letten op signalen van uitbuiting of
onvrijwilligheid. Prostituees moeten in dat kader ook steeds over hun rechten geïnformeerd worden.
Het is aan de exploitant om ook informatie van hulpverlenende instanties beschikbaar te stellen
(tweede lid, aanhef en onder m). Ook informatie over de mogelijkheden om met het werk als
prostituee te stoppen moet door de exploitant beschikbaar worden gesteld (tweede lid, aanhef en
Het bedrijfsplan dient bij de aanvraag om een vergunning overgelegd te worden, zodat het op dat
moment getoetst kan worden (derde lid). Als een exploitant nadien een wijziging wenst door te
voeren in zijn bedrijfsplan, dan dient hij deze ter goedkeuring voor te leggen aan de burgemeester
De gemeente Rotterdam heeft dit artikel niet opgenomen in de APV. Wij stellen uw raad voor hierbij
aan te sluiten en dit artikel ook niet op te nemen in de APV. Dit artikel ziet namelijk vooral op een
situatie die zich voornamelijk voordoet bij raamprostitutie. Dit is in Capelle en Rotterdam verboden
Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
1.De exploitant of de beheerder is aanwezig gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf
daadwerkelijk wordt uitgeoefend.
b.er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn
1°. de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;
3°. met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de
documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van
zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, onder k;
4°. de werkroosters van de beheerders.
c.de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard en te
allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;
d.medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester
of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze
voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal
e.onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van
f.onverwijld aan de burgemeester wordt gemeld als gedurende ten minste één maand geen
gebruik gemaakt zal worden van de vergunning. Deze melding vermeldt de reden en de
g.gedaan wordt wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.
Onder meer vanwege de kwetsbaarheid van prostituees is het gewenst dat de exploitant van een
prostitutiebedrijf gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend
aanwezig is om effectief toezicht te kunnen garanderen op al hetgeen zich voordoet in de uitoefening
van zijn bedrijf en – voor zover die er zijn – in de seksinrichtingen waarvoor hem mede vergunning is
verleend. Aangezien een dergelijke eis, i.i.g. in gevallen dat er sprake is van meerdere
seksinrichtingen, niet na te leven is voor één persoon, kan het ook om de beheerder gaan: deze heeft
immers grotendeels dezelfde verantwoordelijkheden als de exploitant en kan daar op aangesproken
In het tweede lid zijn voorts enkele verdere zorgplichten van de exploitant geformuleerd, onder
andere met betrekking tot de te voeren bedrijfsadministratie. Daarnaast, onder e, is opgenomen de
verplichting om ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting
onverwijld bij de politie te melden. Richtinggevend hierbij is de Aanwijzing mensenhandel van het
Openbaar Ministerie (Stcrt. 2013, 16816) en http://www.wegwijzermensenhandel.nl/. De meldplicht
ziet uiteraard ook op de situatie dat een prostituee zich schuldig maakt aan mensenhandel of aan
de weg bevinden beschikbaar te stellen; en
b.passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich
ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot
Artikel 3:18 bevat een verbod voor raamprostitutie. Ten behoeve van de bescherming van de
openbare orde en het woon- en leefklimaat van de directe omgeving, alsmede de bescherming van
de zedelijkheid en de (geestelijke) volksgezondheid is het wenselijk dat geen raamprostitutie
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet
zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel
zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten
Artikel 3:19 bevat een verbod voor straatprostitutie. Ten behoeve van de bescherming van de
openbare orde en het woon- en leefklimaat van de directe omgeving, alsmede de bescherming van
de zedelijkheid en de (geestelijke) volksgezondheid is het wenselijk dat geen straatprostitutie
Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie
Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:19, eerste lid, kan door een
politieambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde
Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten
1.Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een prostituee van wie hij weet
of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen
vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.
2.Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats
gebruik te maken van de diensten van een prostituee.
3.Het in het tweede lid genoemde verbod geldt niet in een seksinrichting waarvoor een vergunning
is verleend [en op of aan de op grond van artikel 3:19, tweede lid, aangewezen wegen].
Dit artikel richt zich niet tot exploitanten of prostituees, maar tot hun (potentiële) klanten en is
daarmee complementair aan enkele andere bepalingen van dit hoofdstuk. Kort gezegd is het
enerzijds verboden om gebruik te maken van de diensten van een prostituee die werkzaam is in het
illegale circuit, anderzijds verbieden enkele artikelen de prostituee om diensten (op een bepaalde
wijze of op bepaalde plekken) aan te bieden, terwijl dit artikel de klant verbiedt om in te gaan op een
aanbod. Dit betekent dat handhavend kan worden opgetreden tegen zowel de prostituee als tegen de
Het in het eerste lid opgenomen verbod kan enkel aan de klant worden tegengeworpen voor zover
hem enig verwijt kan worden gemaakt, bijvoorbeeld als de seksuele handelingen (zullen)
plaatsvinden in een seksinrichting waarin de daarvoor mede verleende vergunning of een afschrift
daarvan niet zichtbaar aanwezig is (zie in dit verband artikel 3:8, tweede lid) of als uit de wijze van
adverteren kennelijk blijkt dat het een om een onvergund prostitutiebedrijf gaat.
1.Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen,
opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotischpornografische
aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de
burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen,
aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar
2.Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of
aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan
wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7,
Dit voorschrift schept een verbod dat slechts in effect kracht heeft ten aanzien van nader door de
burgemeester te bepalen rechthebbenden en voor zover de burgemeester aan die rechthebbende
heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de
openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt. Het tentoonstellen, aanbieden of
aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel
afbeeldingen, voor zover die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in
artikel 7, eerste lid, van de Grondwet valt niet binnen de reikwijdte van het verbod.
Hoewel denkbaar is dat dit voorschrift in de praktijk vooral zal worden toegepast ten aanzien van
sekswinkels, richt zij zich op het tentoonstellen en dergelijke als zodanig; het kan dus ook gaan om
erotisch-pornografische foto’s of afbeeldingen aangebracht aan sekstheaters, bedoeld om de
De begripsbepaling onder a is geactualiseerd. De oude betiteling ‘Besluit algemene regels voor
inrichtingen milieubeheer’ is vervangen door de nieuwe gehanteerde citeertitel ‘Activiteitenbesluit
2.De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de
buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het
college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen
2.De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de
buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het
college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen
In het tweede lid is de verwijzing naar de betreffende bepaling van het Activiteitenbesluit milieubeheer
2.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per
kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij
artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting
ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft
2.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per
kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel
3.148 eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten
minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft
Toevoegen lid 4 aan artikel 5:2
4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Bij deze ontheffing was nagelaten een keuze te maken voor of tegen een lex silencio positivo.
Daarom is een vijfde lid toegevoegd waarin dat alsnog wordt geregeld. Een lex silencio lijkt gezien
1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter
of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander
dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of
gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of
1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter
of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander
dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of
gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of
Toevoegen lid 7 aan artikel 5:34
7.Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet (positieve
fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Hier was per abuis geen bepaling opgenomen over de Lex Silentio Positivo. Een vergunning van
rechtswege is hier vanwege het milieu- en veiligheidsbelang niet bijzonder wenselijk.
artikel 3:4 Vergunningplicht seksinrichting of escortbedrijf
artikel 3:7 Sluiting van de seksinrichting
artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
artikel 3:10 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotische-pornografische goederen,
artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Artikel 3:16 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen,
artikel 3:8 (eisen met betrekking tot vergunning);
artikel 3:9a (sluiting van een seksinrichting);
artikel 3:12 (sluitingstijden seksinrichtingen;aanwezigheid; toegang);
artikel 3:14 (leeftijd en verblijfstitel prostituees);
artikel 3:16 (verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf);
Aan artikel 6:1 wordt een tweede lid toegevoegd luidende
2.In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van
toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, 2:11,
Overtredingen van bepalingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(zoals handelingen zonder of in strijd met een omgevingsvergunning) zijn in de Wet economische
delicten (Wed) aangeduid als economische delicten. Dat heeft gevolgen voor de strafmaat, die onder
de Wed anders is dan onder de APV. Om dat onderscheid duidelijk te maken is het tweede lid
Aan artikel 6:2 wordt een derde, vierde, vijfde en zesde lid toegevoegd luidende:
3.Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen belasten met het toezicht,
4.Met het toezicht op de naleving van het bij hoofdstuk 3 bepaalde zijn belast: de ambtenaren van
politie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a en c, van politiewet 2012.
5.De burgemeester kan daarnaast andere personen belasten met het toezicht, bedoeld in het
6.Onverminderd het eerste tot en met vierde lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel
141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de
naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.
In artikel 6:2 wordt thans van de aanwijzing van degenen die belast zijn met het toezicht op de
naleving van hoofdstuk 3 en daarmee – indirect, via artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het
Wetboek van Strafvordering – van degenen die als buitengewoon opsporingsambtenaar belast
kunnen worden met de opsporing van de in dat hoofdstuk bedoelde strafbare feiten, afgebakend de
aanwijzing van degenen die met die taken belast zijn ten aanzien van de rest van de APV. Dit wordt
wenselijk geacht aangezien de aanwijzing – waar het hoofdstuk 3 betreft – waarschijnlijk op termijn
krachtens de Wrp – via een aanwijzingsbesluit van de burgemeester – vormgegeven zal worden.
Op deze wijze is het onderscheid van begin af aan duidelijk – en de ontvlechting daarvan t.z.t.
eenvoudiger te bewerkstelligen – iets dat met name wenselijk is i.v.m. met eveneens expliciet
separaat geregelde bevoegdheid tot het binnentreden van woningen (artikel 6:3, tweede en derde
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of
krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare
orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het
binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
1.Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij
of krachtens deze verordening[, behoudens hoofdstuk 3, gegeven voorschriften die strekken tot
handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid
van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de
2.De in artikel 6:2, derde lid, bedoelde ambtenaren, voor zover zij zijn belast met de opsporing van
de strafbare feiten, bedoeld in artikel 3:21, eerste lid, zijn bevoegd zonder toestemming van de
bewoner in een woning binnen te treden waar een overtreding van een dergelijk strafbaar feit
wordt gepleegd of naar hun redelijk vermoeden wordt gepleegd.
3.De in artikel 6:2, derde lid, bedoelde ambtenaren zijn in het kader van hun toezichtstaak bevoegd
zonder toestemming van de bewoner in een woning binnen te treden, als daar bedrijfsmatig
In artikel 6:3 is de bevoegdheid tot het binnentreden van woningen van degenen die belast zijn met
het toezicht op de naleving van hoofdstuk 3 en degenen die belast zijn met de opsporing van de in
dat hoofdstuk bedoelde strafbare feiten, afgebakend van de bevoegdheden van degenen die met die
taken belast zijn ten aanzien van de rest van de APV. Dit wordt wenselijk geacht aangezien die taken
– waar het hoofdstuk 3 betreft – waarschijnlijk op termijn op grond van de Wrp – deels in afwijking
van de algemene regeling van de APV – gereguleerd zullen worden. Om niet binnen afzienbare
termijn hierin opnieuw substantiële materiële wijzigingen aan te hoeven brengen – en om de
ontvlechting daarvan te zijner tijd te vergemakkelijken – is ervoor gekozen vooruitlopend op de
verwachte inwerkingtreding van de Wrp dit expliciet separaat en voor zover mogelijk in lijn met de
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-123512.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.