Beleidsregels Re-integratievoorziening en eigen bijdrage voorzieningen 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp ;

 

gelet op:

  • Artikel 3 lid 3, artikel 9 lid 8 en 9, art 12 lid 3, art 17 lid 4 van de verordening re-integratie, loonkostensubsidie en studietoeslag Weesp 2015

  • Artikel 7, 8, 9 en 10 van de Participatiewet

  • Artikel 1.13 Wet op de Kinderopvang

  • Artikel 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en

  • De Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

b e s l u i t

 

vast te stellen de volgende:

 

Beleidsregels Re-integratievoorziening en eigen bijdrage voorzieningen 2015

 

Als bedoeld in artikel 2, lid 5 van de verordening re-integratie, loonkostensubsidie en studietoeslag Weesp 2015.

Artikel 1 Begrippen

 

Plaatsingssubsidie:

Een subsidie te verstrekken aan de werkgever om het plaatsen van een kwetsbare jongere werknemer met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, niet behorend tot de doelgroep loonkostensubsidie, mogelijk te maken

 

Werknemer:

Persoon behorend tot de doelgroep van deze beleidsregel zoals omschreven in artikel 7 lid 1 van de participatiewet.

Artikel 2 Doel van de beleidsregels

Het doel van deze beleidsregels is regels en instrumenten aan te bieden ten behoeve van de begeleiding van belanghebbenden naar algemeen geaccepteerde arbeid. Hiermee wordt nader invulling gegeven aan diverse bepalingen in de verordening re-integratie, loonkostensubsidie en studietoeslag Weesp 2015.

Plaatsingssubsidie voor jongeren

Algemene voorwaarden

Artikel 3 Doel van de plaatsingssubsidie voor jongeren

  • 1.

    Het college kan een plaatsingssubsidie verstrekken aan een werkgever om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever of een andere werkgever voor belanghebbende mogelijk te maken, wanneer een duurzame arbeidsrelatie anders niet tot stand kan komen.

  • 2.

    De plaatsingssubsidie wordt slechts eenmalig verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de kwetsbare uitkeringsgerechtigde of de jongere voor de duur van tenminste zes maanden en de intentie heeft om dit dienstverband om te zetten in een regulier dienstverband van tenminste 12 maanden.

  • 3.

    Geen plaatsingssubsidie wordt toegekend als er sprake is van een loonkostensubsidie in de zin van artikel 10d van de Participatiewet.

Artikel 4 Werkingssfeer

  • a.

    Subsidie aan werkgevers is alleen mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen die worden vervuld door leden van de doelgroep (personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de Participatiewet) die de leeftijd van 27 nog niet hebben bereikt;

  • b.

    De subsidie wordt gerelateerd aan het aantal uren van de baan;

  • c.

    De werkgever moet:

    • 1.

      ingeschreven staan in het register van de Kamer van Koophandel,

    • 2.

      meewerken aan de afspraken, neergelegd in het overeenkomst, behorend bij de arbeidsovereenkomst,

    • 3.

      een dienstverband van tenminste een halfjaar aanbieden met de intentie dit om te zetten in een regulier dienstverband van minimaal 1 jaar.

  • d.

    Subsidie wordt in principe niet toegekend aan de werkgever die de verplichting heeft om een werknemer in dienst te nemen in het kader van social return zolang deze werkgever nog niet aan deze verplichting heeft voldaan. Hiervan kan worden afgeweken in overleg en na goedkeuring door de projectleider social return.

Artikel 5 Aanvraag plaatsingssubsidie voor jongeren

  • a.

    De aanvraag van de loonkostentegemoetkoming wordt schriftelijk ingediend door de werkgever voorafgaand aan de ingangsdatum van de aanvang van de arbeidsovereenkomst, door middel van het “aanvraagformulier plaatsingssubsidie”.

  • b.

    De aanvraag als bedoeld in lid a wordt vergezeld van een door de jongere en werkgever ondertekende arbeidsovereenkomst.

Artikel 6 Vaststelling plaatsingssubsidie voor jongeren

  • a.

    Het college stelt plaatsingssubsidie vast nadat de afgesproken periode waarover plaatsingssubsidie wordt verstrekt, is verstreken.

  • b.

    Het definitieve recht wordt vastgesteld op basis van het feitelijk aantal gewerkte uren door de uitkeringsgerechtigde of de jongere. Het feitelijk aantal gewerkte uren wordt bepaald aan de hand van de loonspecificaties van de uitkeringsgerechtigde of de jongere.

  • c.

    De subsidie wordt vastgesteld en per beschikking aan de werkgever medegedeeld

Artikel 8 Hoogte plaatsingssubsidie voor jongeren

  • a.

    Een plaatsingssubsidie voor jongeren is een eenmalig subsidiebedrag aan de werkgever, voor het regulier in dienst nemen van een werkloze jongere jonger dan 27 jaar. De werkgever vraagt de subsidie voorafgaand aan de ingangsdatum van het dienstverband aan.

  • b.

    De doelgroep bestaat uit jongeren van 18 tot 27 jaar, die:

  • c.

    langer dan drie maanden werkloos zijn en,

  • d.

    geen uitzicht hebben op regulier werk zonder financiële compensatie van de werkgever.

    • a.

      De hoogte van de bedragen is eenmalig € 2.800,- voor een jongere van 18-21 en eenmalig € 5.300,- voor een jongere van 22-27 jaar.

    • b.

      Voor de jongere, die gedurende de contractperiode 22 jaar wordt, gelden de volgende bedragen (steeds m.i.v. de eerste dag van de maand):

      • Eerste 5 maanden 18-21 jaar, 6e maand 22-27 jaar

      € 3.300,-

      • Eerste 4 maanden 18-21 jaar, laatste 2 maanden 22-27 jaar

      € 3.700,-

      • Eerste 3 maanden 18-21 jaar, laatste 3 maanden 22-27 jaar

      € 4.100,-

      • Eerste 2 maanden 18-21 jaar, laatste 4 maanden 22-27 jaar

      € 4.500,-

      • Eerste maand 18-21 jaar, laatste 5 maanden 22-27 jaar

      € 4.900,-

  • e.

    In de beleidsregel “voorzieningen minderjarigen” is aangegeven wanneer, in afwijking van het gestelde onder ‘b’, ook ten behoeve van minderjarigen gebruik kan worden gemaakt van een plaatsingssubsidie voor jongeren.

Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

Artikel 10 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

  • a.

    Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling op medische gronden is alleen mogelijk op grond van een medisch en/of arbeidsdeskundig advies.

  • b.

    Ontheffing zoals bedoeld onder a is altijd van tijdelijke aard en dient na zes maanden te worden herbeoordeeld.

  • c.

    De halfjaarlijkse herbeoordeling zoals bedoeld onder c geldt niet als duidelijk is dat er geen verbetering van de situatie zal optreden; in deze gevallen kan worden volstaan met een jaarlijkse herbeoordeling.

Eigen bijdrage voorzieningen

Artikel 11 Eigen bijdrage

In geval een niet-uitkeringsgerechtigde (Nugger) met een gezinsinkomen hoger dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm gebruik maakt van een re-integratievoorziening, vraagt het college een eigen bijdrage in de kosten en wel op de volgende wijze:

  • Vanaf 130% van de norm: 5% van de kosten van de voorziening;

  • Vanaf 140% van de norm: 10% van de kosten van de voorziening;

  • Vanaf 150% van de norm: 15% van de kosten van de voorziening;

  • Vanaf 160% van de norm: 25% van de kosten van de voorziening;

  • Vanaf 170% van de norm: 35% van de kosten van de voorziening.

  • Vanaf 200% van de norm: 50% van de kosten van de voorziening.

  • Vanaf 300% van de norm: 100% van de kosten van de voorziening.

Garantie aan werkgevers voor een vergoeding bij verzuim

(“No-risk polis” voor doelgroep niet behorend tot de doelgroep banenafspraak)

Artikel 12 Garantie aan werkgevers voor een vergoeding bij verzuim

  • a.

    De garantie voor een vergoeding kan worden toegekend als naar het oordeel van het college de uitstroomkansen van een belanghebbende hiermee aanzienlijk toenemen en aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • -

      de (beoogd) werknemer is een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie (art 10D participatiewet).

    • -

      De (beoogd) werknemer is een persoon die geen indicatie doelgroep banenafspraak heeft

    • -

      Het aangeboden dienstverband betreft een dienstverband van minimaal 4 maanden

  • b.

    de garantie voor een vergoeding wordt door de werkgever schriftelijk aangevraagd.

  • c.

    de garantie is geldig voor de periode van het dienstverband met een maximum van 6 maanden. Na deze periode vervalt de garantie automatisch.

Artikel 13 Vergoeding bij verzuim

  • a.

    De werkgever heeft gedurende de ziekteperiode (zie artikel 14 onder b) recht op een vergoeding bij verzuim als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • -

      de werknemer was op de eerste ziektedag een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie (art 10D participatiewet).

    • -

      De werknemer was op de eerste ziektedag een persoon die geen indicatie doelgroep banenafspraak heeft

    • -

      De werknemer had op de eerste ziektedag geen recht op een ziektewetuitkering

    • -

      Een arboarts of bedrijfsarts heeft vastgesteld dat de werknemer 100% ziek is voor zijn of haar eigen werk

    • -

      De werkgever heeft de ziekte binnen 3 weken na de eerste ziektedag bij de gemeente gemeld

  • b.

    De werkgever toont aan dat aan de voorwaarden onder a is voldaan.

  • c.

    Indien een vergoeding wordt toegekend, vervalt de verstrekking van de loonkostensubsidie over de periode dat een vergoeding voor verzuim wordt verstrekt.

Artikel 14 Duur van de vergoeding bij verzuim

  • a.

    De vergoeding bij verzuim wordt verstrekt gedurende de ziekteperiode.

  • b.

    De ziekteperiode start na 2 weken 100% verzuim en eindigt op de eerste dag van beter melding of op de laatste dag van de periode waarvoor de garantie is gegeven.

Artikel 15 Hoogte van de vergoeding bij verzuim

  • a.

    De hoogte van de vergoeding die gedurende de ziekteperiode wordt verstrekt bedraagt 75% van de hoogte van de loonkostensubsidie waarop de werkgever in de kalendermaand voorafgaand aan de eerste ziektedag voor de betreffende werknemer recht had.

Kinderopvang

Artikel 16 Tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om op grond van artikel 1.13 van de Wet kinderopvang, een tegemoetkoming te verstrekken aan een uitkeringsgerechtigde ouder of aan een net uit de uitkering gestroomde voorheen uitkeringsgerechtigde ouder, als aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

Artikel 17 Doelgroep

In aanmerking voor een vergoeding voor de eigen bijdrage kosten kinderopvang komt:

  • a.

    de ouder die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW, IOAZ of ANW en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, Participatiewet, artikel 34, eerste lid, onder a, IOAW, of artikel 34, eerste lid, onder a, IOAZ, welke voorziening een noodzaak tot kinderopvang met zich meebrengt;

  • b.

    de ouder die minderjarig is, scholing of een opleiding volgt en algemene bijstand op grond van de Participatiewet ontvangt of kan ontvangen;

  • c.

    de ouder die op grond van de Wet Inburgering een inburgeringscursus volgt bij een gecertificeerde instelling en algemene bijstand op grond van de Participatiewet ontvangt;

  • d.

    de ouder die niet-uitkeringsgerechtigd (Nugger) is, ingeschreven staat bij het UWV werkbedrijf en een re-integratietraject volgt;

  • e.

    de ouder die een opleiding volgt als bedoeld in de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF) of in de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTOS);

  • f.

    de ouder die uit de Participatiewet, IOAW, IOAZ of Anw door werkaanvaarding volledig is uitgestroomd en een inkomen heeft tot maximaal 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 20 tot en met 24 Participatiewet, inclusief de van toepassing zijnde verhoging of verlaging als bedoeld in artikel 25 tot en met 29 Participatiewet en inclusief reservering vakantiegeld.

Artikel 18 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

Een aanvraag voor een vergoeding van de eigen bijdrage bevat:

  • a.

    naam, adres en Burgerservicenummer (BSN) van de ouder

  • b.

    indien van toepassing: naam en BSN van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

  • c.

    naam, geboortedatum en BSN van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde bijdrage betrekking heeft;

  • d.

    een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

  • e.

    gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel;

  • f.

    overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

Artikel 19 Voorwaarden verstrekking

Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt verstrekt indien:

  • a.

    De kinderopvang naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de scholing of re-integratie van de uitkeringsgerechtigde

  • b.

    De kinderopvang voldoet aan de bepalingen genoemd in de Wko

  • c.

    De kinderopvang betrekking heeft op een ten laste van de ouder komend kind

Artikel 20 Hoogte en duur tegemoetkoming doelgroep artikel 17 lid f (uitgestroomde ouder)

  • 1.

    Het college kan een tegemoetkoming verstrekken aan een ouder, voor de duur van maximaal zes maanden, indien:

    • a.

      De ouder minimaal drie maanden een uitkering op grond van de Participatiewet, Ioaw of Ioaz heeft ontvangen en

    • b.

      Is uitgestroomd door het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, dan wel het vestigen als zelfstandige ondernemer

    • c.

      Een ouder en diens eventuele partner worden voor de toepassing van deze beleidsregel geacht gezamenlijk een aanspraak op een tegemoetkoming te hebben.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van de kinderopvang per kind die worden bepaald door:

    • a.

      Het aantal uren kinderopvang per kind dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is

    • b.

      De voor de kinderopvang te betalen uurprijs

    • c.

      Soort kinderopvang.

    • d.

      Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt gerekend met het maximale uurtarief voor kinderopvang dat jaarlijks door de belastingdienst wordt vastgesteld

    • e.

      In afwijking van het gestelde in lid d, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming uitgegaan van de werkelijke kosten als er naar het oordeel van het college geen adequate kinderopvang beschikbaar is tegen een uurtarief zoals bedoeld in artikel 21.

    • f.

      De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst wordt in mindering gebracht op de berekende kosten van kinderopvang.

Artikel 21 Hoogte en duur tegemoetkoming doelgroep artikel 17 lid a t/m e

  • 1.

    Het college verleent de tegemoetkoming zolang voldaan wordt aan de voorwaarden voor ontvangen van een vergoeding

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van de kinderopvang per kind die worden bepaald door:

    • a.

      Het aantal uren kinderopvang per kind dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is

    • b.

      De voor de kinderopvang te betalen uurprijs

    • c.

      Soort kinderopvang.

    • d.

      Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt gerekend met het maximale uurtarief voor kinderopvang dat jaarlijks door de belastingdienst wordt vastgesteld

    • e.

      In afwijking van het gestelde in lid d, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming uitgegaan van de werkelijke kosten als er naar het oordeel van het college geen adequate kinderopvang beschikbaar is tegen een uurtarief zoals bedoeld in artikel 21.

    • f.

      De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst wordt in mindering gebracht op de berekende kosten van kinderopvang.

Artikel 22 Ingangsdatum tegemoetkoming

  • a.

    Het college stelt de ingangsdatum van de tegemoetkoming vast op de dag waarop de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling begint, of zoveel later als de kinderopvang daadwerkelijk begint.

  • b.

    In afwijking van lid a, kan het college de ingangsdatum van de tegemoetkoming vaststellen op een datum, gelegen voor de dag waarop de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling is begonnen, als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is om tijdige plaatsing bij het kindercentrum of gastouderbureau te realiseren

Artikel 23 Uitbetaling

  • a.

    De tegemoetkoming wordt in maandelijkse termijnen rechtstreeks uitbetaald aan de kinderopvangorganisatie, op basis van een door de ouder afgegeven machtiging.

  • b.

    De tegemoetkoming wordt betaald op basis van een factuur.

Overige bepalingen

Artikel 24 Citeertitel; inwerkingtreding

  • a.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: Beleidsregels Re-integratievoorzieningen en eigen bijdrage voorzieningen 2015.

  • b.

    Deze regeling treedt in werking per 1 juli 2015.

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 30 juni 2015.

De secretaris,

De burgemeester,

Naar boven