Gemeenteblad van Capelle aan den IJssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Capelle aan den IJssel | Gemeenteblad 2015, 122499 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Capelle aan den IJssel | Gemeenteblad 2015, 122499 | Verordeningen |
Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen.
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen .
1.Onder de naam “onroerendezaakbelastingen” worden ter zake van binnen de gemeente
gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a.een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende
zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt
recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen gebruikersbelasting;
b.een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een
onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te
aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het
deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene
aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
b.het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als
gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de
onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te
verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
3.Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit
of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de
basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen belanghebbende
1.Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de
Wet waardering onroerende zaken.
2.Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van
hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende
zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot
Artikel 3 Maatstaf van heffing
1.De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende
zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.
2.Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van
hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die
onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens
de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.
1.In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten
aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel
bedoelde waarde, de waarde van:
a.ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond,
daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden,
die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij
de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
b.glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van
gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde
c.onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het
houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, het een
en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als
d.één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de
Natuurschoonwet 1928 aangegeven landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid,
onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop
voorkomende gebouwde eigendommen;
e.natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden,
zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige
rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van
natuurschoon ten doel stellen,
f.openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, het een en ander
g.waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen,
instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de
delen van zodanige werken die dienen als woning;
h.werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden
beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met
uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
i.werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat
beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf
als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
j.straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen niet zijnde
gebouwen, welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste
van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties,
standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
k.plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de
gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering
van delen zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
l.begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige
onroerende zaken die dienen als woning.
2.In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf van de
gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende
zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan
1.Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage
vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen
onroerendezaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.
Artikel 7 Termijnen van betaling
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen als
a.uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van
b.in afwijking in zoverre van a. geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet
verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan
meer is dan € 1,-, doch minder dan € 2.000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door
middel van automatisch betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen
moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na
de dagtekening van het aanslagbiljet en elke van de volgende termijnen telkens een
c.in afwijking van het a. en b. moeten de aanslagen die worden gedagtekend in enig jaar
gelegen na het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft, worden betaald uiterlijk
op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
2.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 9 Nadere regels door burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de
1.De “Verordening onroerendezaakbelastingen 2015” van 15 december 2014, wordt ingetrokken
met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
Vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2015,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-122499.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.