Handboek Kabels en Leidingen

Nadere regels voor de uitvoering van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Kaag en Braassem 2016 (AVOI)

Hoofdstuk 1. Inleiding

Het Handboek is van toepassing op alle kabels en leidingen die in openbare grond van de gemeente Kaag en Braassem liggen, inclusief de kabels en leidingen van telecom, nuts en particulieren. En geldt in alle gevallen waarin de gemeente een melding (werkzaamheden van niet-ingrijpende aard ), instemmingbesluit of vergunning verleent voor werkzaamheden aan of ten behoeve van kabels en leidingen.

Op 1 januari 2016 is de Algemene AVOI ondergrondse infrastructuur gemeente Kaag en Braassem 2016 (verder: AVOI) in werking getreden. Op grond van de AVOI is vanaf 1 januari 2016 voor alle werkzaamheden aan kabels en leidingen waarbij openbare gronden in of op worden gekruist een melding, vergunning of instemmingsbesluit vereist. De AVOI bevat twee regimes:

  • 1.

    Voor werkzaamheden aan telecommunicatiekabels. De meldingen en instemmingsbesluiten met betrekking tot deze werkzaamheden waren voorheen in de Telecommunicatieverordening gemeente Kaag en Braassem geregeld. De telecom-municatieverordening is per 1 januari 2016 ingetrokken;

  • 2.

    Voor werkzaamheden aan de ‘overige kabels en leidingen’.

Zowel voor de meldingen, instemmingsbesluiten als voor de vergunningen zijn leges verschuldigd (zie de Tarieventabel bij de Legesverordening). De AVOI bevat voorts onder meer bepalingen over coördinatie, beslistermijnen, gegevensverstrekking en toezicht en handhaving.

Dit Handboek is gebaseerd op artikel 3 ‘nadere regels’ van de AVOI, waar is bepaald dat het college nadere regels stelt voor de uitvoering van de AVOI.

Doel van het Handboek is:

  • 1.

    Het zoveel mogelijk bundelen van de standaardvoorschriften en -beperkingen bij werkzaamheden in de openbare grond;

  • 2.

    Het bevorderen van een veilige ligging en ordening van de ondergrondse infrastructuur;

  • 3.

    Het beperken van de overlast en het bevorderen van een veilige omgeving voor de burgers en weggebruikers tijdens de werkzaamheden aan ondergrondse infrastructuur;

  • 4.

    Het voorkomen van schade aan private- en gemeentelijke eigendommen;

  • 5.

    Het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.

Het Handboek bevat uniforme voorbereidings- en uitvoeringsvoorschriften voor alle kabel- en leidingwerkzaamheden in het openbare gebied van de gemeente Kaag en Braassem. De voorschriften in dit Handboek gelden uitdrukkelijk ook voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard, waarvoor op grond van artikel 4, tweede lid, van de AVOI een digitale melding moet worden gedaan in AVOI-manager.

Het Handboek is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden veel gebruikte begrippen nader omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene voorschriften, beperkingen en weigeringsgronden voor graafwerkzaamheden en een beschrijving van de verschillende procedures. De hoofdstukken 4, 5 en 6 bevatten respectievelijk voorschriften voor het tracé, operationele voorschriften en voorschriften voor het werken in de openbare ruimte. Hoofdstuk 7 bevat bepalingen over aansprakelijkheid en schade. Ten slotte bevat het Handboek een aantal bijlagen. In bijlagen 9.01 en 9.02 1 is het standaardprofiel Kaag en Braassem van kabels en leidingen opgenomen.

Hoofdstuk 2. Begripsbepalingen

Artikel 2.1 Rolverdeling

In de praktijk zijn er vaak verschillende partijen in verschillende rollen betrokken bij werkzaamheden aan kabels en leidingen: aanbieder, beheerder, opdrachtgever, aannemer, onderaannemer en uitvoerder. Ook kunnen deze rollen door één en dezelfde partij worden vervuld. Voor de gemeente Kaag en Braassem is echter alleen de beheerder of aanbieder zowel financieel, operationeel als juridisch aansprakelijk en verantwoordelijk voor het (doen) naleven van de bepalingen in het Handboek, ongeacht de relatie tussen aanvrager of beheerder enerzijds en een eventuele (onder)aannemer en uitvoerder anderzijds. De gemeente Kaag en Braassem behoudt zich echter het recht voor om in dringende gevallen handhavingsmaatregelen rechtstreeks met de uitvoerder af te handelen en de beheerder of aanbieder pas later daarvan in kennis te stellen.

Artikel 2.2 Partijen

  • a.

    gemeente: de rechtspersoon gemeente Kaag en Braassem;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem en/of de ambtenaren, die door mandaat bevoegd zijn namens het college op te treden;

  • c.

    aanbieder: aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerken en, na wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, tevens de in artikel 5, eerste lid van de Telecommunicatie wet bedoelde aanlegger;

  • d.

    adviseurs openbare ruimte (rioolbeheerder, wegbeheerder, groenbeheerder, verkeerskundige, coördinatoren en toezichthouder): degenen die uit hoofde van hun functie en mandaat de gemeentelijke regie voeren over de uitvoering door derden van kabel- en leidingwerkzaamheden;

  • e.

    beheerder: degene onder wiens verantwoordelijkheid een niet-telecomkabel of leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd;

  • f.

    calamiteit of spoedeisende werkzaamheden: onverwachte verstoring aan ondergrondse infrastructuur, zoals bijv. gaslek, grote wateroverlast door lekkage waterleiding, waarbij openbare orde, veiligheid en/of gezondheid voor (directe) omgeving gevaar oplevert en grote telecom storingen waarbij netwerken zijn onderbroken waarbij direct tot herstel of reparatie moet worden overgegaan.

  • g.

    toezichthouder: de medewerker van de gemeente die namens het college toezicht houdt over de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen;

  • h.

    uitvoerder: de natuurlijke of rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid of leiding de feitelijke (graaf)werkzaamheden worden verricht (ook wel de uitvoerende partij of grondroerder genoemd);

Artikel 2.3 Begripsbeschrijvingen

  • a.

    APV: de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Kaag en Braassem;

  • b.

    boring/doorpersing; met behulp van sleufloze techniek een holle ruimte maken in de grond zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen;

  • c.

    buisleiding: buis voor het doorstromen van gassen of vloeistoffen, bestemd om hetzij een gas of een vloeistof te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgelost of verpulverd product. Een voorziening ten behoeve van het inblazen en omvatten van (glasvezel)kabel is geen buisleiding maar wordt gelijkgesteld aan een kabel;

  • d.

    calamiteit of spoedeisende werkzaamheden: onverwachte verstoring aan ondergrondse infrastructuur, zoals bijv. gaslek, grote wateroverlast door lekkage waterleiding, waarbij openbare orde, veiligheid en/of gezondheid voor (directe) omgeving gevaar oplevert en grote telecom storingen waarbij netwerken zijn onderbroken waarbij direct tot herstel of reparatie moet worden overgegaan;

  • e.

    toezichthouder: de medewerker van de gemeente die namens het college coördineert en toezicht houdt over de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen;

  • f.

    definitief herstel: terugbrengen van de verhardingsmaterialen op een vakkundige wijze in hun oorspronkelijke verband;

  • g.

    gemeentegrond: wegen, grond, groen en wateren in eigendom en/of beheer bij de gemeente Kaag en Braassem;

  • h.

    gefundeerde open verharding: verhardingsconstructie bestaande uit elementen of andere ongebonden materialen op een al dan niet hydraulische granulaatfundering of gebonden zandfundering;

  • i.

    gesloten verharding: verhardingsconstructie bestaande uit een bitumen, cement of kunststof gebonden materiaal;

  • j.

    graafwerkzaamheden: het handmatig en/of mechanisch verrichten van werkzaamheden in de openbare ondergrond;

  • k.

    gronddekking: afstand van de onderkant van de verharding tot de bovenkant van het net;

  • l.

    handboek: het onderhavige Handboek Kabels en Leidingen van de gemeente Kaag en Braassem, dat nadere voorschriften bevat die door het college zijn vastgesteld met betrekking tot onder andere de voorbereiding, aanleg, exploitatie, onderhoud, schade, schadevergoedingen en verwijdering van kabels en leidingen;

  • m.

    handhole: afsluitbare ondergrondse holle behuizing voor het onderbrengen van voornamelijk telecommunicatie appendages of apparatuur, met toegangsluik onder de verharding of op maaiveldniveau;

  • n.

    huisaansluiting: niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onder a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • o.

    instemmingsbesluit: besluit van het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder b, van de Telecommunicatiewet dan wel, na wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder b;

  • p.

    kadastersectie KLIC: instantie de uitvoering geeft aan de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) en het voorkomen van graafschade als doelstelling heeft alsmede zorgdraagt voor de uitwisseling van kabel- en leidinggegevens;

  • q.

    kabels en leidingen: één of meer kabels of leidingen, daaronder in ieder geval begrepen dat wat onder kabels wordt verstaan in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet en daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse en bovengrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

  • r.

    leggen van kabels en leidingen: het aanbrengen, leggen, onderhouden, omleggen, vernieuwen, herstellen en verwijderen van kabels en leidingen en het verrichten van de hierbij behorende werkzaamheden;

  • s.

    leiding- kabeltracé: zoals aangegeven in het standaardprofiel Kaag en Braassem (zie Bijlagen 9.01 en 9.02);

  • t.

    ligginggegevens: gegevens over de werkelijke plaats van een leiding, zoals deze op het moment van vaststelling visueel waarneembaar en controleerbaar zijn;

  • u.

    mantelbuis: beschermbuis om een leiding;

  • v.

    meldingsplicht: alle opbreek- graafwerkzaamheden in de openbare ruimte zijn meldingsplichtig;

  • w.

    AVOI-manager: digitaal meldsysteem voor het melden van werkzaamheden en het aanvragen van vergunningen of instemmingsbesluiten in de openbare ruimte door beheerder of aanbieder;

  • y.

    montagegat of lasgat: sleuven met over het algemeen beperkte afmetingen, die worden gemaakt t.b.v. de toegang tot een handhole, het opgraven van een kabelrol voor klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor het herstellen van kabels of leidingstoringen dan wel inspectiedoeleinden;

  • z.

    net of netwerk: één of meer ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

  • aa.

    niet-telecomkabel: een kabel, niet zijnde een kabel genoemd in artikel 1.1. onder z van de Telecommunicatiewet;

  • bb.

    niet-openbare kabels en leidingen: kabels en leidingen (dan wel het netwerk waartoe deze behoren) die niet gebruikt worden om openbare (voor het publiek beschikbare) diensten aan te bieden;

  • cc.

    standaardprofiel Kaag en Braassem: het door de gemeente eenzijdig vastgestelde en voor de beheerder of aanbieder verplichte schema in de ligging van kabels en leidingen in gemeentegrond voor woningbouw dan wel bedrijfsterreinen (zie bijlagen 9.01 en 9.02);

  • dd.

    opbreekverbod: tijdelijke opschorting van graaf-/opbreekwerkzaamheden op last van de gemeente als gevolg van weersomstandigheden zoals wateroverlast, zware sneeuwval en vorst. Grondslag voor de opschorting is de overlast voor de bewoners en/ of schade voor de gemeente door bijvoorbeeld breuk van vastgevroren bestratingsmateriaal, niet goed te verdichten ondergrond dan wel het niet (meer) aaneengesloten kunnen afwerken van sleuven of verhardingen;

  • ee.

    openbare gronden: dat wat daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, onder aa, van de Telecommunicatiewet;

  • ff.

    open verharding: verhardingsconstructie bestaande uit elementen of andere ongebonden materialen al of niet op een puinfundering, waaraan geen bindmiddel is toegevoegd;

  • gg.

    ondergrondse lasmof: afsluitbare ondergrondse holle behuizing of (semi)permanent afgesloten behuizing voor het onderbrengen van verbindingen in kabels met metalen- of glasvezelgeleiders of glasvezelgeleidingsbuisjes;

  • hh.

    RAW: Standaard RAW Bepalingen 2010 dan wel daarvoor in de plaats tredende latere regelingen of aanvullingen van vergelijkbare strekking zijn van toepassing in het Handboek;

  • ii.

    sleuf: de opening die ontstaat door het verwijderen van verharding en/of grond ten behoeve van het leggen van kabels en leidingen;

  • jj.

    tijdelijk herstel: het tijdelijk terugbrengen van de verhardingsmaterialen op een niet noodzakelijke vaktechnische wijze, maar wel zodanig dat het functionele gebruik door het verkeer volledig is hersteld en geen gevaar en hinder ontstaat voor de weggebruiker;

  • kk.

    AVOI: de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Kaag en Braassem 2016;

  • ll.

    verborgen gebreken: de definitie voor buitenproportionele verzakking van opgeleverd en goedgekeurd hersteld straatwerk. Als norm voor "buitenproportioneel" wordt een verzakking aangehouden van meer dan 0,03 m, die zich binnen één jaar na het eerste herstel voordoet (CROW-norm voor "ernstige schade");

  • mm.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de AVOI;

  • nn.

    weg: zoals omschreven in artikel 1, onder b, van de APV;

  • oo.

    werkzaamheden van niet-ingrijpende aard: werkzaamheden met een sleuf lengte van maximaal 25 meter. Uitgezonderd zijn bovengrondse voorzieningen en handhole(s) hier blijft wel een vergunning of instemming nodig als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de AVOI van toepassing;

  • pp.

    WION: de Wet Informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION), die tot doel heeft gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen te voorkomen. Hiertoe zijn aanbieders en beheerders verplicht om de geografische gegevens van hun belangen te registreren en te delen met grondroerders die hierom vragen.

Hoofdstuk 3. Algemene voorschriften, beperkingen en weigeringsgronden voor opbreek- en graafwerkzaamheden in de openbare grond

Artikel 3.1 Voorschriften vergunning of instemmingsbesluit

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning of instemmingsbesluit van burgemeester en wethouders werkzaamheden uit te voeren in of op openbare gronden inzake de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen.

  • 2.

    Voor alle werkzaamheden aan kabels en leidingen in de openbare grond dient voorafgaand aan de werkzaamheden een instemmingsbesluit (telecom) of vergunning (nuts) voor het leggen, hebben en onderhouden van kabels en leidingen. Hierop geldt de uitzondering zoals genoemd in artikel 4, lid 2 en 4 van de AVOI.

  • 3.

    De aanvraag voor een vergunning of instemmingsbesluit moet de opdrachtgever minimaal acht weken voor uitvoering melden middels een digitale vergunnings- of instemmingsaanvraag via de AVOI-manager. Voor informatie over de aanvraag van een instemmingsbesluit dan wel het verkrijgen van een vergunning voor het leggen, hebben en onderhouden van kabels en leidingen, wordt verwezen naar de website van de gemeente.

  • 4.

    Het instemmingsbesluit of vergunning geldt voor openbare gronden in (aankomend) eigendom en/of beheer van de gemeente.

  • 5.

    Het college beslist op een volledige aanvraag voor een vergunning of instemming binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 6.

    Een vergunning of instemmingsbesluit vervalt indien daarvan zonder opgave van redenen binnen twaalf maanden na de datum van vergunningverlening of instemmingsbesluit geen gebruik is gemaakt.

  • 7.

    De aanbieder, beheerder of uitvoerder stelt de betrokken bewoners, bedrijven en andere belanghebbenden langs het tracé minimaal 5 werkdagen voor de start van de werkzaamheden schriftelijk in kennis van voorgenomen werkzaamheden. In deze kennisgeving worden in elk geval vermeld de aard, startdatum en duur van het werk alsmede de naam en het telefoonnummer van de uitvoerder.

Artikel 3.2 Voorschriftenvoor het melden van werkzaamheden van niet-ingrijpende aard

  • 1.

    Het is verboden zonder een goedgekeurde digitale melding in AVOI-manager werkzaamheden uit te voeren in of op openbare gronden inzake de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen.

  • 2.

    Voor alle werkzaamheden van niet-ingrijpende aard in de openbare grond geldt een digitale meldingsplicht in AVOI-manager.

  • 3.

    Werkzaamheden van niet-ingrijpende aard moet de opdrachtgever minimaal 3 werkdagen voor uitvoering melden middels een digitale melding in AVOI-manager.

  • 4.

    De meldingsplicht geldt voor openbare gronden in (aankomend) eigendom en/of beheer van de gemeente.

  • 5.

    Als het werkzaamheden van niet-ingrijpende aard betreft beslist het college binnen 3 werkdagen na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 3.3 Voorschriften melding calamiteiten

  • 1.

    In geval van een calamiteit of spoedeisende werkzaamheden volstaat een digitale melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden in AVOI-manager. De melding dient uiterlijk binnen 24 uur na de start van de werkzaamheden verder gemotiveerd te worden met inbegrip van een exacte locatietekening van het tracé of opbreking.

  • 2.

    Werkelijke kosten van hulpdiensten en/of de gemeente die voorvloeien uit een calamiteit worden rechtstreeks bij betreffende beheerder of aanbieder in rekening gebracht. Indien van toepassing moet betreffende beheerder of aanbieder deze kosten vervolgens zelf verhalen bij de veroorzaker van de calamiteit /storing.

  • 3.

    De meldingsplicht in AVOI-manager geldt voor calamiteiten in gronden in (aankomend) eigendom en/of beheer van de gemeente.

Artikel 3.4 Meldingsprocedure start opbreekwerkzaamheden

  • 1.

    De voorschriften en beperkingen in dit Handboek zijn ook van toepassing op meldingen in AVOI-manager van niet-ingrijpende aard.

  • 2.

    Indien op de aangegeven datum zonder opgave van redenen niet gestart is met het werk, vervalt de toestemming en dient het werk opnieuw te worden aangemeld in AVOI-manager.

  • 3.

    De gemeente kan op grond van evenementen, onderhoudsplannen in de openbare ruimte en het woningbouwprogramma besluiten om de uitvoeringsplanning door de beheerder of aanbieder van de vergunning of instemmingsbesluit te laten aanpassen.

Artikel 3.5 Beëindiging vergunning of instemmingsbesluit

  • 1.

    De vergunning of instemmingsbesluit eindigt door een intrekkingsbesluit:

    • indien binnen een termijn van twaalf maanden de werkzaamheden niet gestart zijn;

    • indien de aan de vergunning of instemmingsbesluit verbonden voorschriften of beperkingen niet in acht worden genomen;

    • in het belang van een veilig gebruik van de openbare ruimte;

    • in verband met de wijziging van bestaande wegen of in verband met aanleg van nieuwe wegen in de openbare ruimte.

  • 2.

    De vergunning of instemmingsbesluit eindigt tevens als de beheerder of aanbieder geen belang meer heeft bij het werk. Dit moet schriftelijk door de beheerder of aanbieder kenbaar worden gemaakt bij de gemeente.

Artikel 3.6 Tijdelijk opschorten van de werkzaamheden

  • 1.

    Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv. wateroverlast, zware sneeuwval of vorst, waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast voor de bewoners en/ of schade voor de gemeente leidt, zal de gemeente overgaan tot het tijdelijk opschorten van een goedgekeurde melding, verleende vergunning of gegeven instemmingsbesluit (“Breekverbod”). De toezichthouder van de gemeente bepaalt in overleg met de gemeentelijke adviseurs, mede op basis van de plaatselijke weersomstandigheden/condities en de beschikbare meteo informatie, of er omstandigheden zijn die het instellen of opheffen van een breekverbod rechtvaardigen.

  • 2.

    Bij aantreffen van een verontreiniging in de bodem of de stabilisatie/verhardingslaag, zal de gemeente overgaan tot het tijdelijk opschorten van een goedgekeurde melding, verleende vergunning of gegeven instemmingsbesluit.

  • 3.

    Het instellen en het opheffen van het opbreekverbod geschiedt uitsluitend door de gemeentelijke toezichthouder, dan wel door een vervanger bij eventuele afwezigheid.

  • 4.

    Indien de beheerder of aanbieder en de gemeente vooraf overeenkomen dat, tijdens een opschortingsperiode als bedoeld in paragraaf 3.6 lid 1, reguliere werkzaamheden aan netwerken voor levering van dataverkeer, gas, water en/of elektriciteit niet langer kunnen worden uitgesteld, kan de gemeente onder voorwaarden een ontheffing voor het betreffende werk verlenen. Aanvullend dienen tussen de gemeente en de beheerder of aanbieder afspraken te worden gemaakt over tijdelijk - en/of definitief herstel van de openbare gronden.

Artikel 3.7 Overschrijding van de datum van beëindiging werk

  • 1.

    Bij dreigende overschrijding van de aangegeven dan wel toegestane tijdsduur van het werk dient voor verlenging ervan toestemming te worden aangevraagd middels een verlengingsaanvraag van de reeds aangegeven dan wel toegestane tijdsduur in te dienen via de AVOI-manager.

  • 2.

    Tijdens deze verlenging blijven de aan de melding, vergunning en instemmingbesluit verbonden voorschriften en beperkingen onverminderd van kracht. Zo nodig kunnen aanvullende voorschriften en beperkingen worden gesteld.

  • 3.

    De aanbieder, beheerder of uitvoerder dient de betrokken bewoners en bedrijven van de verlenging in kennis te stellen, tenzij deze korter is dan een dag.

Hoofdstuk 4. Richtlijnen ten behoeve van de tracé engineering

Artikel 4.1 Eisen ten aanzien van de tracébepaling

Bij de tracébepaling van kabels en leidingen zijn drie aspecten van belang:

  • de horizontale ligging;

  • de verticale ligging;

  • de onderlinge afstand tussen de kabels en leidingen in de ondergrond.

Het doel van deze liggingen is:

  • een optimaal gebruik van de openbare ruimte;

  • een ongestoorde exploitatie van kabels en leidingen;

  • optimaliseren van de veiligheid.

Artikel 4.1.1 Horizontale ligging

De kabels en leidingen dienen zo veel mogelijk te worden aangelegd volgens het standaard-profiel Kaag en Braassem (zie bijlagen 9.01 en 9.02). Indien de kabels en leidingen niet volgens het standaardprofiel Kaag en Braassem (kunnen) worden gelegd, dient de beheerder of aanbieder terstond contact op te nemen met de gemeente voor de keuze van het te volgen tracé.

Artikel 4.1.2 Aanvullende eisen voor horizontale ligging

  • 1.

    Werkzaamheden aan of bij groenvoorzieningen waaronder bomen worden zoveel mogelijk vermeden. Is dit onvermijdelijk dan wordt eerst overleg met de gemeente gevoerd, ongeacht er sprake is van een (ver)legging in een nieuw- of een bestaand tracé.

  • 2.

    Indien voor nieuwe kabels een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, kan de gemeente bepalen dat de wortelzone gepasseerd moet worden door boomboringen onder de wortelzone dan wel andere maatregelen te treffen. CROW-publicatie 208 wordt hierbij als uitgangspunt genomen.

  • 3.

    Kabelbuizen moeten gebundeld en gestapeld worden gelegd.

  • 4.

    HDPE-buizen moeten zoveel mogelijke onder de vrijezone worden aangebracht. Indien dit niet mogelijk is, dient de aanbieder of uitvoerder contact op te nemen met de coördinator/uitvoerder van de gemeente.

  • 5.

    Indien een erfgrens ontbreekt, dient de aanbieder contact op te nemen met de gemeente.

  • 6.

    Indien het noodzakelijk is tijdens het werk de grondwaterstand te verlagen dient hierover vooraf te worden overlegd met de gemeente.

  • 7.

    De opbreking in de weg dient in gescheiden grondsoorten of verhardingen te worden ontgraven, waarna deze grondsoorten of verhardingen zo moeten worden opgeslagen dat bij het latere aanvullen van de sleuf de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zoveel mogelijk wordt herkregen.

Artikel 4.1.3 Verticale ligging

  • 1.

    Richtlijn is dat kabels en leidingen volgens een standaard vaste diepte worden aangelegd volgens standaardprofiel Kaag en Braassem (zie bijlagen 9.01 en 9.02). Indien de kabels en leidingen niet volgens deze aangegeven diepte volgens het standaarprofiel Kaag en Braassem (kunnen) worden gelegd, dient de beheerder of aanbieder terstond contact op te nemen met de gemeente voor de keuze van de te volgen diepte en/of tracé.

  • 2.

    Voor aanleg kabels en leidingen geldt een minimale gronddekking van 50 cm. Voor transport kabels en leidingen geldt minimaal 80 cm gronddekking.

  • 3.

    Uitgangspunten bij verticale ligging:

    • distributieleidingen liggen niet dieper dan transportleidingen;

    • vrijverval leidingen hebben voorrang boven drukleidingen;

    • bij kruisingen van leidingen met andere leidingen bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 m;

    • de ruimte onder de 0.80 cm beneden het (toekomstige) maaiveld moet worden vrijgehouden voor de huisaansluiting van het riool.

Artikel 4.1.4 Aanvullende eisen voor verticale ligging

  • 1.

    Bij boringen of doorpersingen, in welke vorm ook, is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De minimale verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding moet worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat moet aantoonbaar worden gegarandeerd om afwijkingen tijdens de uitvoering op te vangen.

  • 2.

    Bij het kruisen van sloten/open watergangen moet een minimale gronddekking van 1,00 m ten opzichte van de ontwerpdiepte van de bodem van de watergang worden aangehouden.

  • 3.

    Indien de aanwezige bodem van de watergang lager ligt dan de ontwerpdiepte moet een gronddekking van 2,00 m ten opzichte van de aanwezige bodem worden aangehouden. Een en ander conform de eisen van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Artikel 4.1.5 Kruising gesloten verhardingen (asfalt/beton)

Kruisingen onder een gesloten verharding moeten middels een boring of doorpersing worden uitgevoerd. Het opbreken van gesloten verhardingen is zonder voorafgaand overleg met- en verkregen toestemming van de gemeente niet toegestaan. De toestemming wordt alleen verleend als de aanvrager schriftelijk kan aantonen dat de gewenste opbreking in de gesloten verharding niet vermeden kan worden.

Artikel 4.1.6 Ligging nabij andere objecten

Objecten die kunnen worden beïnvloed door de tracering en aanleg van kabels en leidingen moeten vooraf door de aanbieder, beheerder of uitvoerder worden geïdentificeerd. Objecten kunnen onder meer zijn: bestaande wegen, spoorwegen, waterlopen, duikers, voetpaden, primaire- en secundaire waterkeringen, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende kabels en leidingen, bomen en gebouwen.

Artikel 4.2 Bepalingen ten aanzien van de engineering/werkvoorbereiding

  • 1.

    De beheerder of aanbieder is bij het initiëren van de werkzaamheden verplicht om andere telecom- en nutsbedrijven te informeren over voorgenomen werkzaamheden. Daarnaast is hij ook verantwoordelijk voor het eventueel afstemmen met andere telecom- en nutsbedrijven in het inzichtelijk maken van ondergrondse belangen van derden incl. kruisingen binnen het beoogde tracé(s).

  • 2.

    De beheerder of aanbieder is door de gemeente verplicht dwars/diepte proefsleuven te maken voor het vaststellen en eventuele belemmerde liggingen in kaart te brengen voorafgaand aan de vaststelling van het definitieve tracé. Deze aan te leveren door middel van foto’s en dwars/diepte profieltekeningen.

  • 3.

    Voor het graven van proefsleuven geldt de meldingsprocedure voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard.

  • 4.

    De aanbieder, beheerder of uitvoerder dient vóór de indiening van de aanvraag/melding een of meer proefsleuven in het voorgenomen tracé te graven. Indien blijkt dat het bestaande kabel/leidingbed te weinig ruimte biedt, dient het kabel/leidingbed gereguleerd te worden. Zo nodig kan in overleg met en na goedkeuring door de gemeente een ander tracé worden gekozen.

  • 5.

    Indien instemmingbesluit of vergunning wordt gevraagd voor een tracé door een weg waarvan de verharding niet langer dan vijf jaar geleden is vernieuwd of aangelegd, zal in vooroverleg tussen de beheerder of aanbieder en de gemeente worden onderzocht of een alternatief tracé mogelijk is, waarover partijen het eens kunnen worden. Indien geen alternatief tracé kan worden gevonden of indien de beheerder of aanbieder het alternatieve tracé afwijst, wordt voor wat betreft het herstel van de bestrating verwezen naar de bepalingen inzake schade vergoeding zoals vermeld in paragraaf 7.2 zevende lid.

  • 6.

    Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de gemeente een ander tracé te kiezen dan is aangegeven in de vergunning of het instemmingsbesluit.

  • 7.

    Indien een tracé zich leent voor medegebruik dient de kabel in dezelfde kabelsleuf, gestapeld en gebundeld, te worden gelegd.

  • 8.

    Het tracé mag, tenzij schriftelijk andere afspraken zijn gemaakt met de gemeente, bij tweezijdig bereikbaarheid maximaal 80 meter en eenzijdig bereikbaarheid maximaal 40 meter, 1 kruispunt of aansluiting van een zijstraat ontdaan zijn van verharding. Dit geldt ook als met meerdere ploegen wordt gewerkt.

  • 9.

    Kabels en leidingen van de beheerder of aanbieder die door de vergunning of instemmingsbesluit plichtige werk blijvend buiten gebruik zijn gesteld dan wel kabels en leidingen die de afgelopen tien jaar geen dienst hebben gedaan/niet in gebruik zijn genomen, dienen te worden verwijderd.

  • 10.

    De aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen geschiedt op zodanige wijze dat zo min mogelijk hinder wordt veroorzaakt ten aanzien van reeds in de grond aanwezige werken en mag de instandhouding daarvan niet in gevaar brengen of zonder noodzaak bemoeilijken;

  • 11.

    Indien kabels en leidingen onder een overbouwing worden gesitueerd, dan dient de hoogte van de overbouwing ten opzichte van het ter plaatse vastgestelde uitgiftepeil minimaal 2,50 m te bedragen, in verband met de benodigde werkruimte voor mechanisch en ander materieel.

  • 12.

    Koppelbalken t.b.v. funderingen mogen alleen worden gekruist als de afstand tussen de bovenkant van de koppelbalken en het maaiveld ten minste 2.00 m bedraagt en de te overbruggen ruimte tussen de koppelbalken is voorzien van een gewapende betonplaat waarboven de leidingen een veilige ligging verkrijgen.

  • 13.

    Indien kabels en leidingen boven een onderbouwing worden gesitueerd, dan dient de diepte van de onderbouwing ten opzichte van het ter plaatse vastgestelde maaiveld ten minste 2,00 m te bedragen, in verband met benodigde gronddekking voor kabels en leidingen.

  • 14.

    Tijdelijk aan te brengen voorzieningen in de openbare ruimte zoals damwanden, heipalen, etc. dienen na voltooiing van de werkzaamheden te worden verwijderd. De gemeente dient zowel bij plaatsing als verwijdering in kennis te worden gesteld. Mocht dit om welke reden dan ook niet mogelijk zijn, dan kan door de gemeente besloten worden deze voorzieningen tot een nader te bepalen maat onder het maaiveld te verwijderen. In de regel is deze maat minimaal 2,50 m.

  • 15.

    Er worden geen bovengrondse obstakels van telecom of nutsbedrijven boven kabels en leidingen geplaatst. Indien geen andere oplossing mogelijk is, dan kan in overleg en na goedkeuring van de gemeente en de betreffende telecom- of nutspartij(en) alsnog tot plaatsing boven kabels en leidingen worden overgegaan.

  • 16.

    Huisaansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het distributienet aangelegd om geen beslag te leggen op de ruimte voor distributieleidingen.

  • 17.

    Doorpersingen en gestuurde boringen moeten haaks worden uitgevoerd mits anders is overeengekomen met de gemeente.

  • 18.

    Bij kruisingen van wegen, onder gesloten verharding, bruggen en op andere daarvoor in aanmerking komende plaatsen, zulks ter beoordeling van de gemeente in overleg met de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder doorpersingen of boringen te realiseren.

  • 19.

    Indien kabels of leidingen die onder de weg zijn gelegen hun functie verliezen, dient de beheerder of aanbieder de gemeente hiervan meteen in kennis te stellen.

  • 20.

    Binnen drie maanden na voltooiing van het werk dient de aanbieder aan de gemeente de betreffende revisietekeningen te verstrekken.

  • 21.

    Eventuele bij deze oplevering geconstateerde tekortkomingen moeten terstond worden hersteld.

  • 22.

    De uitkomsten van de tijdens de naschouw verrichte controle van het straatwerk worden schriftelijk vastgelegd. Tevens dient tijdens de naschouw de beheerder of aanbieder of, indien deze de uitvoerder daartoe heeft gemachtigd, deze uitvoerder de relevante gegevens voor de berekening van de in de VNG-Richtlijn (zie paragraaf 7.2 ) bedoelde uitvoeringskosten voor akkoord te tekenen, aangezien deze uitvoeringskosten op hun beurt de basis vormen voor de berekening van de door de gemeente aan de aanbieder en beheerder in rekening te brengen beheer- en, indien van toepassing, degeneratiekosten. Indien is vastgesteld dat het straatwerk voldoet aan de gestelde eisen neemt de hierna genoemde garantieperiode een aanvang. Voor de beheerder geldt dat aangezien de relevante gegevens voor de berekening van de in de VNG-richtlijn (zie paragraaf 7.2) marktconform zijn, de gemeente in de geest van deze VNG-Richtlijnen, dezelfde berekening, tarieven en garantie aanhoudt.

  • 23.

    Na het herstraten kan de gemeente gedurende een onderhoudstermijn van 12 maanden een beroep doen op de garantie conform de RAW garantiebepalingen overeenkomstige het gestelde in artikel 6 van de VNG-Richtlijn (zie paragraaf 7.2). Voor de beheerder houdt de gemeente in de geest van deze richtlijn, dezelfde richtlijnen en een garantie- termijn van 12 maanden aan.

Artikel 4.3 Situering handholes of ondergrondse lasmoffen

  • 1.

    Voor aanleg van handhole(s) en ondergrondse lasmoffen gelijktijdig met aanleg van de bijbehorende kabel en leidingtracés, dient in de aanvraag voor een vergunning of instemmingsbesluit het aantal en de afmetingen aangegeven te worden. De locatie van de lasmof(fen) en handhole(s) dient op de instemmings- vergunningstekening aangegeven te zijn.

  • 2.

    Voor afzonderlijke aanleg van handholes in bestaande tracés dient instemming verkregen te worden. In de aanvraag voor een instemmingsbesluit dient het aantal en de afmetingen aangegeven te worden. De locatie van de handhole(s) dient op de instemmingstekening aangegeven te zijn.

  • 3.

    Aanbieder, beheerder en/ of uitvoerder dient voorafgaand op beoogde locatie een proefsleuf te maken om zich ervan te vergewissen dat er sprake is van vrije ligging ten opzichte van ondergrondse infrastructuur.

  • 4.

    Tijdens de uitvoering kan de vergunning of instemmingsbesluit voor de aangevraagde locatie alsnog worden ingetrokken als blijkt dat plaatsing tot onoverkomelijke problemen voor de gemeente of derden leidt. De aanbieder, beheerder en/of uitvoerder zal in die gevallen samen met de gemeente een alternatief zoeken.

  • 5.

    De exacte locatie van de handhole(s) c.q. ondergrondse lasmof(fen)moet te allen tijde in overleg met de gemeente worden vastgesteld. In geen geval mag een handhole geplaatst worden in/op kabel- en leidingtracés, parkeerplaatsen, uitwegen, kruisingen, ter plaatse van de aansluitlocatie van woningen en binnen de beschermingszones rond boomwortels zoals aangegeven in hoofdstuk 6. Mits anders is overeengekomen met de gemeente.

  • 6.

    De handholes c.q. ondergrondse lasmoffen dienen bij voorkeur geplaatst te worden in voetpaden, bermen of groenvoorzieningen.

  • 7.

    Nadat het gat ten behoeve van de handhole(s) is ontgraven dient de gemeente in de gelegenheid te worden gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing van de handhole(s).

  • 8.

    De ondergrondse lasmof(fen) of handhole(s) dient op eerste aanzeggen van de gemeente voor rekening van de beheerder of aanbieder te worden verplaatst of verwijderd ten behoeve van de gemeentelijke werken conform artikel 5.7 van de telecommunicatiewet.

  • 9.

    De handhole(s) en/of de ingaande en uitgaande buizen mogen geen hinder veroorzaken voor de bereikbaarheid van kabels en leidingen en bijbehorende onderdelen van de infrastructuur van derden en de gemeente. De beheerder of aanbieder is hiervoor te allen tijde verantwoordelijk.

  • 10.

    Handholes c.q. ondergrondse lasmoffen mogen niet in doorgaande tracés worden geplaatst.

  • 11.

    Afgaande en inkomende buizen en kabels moeten onder de eventueel aanwezige kabels en/of leidingen van derden worden gelegd. De in- en uitgaande buizen van de handhole moeten onderlangs het tracé uitgebogen worden naar de handhole toe. Verweving van het kabel- of buizenstelsel moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

  • 12.

    De minimale afstand in horizontaal vlak tussen handhole of ondergrondse lasmof en (hoofd)riool, (hoofd)leidingen dient 0,75 m te zijn. Indien hier niet aan voldaan kan worden, dient dit overlegd en afgestemd te worden met de gemeente.

  • 13.

    Handhole(s) dienen zodanig aangebracht te worden dat het deksel van de handhole een minimale gronddekking heeft van 0,4 m onder maaiveld. Verder dient de handhole(s) ingebed en afgedekt te worden met straatzand (wegen) of grond (bermen) conform de RAW bepalingen.

  • 14.

    De maximale toegestane uitwendige breedte van de handhole is 0,7 m. Indien deze niet toepasbaar is door ruimtegebrek dient een andere locatie te worden bepaald. Handholes van afwijkend formaat dienen in overleg goedgekeurd te worden door de gemeente.

  • 15.

    Bij plaatsing in de rijweg of een onderdeel daarvan moet de handhole en het deksel van een dermate solide constructie (minimaal verkeersklasse D400 NEN-EN 124) zijn dat alle soorten wegverkeer over de plaats van de handhole kunnen rijden of erop staan zonder dat daardoor verzakkingen ontstaan in de rijweg als gevolg van bezwijken of verzakken van de handhole.

  • 16.

    De beheerder of aanbieder blijft te allen tijde aansprakelijk voor alle schade en gevolgschade die mogelijkerwijs ontstaat door de aanwezigheid van de ondergrondse lasmof(fen) of handhole(s).

  • 17.

    Indien er onvoldoende plaats is, dient de handhole elders te worden geplaatst of dienen meerdere handholes van een kleiner formaat te worden geplaatst.

Artikel 4.4 Bovengrondse voorzieningen behorend bij kabel-/leidingnet

  • 1.

    Bovengrondse voorzieningen behorend bij een kabel-leidingnet, waaronder bijvoorbeeld kabelkasten, verdeelkasten, trafohuisjes, onderstations en andere kasten is een vergunning of instemmingsbesluit nodig.

  • 2.

    De gemeente moet minimaal één werkdag voorafgaand aan de plaatsing door de aanbieder, beheerder of uitvoerder op de hoogte worden gebracht zodat eventueel de toezichthouder aanwezig kan zijn bij de plaatsing ervan. Het ontslaat de melder niet om 3 werkdagen van te voren een melding te doen in AVOI-manager.

Hoofdstuk 5. Algemene voorschriften en eisen ten aanzien van de uitvoering

Artikel 5.1 Operationele voorschriften

  • 1.

    De aanbieder, beheerder en of uitvoerder dient de bepalingen van de WION stipt na te leven.

  • 2.

    Op het werk moeten minimaal aanwezig zijn de gebiedsinformatie (klic), een goedgekeurde melding in AVOI-manager en (voor zover van toepassing) de vergunning of instemmingsbesluit met goedgekeurde vergunningstekening.

  • 3.

    Alle werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de eisen binnen de Flora- en fauna wet.

  • 4.

    Wijzingen in de uitvoering van het werk ten opzichte van de verstrekte gegevens waarop de vergunning of instemmingsbesluit is gebaseerd, dienen aan gemeente te worden gemeld. De wijzigingen mogen niet eerder worden gerealiseerd dan nadat hiervoor toestemming is verleend. Bij grote wijzigingen kan van de beheerder of aanbieder worden verlangd opnieuw een vergunning of instemmingsbesluit aan te vragen.

  • 5.

    Indien het college wijziging in plaats of samenstelling van de krachtens de vergunning of instemmingsbesluit gemaakte werken nodig acht, is de beheerder of aanbieder verplicht op aanschrijving van het college binnen de daarbij te stellen termijn de wijziging uit te voeren, met inachtneming van alle voorschriften en beperkingen.

  • 6.

    Vervallen kabels en leidingen moeten worden verwijderd, tenzij anders met de gemeente overeen wordt gekomen. Indien een vervallen buisleiding om gegronde reden in de ondergrond blijft liggen, dient deze te worden vol geschuimd en/of aan te uiteinden afgedicht te worden ter voorkoming van indringend water, grond, vuil etc.

  • 7.

    Bij reconstructies of herontwikkeling dient de initiatiefnemer (bijv. de projectontwikkelaar of de gemeente) een geschikt tracé aan te bieden voor de (her)aanleg van kabels en leidingen.

  • 8.

    Vóór het aanvullen van de sleuf of een pers- of lasput worden de telecom-nutsbedrijven van de vrij gegraven naastliggende en/of kruisende kabels en leidingen altijd in de gelegenheid gesteld om hun kabels en leiding(en) te inspecteren. Beheerder of aanbieder is verplicht om de informatie en coördinatie ter zake uit te voeren.

  • 9.

    De aanbieder, beheerder of uitvoerder is verantwoordelijk voor het houden van toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden. Het toezicht van de gemeente beperkt zich tot het controleren van het naleven van de bepalingen uit het instemmingsbesluit, vergunning, de AVOI, de APV, andere gemeentelijke verordening en het Handboek.

  • 10.

    De uitvoerder dient alles te doen wat op grond van de meest actuele inzichten redelijkerwijs mogelijk is en verwacht mag worden om hinder als gevolg van bijv. lawaai, stank, modder e.d. veroorzaakt door voertuigen, machines, apparaten etc. tot een aanvaardbaar niveau beperken. Indien beheerder of aanbieder bij hoge uitzondering door de gemeente wordt toegestaan ’s avonds c.q. ’s nachts te werken is de beheerder of aanbieder verplicht in verband hiermee aanwijzingen van de gemeente op te volgen en zelf zorg te dragen voor de benodigde aanvullende instemmingen/ontheffingen.

  • 11.

    De uitvoerder zal tijdens en na het uitvoeren van de werkzaamheden de begaanbare trottoir- en wegverhardingen vrij houden van milieuschadelijke en/of verontreinigende stoffen.

  • 12.

    Alle materialen, zoals haspels, kabelresten, afzettingen en tijdelijke verkeers-maatregelen dienen direct na gereedkomen van de werkzaamheden opgeruimd te zijn. Opbrekingen dienen aan het eind van iedere werkdag vrij van losliggende materialen te worden achtergelaten: Indien dit niet is gebeurd, zullen deze materialen op werkelijke kosten van de beheerder of aanbieder door de gemeente worden opgeruimd. De toezichthouder is bevoegd om tussentijds te sommeren om bovengenoemde materialen op verzoek te laten opruimen.

Artikel 5.2 Verkeersmaatregelen en bereikbaarheid

  • 1.

    Bij de melding voor de start van de werkzaamheden in AVOI-manager voegt de melder indien nodig het bijbehorende verkeersplan dan wel de tijdelijke verkeersmaatregel toe. Daarin wordt vermeld de datum van de geplande aanvang en tijdsduur van het werk, de eventuele fasering en de werkvolgorde.

  • 2.

    De verkeersmaatregelen dienen te voldoen aan de maatregelen conform publicatie 96b van de CROW.: maatregelen bij werken in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom, deze dienen tijdens de hele duur van het werk in acht te worden genomen.

  • 3.

    De werkzaamheden moeten naar genoegen van de gemeente in tijd en uitvoeringswijze zodanig worden gepland dat het verkeer en met name het langzame verkeer (voetgangers en fietsers) over de weg niet wordt gestremd en zo min mogelijk wordt belemmerd en dat de belemmering van de bereikbaarheid van woningen, bedrijven en openbare voorzieningen tot het minimum wordt beperkt.

  • 4.

    Indien een tijdelijke verkeersomleiding noodzakelijk is, wordt deze gerealiseerd door de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder in overleg met de gemeente. De verkeersomleiding wordt aangegeven door borden, maar kan ook tijdelijke wegverhardingen, verkeerslichten, geleideblokken, belijningen, afzetmaterialen en dergelijke omvatten.

  • 5.

    Het werkterrein mag niet worden afgezet voordat de daardoor noodzakelijk geworden verkeersomleidingen functioneren.

  • 6.

    Machines, voertuigen, gereedschappen en materialen, alsmede de bij het graven vrijkomende grond dienen binnen de afzetting te worden gehouden en buiten de voor de voetgangers bestemde looproute.

  • 7.

    In geval van doodlopende straten of woonerven dient de beheerder of aanbieder en/of uitvoerder er zorg voor te dragen, middels tijdelijke verkeersmaatregelen en /of aan te brengen tijdelijke voorzieningen (bijvoorbeeld rijplaatbanen, tijdelijke waterkruisingen of doorsteken door groenstroken etc.), dat de bereikbaarheid van hulpdiensten en per auto van aanliggende woningen en bedrijven tijdens de uitvoering van de werkzaamheden te allen tijde, is gegarandeerd.

  • 8.

    In geval van omleidingen dient de beheerder of aanbieder de hulpdiensten, bewoners en eventueel openbaar vervoer te informeren.

  • 9.

    Woningen dienen altijd bereikbaar te zijn via bijvoorbeeld loopschotten.

  • 10.

    Indien de gemeente het noodzakelijk acht, vooral bij het afsluiten van belangrijke verkeerswegen, kan de beheerder of aanbieder worden verplicht zoveel mogelijk ´s nachts of in de avonduren de werkzaamheden uit te voeren. Dit zal, indien vooraf bekend, bij het instemmingbesluit of vergunning schriftelijk worden medegedeeld.

  • 11.

    Een oversteek in de rijbaan moet zoveel mogelijk half om half worden opgebroken.

  • 12.

    Verkeersvoorzieningen, die tijdelijk geen dienst doen, dienen door beheerder of aanbieder terstond verwijderd c.q. afgedekt te worden tot het tijdstip dat deze weer nodig zijn. Het afvoeren van deze voorzieningen dient op een zodanig zorgvuldige wijze te geschieden dat er geen beschadigingen optreden. Bouwmaterialen dienen goed beveiligd te worden zodat derden daartoe geen toegang hebben.

  • 13.

    Tijdelijke bebording mag niet aangebracht worden aan bestaande verticale elementen inclusief lichtmasten.

  • 14.

    Het afvoeren van voorzieningen moet op een zorgvuldige wijze gebeuren ter voorkomen van beschadigingen aan gemeentelijke en particuliere eigendommen.

  • 15.

    De gemeente kan controleren of het werk veilig wordt uitgevoerd en is bevoegd om, bij onveilige situaties, correctieve maatregelen af te dwingen.

  • 16.

    De afzettingen en verkeersvoorzieningen dienen zodanig te worden geplaatst dat voetgangers en wielrijders een vrije en ongevaarlijke doorgang wordt gegarandeerd.

  • 17.

    Gedurende de uitvoering van het werk tot de oplevering is de aanbieder, beheerder en/ of uitvoerder verantwoordelijk voor de plaatsing, stabiliteit, zichtbaarheid en deugdelijkheid van de borden, afzetmaterialen, geleideblokken en dergelijke ten behoeve van de verkeersomleiding;

  • 18.

    Indien tijdelijke opslag van grond binnen de afzettingen niet mogelijk is en de grond enige tijd op een andere plaats opgeslagen moet worden, mag dit alleen geschieden met toestemming van de Omgevingsdienst West-Holland.

  • 19.

    Opbrekingen dienen aan het eind van iedere werkdag vrij van losliggende materialen te worden achtergelaten.

Artikel 5.3 Werktijden

  • 1.

    Het is niet toegestaan om op werkdagen vóór 07.00 uur en na 18.00 uur opbreek- , graaf, kabel-, aanvulling-, verdichting-, en/of bestratingswerkzaamheden in de openbare ruimte te verrichten, met uitzondering van een calamiteit.

  • 2.

    Het is niet toegestaan om op zaterdagen, zondagen alsmede nationale feestdagen opbreek- , graaf-, kabel-, aanvulling-, verdichting-, en/of bestratingswerkzaamheden in de openbare ruimte te verrichten, met uitzondering van een calamiteit of indien in het instemmingsbesluit, vergunning of melding anders is aangegeven of mondeling is overeengekomen met de gemeentelijke toezichthouder.

  • 3.

    Op de werkdag voorafgaande aan het weekend of nationale feestdag moeten uiterlijk om 16.00 uur de verhardingen hersteld en gesloten zijn. Tevens kan de gemeente ontruiming voorschrijven op andere dagen in verband met evenementen.

  • 4.

    De aanbieder, beheerder of uitvoerder dient het werkterrein en het opslagterrein tijdens werkonderbrekingen in verband met vakantie en feestdagen zoveel mogelijk te ontruimen, waarbij in ieder geval losse (bouw)materialen en vuilcontainers moeten worden verwijderd. Indien dit absoluut onmogelijk is, dient de aanbieder, beheerder of uitvoerder contact op te nemen met de gemeente. Materialen en containers die tijdens werkonderbrekingen toch op het werkterrein of het opslagterrein aanwezig zijn kunnen door de gemeente worden verwijderd. Als vakantie, feestdagen en daarmee gelijkgestelde dagen worden bij de toepassing van deze bepaling aangemerkt: vakantieperioden van meer dan twee weken, Oud- en Nieuwjaarsdag.

    Tevens kan de gemeente ontruiming voorschrijven op andere dagen in verband met evenementen.

  • 5.

    De gemeente kan de beheerder of aanbieder in specifieke gevallen verplichten werkzaamheden 's nachts uit te voeren.

  • 6.

    In winkelstraten en op evenementenpleinen mogen geen opbrekingen zijn of worden uitgevoerd gedurende de door de gemeente in het kader van de APV namens het college vergunde evenementen, inclusief de opbouw- en afbreekperiode. Hieronder vallen onder andere:

    • -

      koningsdag;

    • -

      de wekelijkse marktdagen;

    • -

      lokale evenementendagen;

    De evenementenkalender is te raadplegen via de website van de gemeente: http://www.kaagenbraassem.nl, trefwoord = evenementenkalender.

Artikel 5.4 Communicatie en informatie

  • 1.

    Namens de uitvoerende partij dient altijd één Nederlands sprekend aanspreekpunt op het werk aanwezig te zijn die de verantwoordelijkheid draagt voor het nakomen van de afspraken en voorwaarden die overeenkomstig in het instemmingsbesluit en vergunning vermeld zijn.

  • 2.

    Naast de contactgegevens die in het uitvoeringsplan moeten worden vermeld, geeft de uitvoerder, beheerder of aanbieder een telefoonnummer door aan gemeente dat gebruikt kan worden in geval van calamiteiten.

  • 3.

    Uitvoerder dient op verzoek de gevraagde informatie met betrekking tot het werk aan de gemeente ter beschikking te stellen en medewerking te verlenen om toezicht en handhaving mogelijk te maken.

  • 4.

    De aanbieder, beheerder en/of uitvoerder stelt betrokken bewoners, bedrijven, hulpdiensten en andere belanghebbenden 5 werkdagen van te voren, schriftelijk in kennis van voorgenomen werkzaamheden. In deze kennisgeving worden in elk geval vermeld aard, startdatum, bereikbaarheid eventuele verkeersomleidingen of wegafzettingen en duur van het werk alsmede naam en telefoonnummer van de uitvoerder. Ook van een verlenging van de werkzaamheden stelt de aanbieder beheerder en/of uitvoerder genoemde personen schriftelijk in kennis, tenzij de verlenging korter is dan twee dagen.

  • 5.

    Een afschrift van deze in vierde lid genoemde bewonersbrief wordt bij de graafmelding in de AVOI-manager gevoegd.

Artikel 5.5 Handhaving

  • 1.

    Namens de gemeente kan de toezichthouder toezien op het naleven van de voorschriften in het instemmingsbesluit, vergunning, AVOI, Handboek en AVOI-manager. De toezichthouder kan controleren op de naleving van onder andere de volgende punten:

    • -

      het aanwezig zijn van de gebiedsinformatie (klic), een goedgekeurde melding, (voor zover van toepassing) de vergunning of instemmingsbesluit en goedgekeurde tekening(en);

    • -

      de naleving van de instemmings- en vergunningsvoorwaarden;

    • -

      de naleving van de afspraken met bewoners, politie etc.

    • -

      de bereikbaarheid van de woonomgeving;

    • -

      de ongestoorde exploitatie van andere leidingen;

    • -

      de verdichting van de sleuf;

    • -

      de kwaliteit van het herstel van de sleuf inclusief de verharding;

    • -

      de veiligheid, wegafzetting, etc.

  • 2.

    De toezichthouder is namens de gemeente bevoegd het werk tot nader order stil te leggen en de opgebroken sleuf terstond door de uitvoerder te laten herstellen, zonder vergoeding van kosten, indien onder andere:

    • -

      de voorschriften zoals vermeld in het instemmingsbesluit en vergunning en in dit Handboek niet worden nageleefd en/of afgeweken wordt van de overeengekomen uitvoeringsperiode;

    • -

      er wordt gewerkt zonder melding, instemmingsbesluit of vergunning;

    • -

      er wordt afgeweken van de tijdstippen zoals aangegeven in dit Handboek, tenzij anders overeengekomen;

    • -

      er wordt gewerkt tijdens een periode waarin een breekverbod van kracht is;

    • -

      uitvoerend personeel zich onbehoorlijk, kwetsend en/of overlast gevend gedraagt;

    • -

      er grote verkeershinder en/of gevaarzetting voor het publiek ontstaat.

  • 3.

    In het geval dat sprake is van een of meer situaties als genoemd in paragraaf 5.5 derde lid, hanteert de gemeente, afhankelijk van de aard en gevaarzetting van de geconstateerde omissie, de volgende drie procedures:

    • -

      het geven van een waarschuwing aan betreffende uitvoerder, waarbij de uitvoerder direct moet overgaan tot het opheffen van de ongewenste situatie, waarbij het reguliere werk nog door mag gaan en de betreffende beheerder of uitvoerder aansluitend wordt geïnformeerd;

    • -

      het vorderen van staken van het werk aan uitvoerder, waarbij de uitvoerder direct het opbreek-, graaf- en legwerk moet stilleggen, en moet overgaan tot het aanvullen van de gegraven sleuf alsmede het herstellen van de verharding, waarbij eerst tussen de gemeente en de betreffende beheerder of aanbieder overlegd wordt over het tijdstip en de condities waaronder het graafwerk mag worden hervat;

    • -

      kosten van extra werkzaamheden en gevolgen, die voortvloeien uit het opleggen van extra voorwaarden en/of opschorting en/of eventuele aanvullend of specifiek schadeherstel, zullen worden verhaald op de beheerder of aanbieder.

  • 4.

    Indien de uitvoerder die het betreffende werk uitvoert na eerste sommatie in gebreke blijft bij het opvolgen van de door de gemeente uitgebrachte aanwijzingen of verplichtingen, zal de gemeente de voor het in oorspronkelijke staat terugbrengen van de openbare ruimte benodigde werkzaamheden (laten) uitvoeren. Op werkelijke kosten van de beheerder of aanbieder.

Artikel 5.6 Voorschriften brandweer en hulpdiensten

  • 1.

    De minimale doorrijbreedte voor brandweervoertuigen bedraagt 3,50 meter.

  • 2.

    Als een straat moet worden geblokkeerd dan niet meer dan één afsluiting per straat.

  • 3.

    Bij een tweezijdig bereikbaarheid mag maximaal 80 meter en bij eenzijdige bereikbaarheid maximaal 40 meter, zijn ontdaan van verharding.

  • 4.

    De minimale doorrijhoogte voor brandweervoertuigen bedraagt 4,20 meter.

  • 5.

    Brandkranen moeten minimaal met 1 meter worden vrijgehouden en worden opgenomen in voetpaden.

  • 6.

    Brandkranen moeten zichtbaar blijven.

  • 7.

    Aansluitingen voor droge blusleidingen moeten worden vrijgehouden.

  • 8.

    Toegangen tot belendende percelen mogen niet worden geblokkeerd.

  • 9.

    Gewone uitgangen en nooduitgangen van onder andere winkels, bedrijven, scholen, cafés et cetera moeten worden vrijgehouden; de vrije doorgang dient altijd te zijn gegarandeerd over de volle breedte van de uitgangen en nooduitgangen.

Hoofdstuk 6. Voorschriften werken in de openbare ruimte

Artikel 6.1 Algemene voorwaarden

  • 1.

    Ter plaatse van nieuwbouw-, reconstructie- en herbestratingsprojecten kunnen er tussen de gemeente en civiele aannemers garantie afspraken bestaan inzake de aanwezige verharding. In die gevallen kan gemeente van de beheerder of aanbieder verlangen dat het herstel van de verharding op kosten van de beheerder of aanbieder door de betreffende contractpartij wordt uitgevoerd tegen marktconforme tarieven.

  • 2.

    Eventuele geconstateerde tekortkomingen bij oplevering 1e herstel moeten op eerste aanzeggen van de toezichthouder, terstond worden hersteld, waarna de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder dit gereed meldt aan de gemeente.

  • 3.

    De Standaard RAW-Bepalingen 2015, dan wel daarvoor in de plaats tredende latere regelingen of aanvullingen van vergelijkbare strekking zijn van toepassing in het Handboek.

Artikel 6.2 Ontgraven en verdichten van sleuf

  • 1.

    Het tracé mag, tenzij schriftelijk andere afspraken zijn gemaakt met de gemeente. maximaal 80 meter en 1 kruispunt of aansluiting van een zijstraat ontdaan zijn van verharding. Dit geldt ook als met meerdere ploegen wordt gewerkt.

  • 2.

    Ondergraven van de wegbedekking en haar onderbed is verboden. Wegbedekking en onderbed moeten altijd over minstens de volle lengte en breedte van de ontgraving worden opgebroken.

  • 3.

    Verharding en grond moeten gescheiden op soort worden ontgraven en opgeslagen. Funderingsmateriaal dat met de uitkomende grond wordt vermengd, is niet meer geschikt om als fundering te worden gebruikt en wordt eigendom van de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder en moet vervolgens door deze op zijn kosten worden afgevoerd, schoongemaakt en verwerkt.

  • 4.

    Ontgraven funderingsmateriaal kan worden hergebruikt, mits dit geen gebonden fundering zoals hoogovenslakken, betongranulaat of zandcement is en mits gescheiden van zand is ontgraven en weer gescheiden wordt aangebracht. Indien het funderingsmateriaal bestond uit gebonden fundering dient als nieuw funderingsmateriaal menggranulaat korrel 0 tot 30,5 mm te worden gebruikt.

  • 5.

    Ontgraven gebonden fundering is niet meer geschikt om als fundering te worden gebruikt en wordt eigendom van de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder en moet vervolgens door deze op zijn kosten worden afgevoerd, schoongemaakt en verwerkt te worden.

  • 6.

    Indien tijdelijke opslag van uitgenomen sleufmateriaal langs de sleuf niet mogelijk is dient in overleg met de gemeente een locatie te worden overeengekomen.

  • 7.

    De bij de ontgraving vrijgekomen gescheiden grondsoorten of verhardingen dienen bij het herstel in de juiste volgorde te worden teruggebracht zodat de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zoveel mogelijk wordt herkregen. Een bovenlaag van minimaal tien centimeter schoon zand in het cunet dient vrij van puin te zijn. In geval van een gefundeerde weg dient een straat laag van gemiddeld vijf centimeter schoon zand te worden aangebracht.

  • 8.

    Om verzakkingen in de weg te voorkomen dient de verdichting in lagen te geschieden van maximaal 30 centimeter, waarbij iedere laag afzonderlijk moet worden afgetrild. Indien bij het uitvoeren van de verdichting werkzaamheden, afhankelijk van de uitvoeringswijze en omstandigheden, meer zand nodig is, dient de aanbieder, beheerder en/of de uitvoerder hier zelf zorg voor te dragen.

  • 9.

    Wanneer na aanvulling en verdichting de grondslag te hoog blijkt, moet deze op de juiste hoogte worden aangebracht. De overtollige grond mag alleen na overleg met de Omgevingsdienst West-Holland worden afgevoerd.

  • 10.

    Indien ten gevolge van het werk te kort komende grond zal worden aangevuld, dient deze aanvulgrond te voldoen aan de bepalingen van het besluit Bodemkwaliteit. Ook is het mogelijk grond toe te passen op basis van de bodemkwaliteitskaart. Informatie over de te volgen procedures en vereisten zijn te verkrijgen bij de Omgevingsdienst West-Holland.

  • 11.

    De bij de ontgraving vrijgekomen gescheiden grondsoorten of verhardingen dienen bij het herstel in de juiste volgorde te worden teruggebracht zodat de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zoveel mogelijk wordt herkregen.

  • 12.

    De verdichtingsgraad van de opbreking dient minimaal 95% te zijn en/of 98% van de direct naastgelegen grond. De gemeente kan hierop controle uitoefenen. De verdichtingsgraad wordt bepaald volgens proef 3 van de Standaard RAW-Bepalingen 2015, dan wel daarvoor in de plaats tredende latere regelingen of aanvullingen van vergelijkbare strekking.

  • 13.

    Indien een sleuf door een Wadi of daarmee gelijkgestelde constructie wordt gegraven, dient na afloop van de werkzaamheden de gehele Wadi constructie weer in de oorspronkelijke vorm, hoedanigheid en functionaliteit te worden hersteld. Indien noodzakelijk dient beheerder of aanbieder op zijn kosten de gehele Wadi opnieuw te construeren.

Artikel 6.3 Herstel weg

  • 1.

    Het herstel van de weg zal in beginsel door of in opdracht van de beheerder of aanbieder geschieden. tenzij het college beslist dat zij het herstel van de weg in eigen beheer zal laten uitvoeren voor rekening van de beheerder of aanbieder. Voor de algemene bepalingen inzake schadevergoeding voor het herstel van de weg wordt verwezen naar paragraaf 7.2.

  • 2.

    Het herstel van de weg dient direct na voltooiing van het werk te worden uitgevoerd , in overleg met de gemeente kan hier zo nodig van worden afgeweken. Voor meer informatie over gesloten verharding zie paragraaf 6.4. Totdat de weg geheel is hersteld dient de beheerder of aanbieder en/ of uitvoerder de in paragraaf 5.2 genoemde afzettingen en verkeersvoorzieningen in stand houden.

  • 3.

    Alle bestrating materialen, trottoirbanden en opsluitbanden dienen in de oorspronkelijke staat en onbeschadigd te worden aangebracht. De aanbieder, beheerder en/ of uitvoerder dient bij beschadiging zelf te zorgen voor vervangend materiaal dat van dezelfde soort, kleur en kwaliteit moet zijn als het oorspronkelijk aanwezig materiaal.

  • 4.

    Tijdens de werkzaamheden vrijgekomen niet herbruikbare materialen dienen door de aanbieder, beheerder en/ of uitvoerder te worden afgevoerd naar een erkend verwerkingsbedrijf of stortplaats.

  • 5.

    Indien de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder op het werkterrein beschadigde materialen aantreft kan op zijn verzoek een voorschouw worden gehouden, waarbij tevens afspraken kunnen worden gemaakt over de levering van de vervangende materialen via de gemeente.

  • 6.

    Alle weer aangebrachte elementen dienen te voldoen aan de RAW.

  • 7.

    Indien bestrating materiaal passend gemaakt moet worden dient dit te gebeuren door knippen of zagen.

  • 8.

    Na het afwerken van de bestrating mag geen puin, grond, zand en/of afval van de werkzaamheden meer voorkomen op het werk.

Artikel 6.4 Gesloten verharding

  • 1.

    Bij kruisingen van wegen van gesloten verharding en op andere daarvoor in aanmerking komende plaatsen, zulks ter beoordeling van de gemeente in overleg met de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder haakse doorpersingen of boringen te realiseren.

  • 2.

    In het geval van opbrekingen in gesloten verhardingen moet voorafgaand aan de instemmings- of vergunningsaanvraag of melding met de gemeente overlegd worden over de wijze waarop de beheerder of aanbieder de vereiste kwaliteit wil bereiken en een en ander duurzaam kan garanderen. In het geval dat de door de gemeente gewenste eisen van duurzame kwaliteit niet kan worden bereikt kan zij verzoeken om de kabels en leidingen via een ander tracé te leggen dan wel in overeenstemming met de gemeente de gesloten verharding over de volle breedte opnieuw te leggen. Bij een wijziging van het tracé kunnen de eventuele veranderende of toevoegde tekeningen en informatiestukken onder dezelfde instemmingbesluit of vergunning opnieuw aangeleverd worden. De kosten van het herstel van asfaltverhardingen komen voor rekening van de beheerder of aanbieder (zie paragraaf 6.3 veertiende lid).

  • 3.

    Alvorens een asfaltconstructie te verwijderen moeten de sleufkanten worden ingezaagd. De vrijgekomen materialen worden onderscheiden in:

    • -

      teerhoudend;

    • -

      niet teerhoudend.

Asfalt dient te worden verwijderd of verwerkt conform CROW publicatie 210 (richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt).

  • 4.

    Asfaltverhardingen dienen door beheerder of aanbieder tijdelijk te worden hersteld met door beheerder of aanbieder voor diens rekening aan te leveren funderingsmaterialen, zand en betonklinkers of overeengekomen andere materialen.

  • 5.

    Na een opbreking in een gesloten verharding, zoals asfalt en cementbeton, dient de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder de sleuf tijdelijk dicht te blokken. Het definitief herstel van al deze tijdelijk dicht geblokte gesloten verhardingen, inclusief eventuele vervolgschade zal de gemeente vervolgens periodiek in één opdracht laten uitvoeren op werkelijke kosten voor rekening van de betreffende aanbieder(s) of beheerder(s). In afwijking van het voorgaande kan, in geval van een zeer grote opbreking, een andersluidende afspraak worden gemaakt met de gemeente.

  • 6.

    De opbouw van de gesloten verharding die tijdelijk worden dicht geblokt. De funderingsdikte dient de zelfde dikte te hebben als er opgebroken is. Boven op de fundering moet 50 mm schoon straatzand aangebracht worden en met betonklinkers of ander overeengekomen materialen dicht geblokt te worden. De bovenzijde van de betonklinkers moeten gelijk liggen met het ingezaagde asfalt.

Artikel 6.5 Werken in verontreinigde grond

  • 1.

    Ter voorbereiding en bij uitvoering van graafwerkzaamheden dienen de richtlijnen van CROW publicatie 307 “Kabels en leidingen in verontreinigde bodem” in acht te worden genomen. Deze uitgave is een afgeleide van CROW publicatie 132 “werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water”.

  • 2.

    Voorafgaand aan het graafwerk wordt op basis van het protocol voor uitvoering van vooronderzoek NEN 5725 door de initiatiefnemer bepaald wat de bodemkwaliteit is ter plaatse van de voorgenomen graafwerkzaamheden. Indien nodig wordt voorafgaand aan de graafwerkzaamheden bodemonderzoek verricht.

  • 3.

    Beheerder of aanbieder dient te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Wet Bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit.

  • 4.

    Het Besluit Bodemkwaliteit is van toepassing op het toepassen van grond, bagger en steenachtige bouwstoffen. Het is echter niet van toepassing indien grond binnen een werk tijdelijk wordt uitgenomen (ontgraven) om later weer teruggeplaatst te worden waarbij de grond het werk niet verlaat en de samenstelling ervan niet veranderd wordt.

  • 5.

    Bij het werken in (sterk) verontreinigde grond >25m3 is de Omgevingsdienst West-Holland het bevoegde gezag en gelden de afwijkende of aanvullende voorschriften van de Omgevingsdienst West-Holland (BUS-melding).

  • 6.

    Voor het afvoeren en verwerken van grond, vrijkomend uit de sleuven, wordt onderscheid gemaakt tussen niet-chemisch - en chemisch verontreinigde grond. Niet chemische verontreinigde grond wordt zo veel mogelijk teruggeplaatst, tenzij deze verontreinigd is met mechanische verontreinigingen (puin, hout etc.). Dan kan deze grond in overleg met de gemeente, onder voorwaarden en op kosten van de beheerder of aanbieder worden afgevoerd naar het gemeentelijk gronddepot. Chemisch verontreinigde grond kan worden teruggeplaatst (zie punt 5). Bij overschot dient de grond op kosten van de beheerder of aanbieder te worden afgevoerd naar een erkend verwerker. Daarbij dient gewerkt te worden conform CROW-publicatie 132.

  • 7.

    Het werken in de grond valt onder de Wet bodembescherming, art. 27 en 28, waarbij de beheerder of aanbieder dient aan te tonen dat de vereiste procedures zijn doorlopen, alvorens tot afvoer wordt overgegaan. Correspondentie met de betrokken instanties of bedrijven dient te worden overhandigd aan de gemeente.

  • 8.

    Als tijdens het uitvoeren van werkzaamheden buiten kantooruren grond vrijkomt, moet de betreffende beheerder of aanbieder er zorg voor dragen dat grond op milieuhygiënisch (technisch) verantwoorde wijze op zijn kosten tijdelijk wordt opgeslagen. De tijdelijk opgeslagen grond moet daarna, indien deze vervuild blijkt, op een milieuhygiënische verantwoorde wijze worden afgevoerd naar een erkende, gecertificeerde verwerker.

  • 9.

    De door beheerder of aanbieder af te voeren grond moet vergezeld gaan van een transportgeleidebiljet. Een kopie daarvan moet direct na het afleveren van de grond, getekend door de beheerder van het depot van de verwerker, aan de gemeente worden overlegd of gemaild.

Artikel 6.6 Eisen en uitvoering groenvoorzieningen

  • 1.

    De gemeente en de aanbieder, beheerder en/ of uitvoerder komen overeen welke groenvoorziening gehandhaafd moet worden en welke maatregelen worden genomen om schade aan te handhaven beplanting te beperken.

  • 2.

    Indien gedurende het werk schade ontstaat aan groenvoorzieningen dient dit direct door de aanbieder, beheerder of uitvoerder te worden gemeld per e-mail of telefoon aan de gemeente, onder vermelding van de locatie, werkzaamheden, naam en telefoonnummer van de aanbieder en naam en telefoonnummer van de uitvoerder.

  • 3.

    Verwijderde en/of volledig op de kern teruggesnoeide bomen, planten en struiken worden geacht verloren te zijn gegaan

  • 4.

    Verloren gegaan beplantingsmateriaal zal voor rekening van de beheerder of aanbieder door de gemeente in een hiertoe gunstig jaargetijde door nieuw materiaal worden vervangen. Hier is tevens begrepen 1 jaar onderhoud door de gemeente.

  • 5.

    Gazons, bermen, vlinderstrook en daarmede vergelijkbare grasvelden en –stroken moeten te breedte van de sleuf worden afgestoken, de vrijkomende zoden moeten worden afgevoerd.

  • 6.

    Na aanvullen van de sleuf op de vereiste kwaliteit en hoogte zal, voor rekening van de beheerder of aanbieder, door de gemeente in een hiertoe gunstig jaargetijde nieuw gazon, berm, vlinderstrook e.d. van de ter plaatse vereiste samenstelling worden ingezaaid. Hierin is tevens begrepen 1 jaar onderhoud door de gemeente.

Artikel 6.7 Bescherming bomen

  • 1.

    Alle werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de eisen binnen het Handboek Bomen 2016, voor zover de eisen in dit Handboek kabels en leidingen niet afwijken van de eisen in het Handboek Bomen.

  • 2.

    Aanvullend op hoofdstuk 6.7 lid 1 dient de gemeente door de aanbieder, beheerder of uitvoerder in de gelegenheid te worden gesteld de wortels, kabels en leidingen te inspecteren alvorens tot aanvullen van de sleuf mag worden overgegaan.

  • 3.

    Aanvullend op hoofdstuk 12 vellen bomen en rooien stobben van het Handboek Bomen 2016 dienen stobben altijd gerooid te worden. Het rooien van stobben dient conform artikel 12.12 tot en met 12.18 uit het Handboek Bomen 2016 uitgevoerd te worden.

  • 4.

    Bij tegenstrijdigheden tussen ander beleid, standaards, handboeken en regelgevingen en het onder lid 1 genoemde Handboek Bomen 2016 prevaleert (voor zover niet specifiek anders voorgeschreven) het onder lid 1 genoemde Handboek Bomen 2016.

  • 5.

    Het Handboek Bomen 2016 is tegen betaling van € 185,00 verkrijgbaar bij het Norminstituut Bomen (www.norminstituutbomen.nl).

  • 6.

    De gemeente moet door de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder in de gelegenheid worden gesteld de wortels, kabels en leidingen te inspecteren alvorens tot aanvullen van de sleuf mag worden overgegaan.

Artikel 6.8 Herstel groenvoorzieningen

  • 1.

    De grond dient op zodanige wijze te zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond. Reservering voor klink mag maximaal 10 cm bedragen.

  • 2.

    Te handhaven beplanting die toch tijdelijk verwijdert moeten worden dienen ingekuild of goed afgedekt te worden. Direct na het gereedkomen van de grondwerkzaamheden dien de uitgenomen beplanting ter plaatse zijn terug geplant.

  • 3.

    Bij de instemmings- of vergunningsverlening kunnen aparte specifieke afspraken gemaakt worden over bijzondere omstandigheden, dan wel afwijkende voorwaarden of werkzaamheden.

Artikel 6.9 Geschillen

Alle geschillen die voortvloeien uit een vergunning of instemmingsbesluit met de daaraan verbonden voorschriften en –beperkingen, zoals deze in hoofdstuk 1tot en met 6 van deze Handboek zijn vermeld, zijn onderworpen aan de voorschriften over bezwaar en beroep uit de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 7. Aansprakelijkheid, schade en schadevergoedingen

Artikel 7.1 Aansprakelijkheid

  • 1.

    Ongeacht de beheerder of aanbieder door de gemeente en/of goedkeuring door andere bevoegde instanties, is de beheerder of aanbieder jegens de gemeente en/of derden volledig aansprakelijk voor schade als gevolg van de uitvoering van het werk.

  • 2.

    De gemeente is niet aansprakelijk voor schade die de aanbieder, beheerder en/of grondroerder of derden lijden, ingeval kabels en leidingen van verschillende telecom- en/of nutsbedrijven door afwijking van de door haar gegeven aanwijzingen en richtlijnen in lengterichting boven elkaar of te dicht bij elkaar zijn of worden gelegd en dit is te wijten aan het feit dat bij het leggen is afgeweken van de door of namens gemeente gegeven schriftelijke aanwijzingen en richtlijnen.

  • 3.

    De aanbieder en/ of beheerder vrijwaart de gemeente tegen alle aanspraken van derden wegens schade, die het gevolg zijn van het (ver)leggen, verwijderen, repareren e.d. van kabels en leidingen in opdracht van de aanbieder en/of beheerder.

  • 4.

    De aanbieder en/of beheerder is aansprakelijk voor alle schade aan gemeente-eigendommen die het gevolg is van het (ver)leggen, verwijderen repareren e.d. van leidingen. Bij gecombineerde leidingaanleg zijn de deelhebbende bedrijven hoofdelijk aansprakelijk jegens de gemeente.

  • 5.

    Het bepaalde in derde en vierde lid geldt evenzeer indien het (ver)leggen c.q. verwijderen van kabels en leidingen wordt uitgevoerd in opdracht van c.q. op verzoek van de gemeente.

  • 6.

    Kabels en leidingen die zijn gelegd in afwijking van aanwijzingen, richtlijnen e.d. van de gemeente dienen op eerste aanzegging door de gemeente door en voor rekening van de betreffende beheerder of aanbieder te worden verlegd naar de door de gemeente aan te geven plaats c.q. hoogte.

Artikel 7.2 Schade en schadevergoedingen

  • 1.

    De in dit hoofdstuk vermelde bepalingen maken geen onderdeel uit van het instemmingsbesluit. Deze bepalingen vormen een concretisering van het bepaalde in artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet dan wel, na wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, van het bepaalde van artikel 5.7.

  • 2.

    De in dit hoofdstuk vermelde bepalingen maken geen onderdeel uit van de vergunning.

  • 3.

    De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en een representatieve vertegenwoordiging van de telecomaanbieders hebben overeenstemming bereikt over de rekenmethodiek en de tarieven van de Richtlijn Tarieven (graaf)werkzaamheden telecom voor de berekening van de schadevergoeding in verband met de opgebroken bestrating. De schadefactuur zal betrekking hebben op de onderhouds- en beheerkosten en, indien van toepassing, de degeneratiekosten, uitgedrukt in een percentage van de uitvoeringskosten, conform het gestelde in de artikelen 8 en 7 van de Richtlijn (B2=tarief). De aldus afgesproken forfaitaire bedragen zullen de betrokken aanbieders, die zelf zorg dragen voor herstel en onderhoud (12 maanden garantie) in rekening worden gebracht. De tarieven zullen jaarlijks worden geïndexeerd.

  • 4.

    Indien de gemeente heeft aangegeven, overeenkomstig het gestelde in paragraaf 6.3 eerste lid, tweede volzin, dat zij het herstel in eigen beheer zal laten uitvoeren, zal aan de aanbieder het A-tarief van de genoemde VNG-Richtlijn in rekening worden gebracht.

  • 5.

    Gelet op de algemene bekendheid en het gezag van deze rekenmethodiek en tarieven, gaat de gemeente ervan uit dat de Richtlijn door de aanbieder en beheerder wordt geaccepteerd.

  • 6.

    Voor zover de Richtlijn geen tarieven vermeldt, bijvoorbeeld voor herstel van groenvoorzieningen, dienen per geval afspraken te worden gemaakt.

  • 7.

    Wanneer de herbestrating betreft een tracé door jonge bestrating als bedoeld in de paragraaf 4.2 vijfde lid, eist de gemeente herstel door de beheerder of aanbieder over de gehele straat- of trottoirbreedte dan wel zal de gemeente het herstel over de gehele straat- of trottoirbreedte in eigen beheer laten uitvoeren en de kosten daarvan aan de beheerder of aanbieder in rekening brengen. Deze kosten bestaan dan uit het VNG-tarief over die gehele straat- of trottoirbreedte, verminderd met 20% gatvergroting en, bij klinkers, degeneratiekosten. Voor de beheerder: zie negende lid.

  • 8.

    Indien de gemeente ten gevolge van het werk en de inbeslagname van de weg, hetzij direct hetzij in een later stadium, tijdelijke maatregelen of voorzieningen moet treffen, zoals verkeersmaatregelen, de verplaatsing of verwijdering van gemeentelijke eigendommen en het uitbreiden van de openbare verlichting, zullen de werkelijke, marktconforme kosten hiervan aan de aanbieder in rekening worden gebracht.

  • 9.

    In de hierboven genoemde schadevergoeding zoals aangegeven in het tweede tot en met zevende lid in verband met de opengebroken bestrating geldt voor de beheerder dat in de geest van genoemde rekenmethodiek van de Richtlijn Tarieven (graaf)werkzaamheden dezelfde voorwaarden (12 maanden garantie) en tarieven gelden voor het tot stand komen van een factuur.

  • 10.

    Aanvullend op hoofdstuk 6.7 lid 1: Eventuele schadeberekeningen ten aanzien van bomen dienen, voor zover niet specifiek anders voorgeschreven, te worden getaxeerd volgens de op het moment van schade geldende richtlijnen van de NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen).

  • 11.

    Bij een beheerder of aanbieder toerekenbare beschadiging van een boom of het niet naleven van de in het Handboek Bomen 2016 of eventuele latere versies, bij algemene bepalingen artikel 2 zesde lid, van de onder 2.1 tot en met 2.4 gestelde bepalingen geldt, ongeacht de eventuele schade omvang, een boeteclausule van minimaal €500. Gestelde boeteclausule is steeds wederkerig van toepassing voor iedere keer dat er sprake is van een aan de beheerder of aanbieder toerekenbare beschadiging van een boom of wanneer de bepalingen 2.1 tot en met 2.4 niet worden nageleefd.

  • 12.

    Herstel van schade aan gemeentelijke eigendommen zal in overleg met de gemeente en voor rekening van de aanbieder of uitvoerder worden verricht. Indien de aanbieder of uitvoerder daarvoor toestemming heeft verkregen, mag deze zelf het herstel uitvoeren. Indien de aanbieder of uitvoerder toestemming heeft verkregen om bij schade aan huisrioolaansluitingen en kolkaansluitingen zelf het herstel te mogen uitvoeren, dient dit herstel te geschieden onder de volgende voorwaarden. De aansluiting waaraan de schade is toegebracht dient te worden vervangen door een PVC-buis met noodzakelijke hulpstukken, klasse 34, met gelijke diameter en de eventueel noodzakelijke hoekverdraaiingen mogen bij huisrioolaansluitingen niet groter zijn dan 30 graden en bij kolkaansluitingen niet groter dan 45 graden.

  • 13.

    Materialen en containers die gedurende de in paragraaf 5.3 vierde lid genoemde werkonderbrekingen tijdens vakantie en feestdagen op het werkterrein of het opslagterrein aanwezig zijn worden van gemeentewege op kosten van de beheerder of aanbieder verwijderd.

  • 14.

    Indien het werkterrein en het opslagterrein na afloop van het werk niet schoon worden opgeleverd, zal dit door of namens de gemeente geschieden en zullen de werkelijke kosten hiervan aan de aanbieder in rekening worden gebracht.

  • 15.

    Beheerder of aanbieder zal de redelijkerwijs mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat de gemeente dan wel derden ten gevolge van het werk schade lijden.

  • 16.

    Indien tijdens werkzaamheden beschadigingen optreden dan dient de beheerder of aanbieder deze direct te melden aan de gemeente en aan de beheerder van het beschadigde eigendom. Hierna geeft de beheerder of aanbieder zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 24 uur nadat hem daarvan is gebleken, schriftelijk kennis aan de gemeente t.a.v. de toezichthouder. Bij schade aan ondergrondse voorzieningen kan worden gedacht aan schade aan de hoofdriolering, huisaansluitingen, kolken en kolkaansluitingen op het riool, peilbuizen, kabels van de openbare verlichting en verkeersregelinstallaties, drainageleidingen en ondergrondse containers.

  • 17.

    Het herstel of vergoeding van opgetreden schade vindt plaats in overleg en is voor rekening van de veroorzaker. Uitgangspunt bij het herstel van de (voorziene) schade als gevolg van de werkzaamheden is dat, voor zover de Wegenwet hierin niet voorziet, de aanbieder, beheerder of uitvoerder de situatie in de oorspronkelijke staat herstelt of de schade vergoedt binnen de door het college te stellen termijn.

  • 18.

    Voor schade die zich als gevolg van leidingwerkzaamheden achteraf openbaart of in geval van verborgen gebreken is de aanbieder, beheerder en/ of uitvoerder aansprakelijk. Voorbeelden hiervan zijn onder andere:

    • -

      werkzaamheden waarbij de overlevingskans van de aanwezige/teruggeplaatste beplanting gering is en deze beplanting vervangen dient te worden;

    • -

      werkzaamheden waarbij boomwortels zodanig zijn aangetast dat de overlevingskans of stabiliteit van de boom verloren is gegaan;

    • -

      aantasting (ecologische) kwaliteit groeiplaats.

  • 19.

    In geval van schade of vervanging aan/van groenvoorzieningen zal de gemeente voor herstel c.q. vervanging zorgdragen. De kosten hiervan zullen voorafgaand aan het herstel worden geraamd en worden doorbelast aan de beheerder of aanbieder.

  • 20.

    Bij schade buiten de sleuf of het werkgebied ten gevolge van werkzaamheden is de aanbieder, beheerder en/of uitvoerder aansprakelijk. Hierbij kan o.a. worden gedacht aan schade aan voet-/fietspaden, groenstroken etc. als gevolg van rijden/parkeren door voertuigen of ander materieel. Afhankelijk van de situatie kan het wenselijk zijn voorafgaand aan de werkzaamheden een (gezamenlijke) schouw uit te voeren waarbij de bestaande situatie wordt nagegaan en vastgesteld. Ontstane schade als bedoeld zal door de veroorzaker worden vastgelegd in een schaderapport voorzien van fotomateriaal.

  • 21.

    De beheerder of aanbieder vrijwaart de gemeente voor alle vorderingen van derden tot vergoeding van schade, die ten gevolge van het maken, gebruiken, onderhouden, in stand houden of opruimen aan eigendommen van derden wordt toegebracht.

  • 22.

    De gemeente vrijwaart de beheerder of aanbieder niet voor schade, tenzij de schade is ontstaan door schuld van de gemeente.

  • 23.

    Alle ontstane schade zal door de veroorzaker worden vastgelegd in een schaderapport voorzien van fotomateriaal en overhandigd worden aan de gedupeerde.

  • 24.

    Alle geschillen inzake de in hoofdstuk 7 van dit Handboek wat betreft de aanbieders vermelde schadevergoeding zullen, ongeacht de hoogte van de vordering, worden beslist door de kantonrechter overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 5 van de Telecommunicatiewet.

  • 25.

    Alle geschillen inzake de in hoofdstuk 7 van deze Handboek wat betreft de beheerders vermelde schadevergoeding zullen worden beslist door de absoluut en relatief bevoegde burgerlijke rechter.

Artikel 7.3 Verzekeringen

  • 1.

    Aanbieder dient een Construction All Risk verzekering af te sluiten, welke dekking biedt voor een bedrag van minimaal € 5.000.000,00 tegen:

    • -

      beschadiging, verlies of vernietiging van het werk, waaronder de voor het werk bestemde materialen;

    • -

      het risico van aansprakelijkheid voor schade aan goederen van derden, en de daaruit voortvloeiende gevolgschade, alsmede voor dood en/of lichamelijk letsel van personen, veroorzaakt door de uitvoering van het werk.

  • 2.

    De dekking van de bouwverzekering loopt minstens vanaf de dag dat dit werk op het werkterrein een aanvang neemt tot het eind van de onderhoudsperiode.

  • 3.

    Onverminderd het in voorgaande artikelen van deze paragraaf bepaalde zullen aanbieder en haar mede- en onderaannemers voor eigen rekening zorg moeten dragen voor de verzekeringen tegen schade als gevolg van Wettelijke Aansprakelijkheid welke voortvloeit uit het gebruik van aannemersmateriaal bij de uitvoering van het werk.

  • 4.

    Objecten waarvoor een verzekeringsplicht krachtens de Wet Aansprakelijk-heidsverzekering Motorvoertuigen (WAM) geldt, dienen in overeenstemming met de voorschriften van de WAM, evenals tegen het werkrisico verzekerd te zijn. Alleen door de in de vorige zin bedoelde verzekering gedekte motorrijtuigen mogen voor het werk worden gebruikt.

Artikel 7.4 Veiligheid

  • 1.

    Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden. De op dit gebied van kracht zijnde voorschriften moeten op het werk beschikbaar zijn.

  • 2.

    Het personeel dat bij de werkzaamheden is betrokken moet zijn geïnstrueerd met betrekking tot de op de bouwplaats geldende wetten en regels ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden. Leidinggevend personeel van de uitvoerende partij en de aanbieder en beheerder moeten erop toezien dat de van toepassing zijnde voorschriften worden nageleefd.

  • 3.

    Voor de aanvang van de werkzaamheden moet een Veiligheids- en Gezondheidsplan (V&G plan) zijn opgesteld door de beheerder of aanbieder en aan de gemeente zijn overhandigd. In dit plan moet minimaal het volgende zijn opgenomen:

    • -

      de van kracht zijnde veiligheidsvoorschriften;

    • -

      milieuvoorschriften;

    • -

      de wijze waarop de instructie en voorlichting van het personeel wordt geregeld;

    • -

      de wijze waarop het toezicht is geregeld;

    • -

      de wijze waarop verontreiniging van het milieu wordt voorkomen respectievelijk beheerst;

    • -

      een risico-inventarisatie en -evaluatie met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden;

    • -

      de wijze waarop de afhandeling van calamiteiten en ongevallen wordt geregeld.

  • 4.

    Het personeel dat bij de werkzaamheden is betrokken, moet zijn geïnstrueerd met betrekking tot de op de bouwplaats geldende V&G plan. Leidinggevend personeel van de uitvoerende partij moeten erop toezien dat het gestelde in het plan stipt wordt nageleefd.

  • 5.

    De toezichthouder controleert vanuit de publieke taakstelling van de gemeente of het werk veilig wordt uitgevoerd en is bevoegd om, bij onveilige situaties, correctieve maatregelen te af te dwingen.

Aldus vastgestled in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem op 1 december 2015

M.E. Spreij,

de gemeentesecretaris

mr. K.M. van der Velde-Menting,

de burgemeester

Naar boven