ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING BUSSUM 2015

 

 

De raad van de gemeente Bussum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van

Bussum, nummer FRV15.15;

overwegende dat:

  • -

    in verband met een gemeentelijke herindeling van de gemeenten Naarden, Muiden en Bussum per 1 januari 2016 er drie Algemene Subsidieverordeningen moeten worden geharmoniseerd;

  • -

    het voor het subsidieproces noodzakelijk is dat er snel een gelijkluidende tekst is voor het gehele grondgebied van de toekomstige gemeente Gooise Meren, zodat in alle drie de te fuseren gemeenten een gelijke procedure geldt voor het aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidies en deze procedure duidelijk is voor alle bewoners en instellingen van de te fuseren gemeenten;

  • -

    dat de vast te stellen tekst vanwege overgangsrecht uit de wet algemene regels herindeling (wet ARHI) twee jaar geldend is voor de nieuwe gemeente Gooise Meren;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 28 wet algemene regels herindeling.

b e s l u i t :

vast te stellen de Algemene subsidieverordening Bussum 2015.

HOOFDSTUK 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bussum;

  • b.

    Raad: de raad van de gemeente Bussum;

  • c.

    awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    eenmalige subsidie: Eenmalig zijn subsidies:

    • 1.

      die voor het eerst worden aangevraagd;

    • 2.

      incidentele projecten;

    • 3.

      activiteiten die niet regelmatig terugkeren;

    • 4.

      en die voor een van tevoren bepaalde periode voor maximaal vier jaar aaneensluitend kunnen worden verstrekt.

  • a.

    jaarlijkse subsidie: een subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling wordt verstrekt.

  • b.

    eigen middelen: al het vermogen van een instelling alsmede het vermogen van de gelieerde rechtspersoon;

  • c.

    begroting: overzicht van de verwachte kosten en opbrengsten voor een bepaalde periode verbonden aan de doelstelling van de instelling;

  • d.

    activiteitenbegroting: begroting van de activiteiten waarbij kosten en opbrengsten aan de activiteit of cluster van activiteiten zijn toegerekend, inclusief personeelslasten en accommodatielasten, vastgesteld of goedgekeurd door het ter zake bevoegde gezag van de instelling;

  • e.

    gelieerde rechtspersoon of instelling: instellingen die om niet een geldbedrag ter beschikking stellen aan subsidieaanvrager en waarover de subsidieaanvrager steeds weer de beschikking kan krijgen;

    • a.

      instellingen ten aanzien waarvan de subsidieaanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer bestuursleden,

    • b.

      instellingen ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze (mede) ten doel hebben de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen;

  • f.

    boekjaar: staat gelijk aan een kalenderjaar;

  • g.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens bepaald wettelijk voorschrift;

  • h.

    gewaarmerkt IBAN nr.: een scan of een screenshot van het meest recente (digitale) bankafschrift waaruit het IBAN rekeningnummer blijkt;

  • i.

    bevoorschotting: het verlenen van een voorschot indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling van de subsidie zal worden vastgesteld;

Artikel 2. Algemene bepalingen.

  • 1.

    Op de verstrekking van per boekjaar verleende subsidies zijn de bepalingen van afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing, tenzij daarvan in deze verordening is afgeweken.

  • 2.

    Het college kan op verzoek van een subsidieaanvrager van een boekjaar afwijken.

  • 3.

    Het college kan subsidie verstrekken ten behoeve van door (een groep van) natuurlijke personen georganiseerde activiteiten. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn, voorzover mogelijk, van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Bij een subsidie die voor het eerst wordt aangevraagd, zal eerst een eenmalige subsidie worden verstrekt, indien de aanvraag voldoet aan de gestelde voorwaarden in deze verordening.

Artikel 3. Reikwijdte verordening.

De Raad kan bepalen dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie worden verstrekt:

  • a.

    algemeen bestuur

  • a.

    openbare orde en veiligheid;

  • b.

    verkeer, vervoer en waterstaat;

  • c.

    economische zaken;

  • d.

    onderwijs;

  • e.

    cultuur en recreatie;

  • f.

    sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

  • g.

    volksgezondheid en milieu;

  • h.

    ruimtelijke ordening en volkshuisvesting

alsmede andere beleidsterreinen, indien en voor zover daartoe de raad bij vaststelling van de gemeentebegroting een doel benoemt en financiële middelen beschikbaar stelt.

Artikel4. Bevoegdheid college.

  • 1.

    Het college kan nadere regels stellen over de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in artikel 3.

  • 2.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van deze verordening en de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld door de Raad.

  • 3.

    Het college is bevoegd de bepalingen van hoofdstuk 7 van deze verordening toe te passen.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud.

  • 1.

    De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de gemeentebegroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s) voor de beleidsterreinen.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafond(s) wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen en verleende subsidies.

  • 3.

    Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 2. Aanvraag van de subsidie

Artikel 6. Eenmalige subsidies.

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt ingediend bij het college met behulp van een aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager, indien niet eerder opgevraagd, minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten en prestaties waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • a.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • b.

      de begroting van de activiteiten waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het plan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • c.

      een gewaarmerkt IBAN-rekeningnummer;

  • 3.

    Indien een aanvrager een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is, voegt deze een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening, gewaarmerkt IBAN-rekeningnummer, inschrijving KvK als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede lid en derde lid genoemde gegevens te verlangen, die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk of wenselijk, zijn.

Artikel 7. Jaarlijkse subsidies

.

    • 1.

      De aanvraag voor een subsidie wordt ingediend bij het college met behulp van een aanvraagformulier.

    • 1.

      Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager minimaal de volgende gegevens:

  • a.

    een beschrijving van de activiteiten en prestaties waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

  • c.

    de begroting en de balans van de instelling en de begroting van de activiteiten waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het plan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen aangevraagde subsidies dan wel vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • 3.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede lid genoemde gegevens te verlangen, die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk of wenselijk, zijn.

Artikel 8. Aanvraag- en beslistermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt tussen 15 juni en 15 augustus ingediend in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een eenmalige subsidie moet tenminste 13 weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit worden ingediend.

  • 3.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

  • 4.

    Het college beslist op een aanvraag voor zowel een jaarlijkse- als een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 5.

    Het college kan de termijn voor het nemen van een beslissing op de aanvraag verdagen tot maximaal 22 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

HOOFDSTUK 3. Weigering van de subsidie

Artikel 9.Weigeringsgronden.
  • 1.

    Het college kan naast de weigeringsgronden van artikel 4:25 en 4:35 Awb een aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente Bussum of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente Bussum of haar ingezetenen.

  • 2.

    Subsidiëring van activiteiten kan voorts worden geweigerd:

  • a.

    indien de aanvrager naar het oordeel van het college redelijkerwijs uit eigen middelen of middelen van derden zelf in de kosten daarvan kan voorzien;

  • b.

    indien de subsidie naar het oordeel van het college naar verwachting niet of onvoldoende zal worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    indien gelijksoortige activiteiten als die waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds door de gemeente wordt gesubsidieerd en

  • I.

    aan uitbreiding van die gesubsidieerde activiteiten geen aantoonbare behoefte bestaat, of

  • II.

    de reeds gesubsidieerde (rechts)persoon blijkens de bij de aanvraag ingediende stukken over voldoende middelen beschikt of kan beschikken, om de activiteiten waarvoor de subsidie is aangevraagd te bekostigen;

  • d.

    indien de aanvraag dan wel de aanvrager niet voldoet aan de overige in of krachtens deze verordening gestelde eisen;

  • e.

    indien de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd niet worden ondersteund door de Raad en of het college;

  • f.

    indien de aanvraag niet past binnen de inhoudelijke beleidskaders

Artikel 10. Wet BIBOB.

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 4. Verlening van de subsidie

Artikel 11. Verlening subsidie.

  • 1.

    Het besluit tot subsidieverlening bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      het maximumbedrag van de subsidie en -indien van toepassing- voor welk jaar;

    • c.

      op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt;

    • d.

      de wijze waarop bevoorschotting plaatsvindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorschriften aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 12. Bevoorschotting.

  • 1.

    Indien in een beschikking tot subsidieverlening een bedrag hoger dan € 7.500,- aan subsidie wordt verleend, wordt dit bedrag bevoorschot.

  • 2.

    In de beschikking tot het verlenen van de subsidie wordt het bedrag van het voorschot en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 3.

    Voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend.

  • 4.

    Het college schort de uitbetaling van voorschotten op de subsidie op, zodra het kennis heeft genomen van het besluit tot ontbinding van de rechtspersoon waaraan subsidie is verleend, danwel conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van een aanvrager is gelegd, of er sprake is van een ten aanzien van een aanvrager verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.

  • 5.

    Het college kan het verlenen van voorschotten opschorten als ordemaatregel, -vooruitlopend op het intrekken of wijzigen van de subsidieverlening- indien een aanvrager naar zijn oordeel niet in voldoende mate de aan de toekenning van de subsidie verbonden verplichtingen nakomt.

Artikel 13. Uitvoeringsovereenkomsten.

  • 1.

    Ter uitvoering van een besluit tot subsidieverlening kan een uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente en de aanvrager worden gesloten. In de uitvoeringsovereenkomst worden specifieke bepalingen opgenomen over de verplichting van de subsidieontvanger tot het leveren van producten en prestaties en de kosten die daarmee samenhangen.

  • 2.

    De subsidieontvanger met een uitvoeringsovereenkomst voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

HOOFDSTUK 5. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 14. Tussentijdse rapportage.

Bij subsidies, hoger dan € 25.000,- welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 15. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger / meldingsplicht.

De subsidieontvanger informeert het college per ommegaande schriftelijk:

    • a.

      over besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • a.

      over relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • b.

      over ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • c.

      als de activiteiten, waarvoor de subsidie is verstrekt, niet of niet geheel zullen worden verricht.

  • 1.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Awb.

  • 2.

    Het college is bevoegd om naast de voorwaarden en verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 en 4:70 Awb en met inachtneming van de artikelen 4:38 en 4:39 Awb voorwaarden en verplichtingen aan het besluit tot subsidieverlening te verbinden die al dan niet strekken tot de verwezenlijking van het doel van de subsidie of betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

Artikel 16. Gelieerde rechtspersonen en of instellingen.

Bij een subsidieaanvraag tot subsidie verlening en tot vaststelling kan de verplichting worden opgelegd dat een opgave wordt gedaan van de met de aanvrager gelieerde rechtspersonen en of instellingen, alsmede van de aard van de betrekkingen met die rechtspersonen en of instellingen

HOOFDSTUK 6. Verantwoording en vaststelling subsidie.

Artikel 17. Verantwoording subsidies tot € 7.500, -.

  • 1.

    Subsidies tot 7.500,- euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b,kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 18. Verantwoording subsidies vanaf € 7.500 tot € 25.000,-.

  • 1.

    Indien de subsidieverlening € 7.500 of meer bedraagt, maar minder dan € 25.000, dient de subsidieontvanger een volledige aanvraag tot vaststelling in bij het college:

  • a.

    bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na de voltooiing van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend;

  • b.

    bij een jaarlijkse subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk en financieel verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en de overeengekomen prestaties zijn geleverd.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 19. Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,-.

  • 1.

    Indien de subsidieverlening € 25.000 of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger een volledige aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • a.

      bij een jaarlijkse subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk en financieel verslag over de activiteiten van het afgelopen subsidiejaar.

  • 3.

    Het verslag als bedoeld in lid 2 bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten en een vergelijking tussen de voorgeschreven en gerealiseerde doelstellingen en activiteiten en, voor zover van toepassing, een toelichting op verschillen;

    • b.

      een staat van inkomsten en uitgaven, toegerekend naar de activiteiten;

    • c.

      een toelichting op deze staat van inkomsten en uitgaven;

    • d.

      een accountantsverklaring;

    • e.

      een balans van het afgelopen jaar met een toelichting daarop.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 20. Vaststelling subsidie.

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Het college kan de termijn voor het nemen van een beslissing op de aanvraag tot vaststelling verdagen tot maximaal 22 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Artikel 21 Betaling.

Het subsidiebedrag wordt betaald binnen vier weken na bekendmaking van het besluit subsidievaststelling onder verrekening van reeds betaalde voorschotten, tenzij het college in het besluit een andere termijn of betaling in termijnen heeft aangegeven.

HOOFDSTUK 7. Overige Bepalingen.

Artikel 22. Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming.

  • 1.

    In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 tweede lid Awb legt het college een vergoedingsplicht op.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de reële waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 3.

    In geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige aangewezen door de gemeente.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

Artikel 23. Bestuurlijk ingrijpen.

  • 1.

    Het college is bevoegd aan het bestuur van een door de gemeente Bussum gesubsidieerde instelling de aanwijzing te geven, dat zij haar statutaire of feitelijke taken en bevoegdheden overdraagt aan één of meer door het college aan te wijzen bewindvoerders, als het college van oordeel is dat, één van de onderdelen a t/m d aan de orde is:

  • a.

    met het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten een wezenlijk gemeentelijk belang wordt gediend;

  • b.

    een aanzienlijk risico bestaat dat de gesubsidieerde instelling geheel of grotendeels niet in staat zal zijn de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren;

  • c.

    de activiteiten niet op korte termijn door een andere instelling kunnen worden overgenomen;

  • d.

    het aanwijzen van een bewindvoerder de enige mogelijkheid is tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de gesubsidieerde instelling de aanwijzing niet binnen de in de aanwijzing vastgestelde termijn uitvoert, is het college bevoegd de verleende subsidie geheel of gedeeltelijk in te trekken en reeds betaalde voorschotten terug te vorderen.

  • 3.

    Het college kan de aanwijzing tussentijds wijzigen.

  • 4.

    De aanwijzing vervalt op een door het college te bepalen tijdstip, maar uiterlijk een jaar na de bekendmaking van het aanwijzingsbesluit, tenzij de instelling met verlenging van de aanwijzing instemt.

Artikel 24. Toezichthouders.

Het college kan toezichthouders, als bedoeld in artikel 5:11 Awb, aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.

Artikel 25. Verrekening.

Het college is met toepassing van artikel 4:93 Awb bevoegd de op basis van deze verordening te betalen (voorschotten op) verleende subsidies en na de vaststelling na te betalen bedragen te verrekenen met opeisbare vorderingen die de gemeente Bussum op de aanvrager heeft.

HOOFDSTUK 8. Slotbepalingen.

Artikel 26. Zaken waarin de verordening niet voorziet.

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 27. Hardheidsclausule.

Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 28. Overgangsbepalingen.

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór datum inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Bussum eerste wijziging.

Artikel 29. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Algemene subsidieverordening Bussum 2015’.

Artikel 30. Slotbepaling.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de bij raadsbesluit van 30 januari 2014 vastgestelde ‘eerste wijziging op de Algemene Subsidieverordening gemeente Bussum’

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Bussum, gehouden op 28 september 2015.

de voorzitter, de griffier,

Naar boven