Gemeenteblad van Goirle
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goirle | Gemeenteblad 2015, 120472 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goirle | Gemeenteblad 2015, 120472 | Verordeningen |
Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Goirle 2016
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
a. openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan Gedeputeerde Staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet, zoals aangegeven op de topografische kaart in de bijlage;
e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening;
g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
2. Het bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.10, vierde lid, artikel 2.11 of artikel 4.11 van deze verordening.
Artikel 1.3 Indiening aanvraag
1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan zes weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2. Voor bepaalde, door het bevoegde orgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twaalf weken.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening of bij wet anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
2. Een ieder, die op een openbare plaats aanwezig is bij enig voorval, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
6. Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2.11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2.15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2.16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.18 Rookverbod in bossen en natuurgebieden
1. Het is verboden te roken in bossen, of heidegronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door burgemeester en wethouders aangewezen periode.
2. Het is verboden in bossen, op heidegronden of binnen een afstand van honderd meter daarvan voor zover het de open lucht betreft brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
3. Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, erven.
Artikel 2.21 Voorzieningen voor verkeer, verlichting, brandkranen en nutsvoorzieningen
1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden, voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting, brandkraanbordjes en aanduidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2. Het college maakt tevoren aan de rechthebbende zijn besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.
3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.
Artikel 2.24 Begripsomschrijving
Artikel 2.27 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
1. openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden.
2. terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2.28 Exploitatie openbare inrichting
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van deze verordening kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op dinsdag t/m vrijdag tussen 02.00 en 05.00 uur en op zaterdag, zondag, maandag en de dag na een officiële feestdag als bedoeld in het tweede lid tussen 04.00 en 05.00 uur.
2. Tweede Paasdag, Koningsdag, Nationale Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en Eerste en Tweede Kerstdag worden voor de toepassing van het eerste lid aangemerkt als officiële feestdag.
3. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
5. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2.28, vierde lid onder a, van deze verordening gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
6. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
7. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.30 Afwijking sluitingsuur, tijdelijke sluiting
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b Opiumwet.
Artikel 2.31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
b. zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens de artikelen 2.29 en 2.30 van deze verordening;
c. op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van de zitplaatsen die aanwezig zijn op het terras.
Artikel 2.32 Handel binnen openbare inrichtingen
1. In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2. De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.
Artikel 2.33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2.27 van deze verordening geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van de artikelen 2.28 tot en met 2.30 van deze verordening.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- paracommerciële rechtspersoon,
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
Als een paracommercieel rechtspersoon, als bedoeld in het eerste lid, wedstrijd- of verenigingsactiviteiten organiseert, die eindigen tijdens het laatste uur voor het aflopen of na afloop van de genoemde schenktijden, is het toegestaan, in aanvulling op die schenktijden, alcoholhoudende drank te verstrekken tot 1 uur na beëindiging van die activiteit.
Artikel 2.34c Verbod ‘happy hours’
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras, bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse, tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter, lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2.35 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder inrichting: elke al of niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op automaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Artikel 2.41 Betreden gesloten woning of lokaal
1. Het is verboden een krachtens artikel 174a Gemeentewet gesloten woning of lokaal, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorende erf te betreden.
2. Het is verboden een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of lokaal wegens dringende redenen noodzakelijk is.
4. De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.
Artikel 2.42 Plakken en kladden
Artikel 2.43 Vervoer plakgereedschap e.d.
1. Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap.
2. Dit verbod is niet van toepassing, indien de in dat lid bedoelde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2.42 van deze verordening.
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen
1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
2. Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.46 Rijden over bermen e.d.
1. Het is verboden met voertuigen die niet voorzien zijn van rubberbanden te rijden over de berm, de glooiing of de zijkant van een weg, tenzij dit door de omstandigheden redelijkerwijs wordt vereist.
2. Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken.
Artikel 2.48 Verboden drankgebruik
Het is personen, die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken dan wel bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat net gedragingen, die de openbare orde verstoren, het woon-en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;
Artikel 2.57 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie
Artikel 2.58 Verontreiniging door honden
1. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2.59 Gevaarlijke honden
De rechthebbende (vee), dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2.68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2.71 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk, dat wat daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.
Artikel 2.72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
1. Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen, dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
2. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op af aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, als dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam zijn of daarin te bemiddelen.
AFDELING 15 BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1, 2.10, 2.11, 2.16, , 2.26, 2.47, 2.48, 2.50, of 5.34 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
Regels aangaande hoofdstuk 3 zijn te vinden in de Verordening op de prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen.
Hoofdstuk 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen
a. Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer.
b. inrichting: een inrichting type A of type B, als bedoeld in het Besluit;
c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, leidinggevende of anderszins een inrichting drijft;
d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
e. incidentele festiviteit: festiviteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening op sportterreinen, artikel 3.148 lid 1 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer van de volgende delen: Goirle en Riel.
4. Het college maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
5. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 8 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
2. Het is een inrichting toegestaan maximaal 8 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij artikel 3.148 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
3. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
4. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 70 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
5. De geluidswaarde als bedoeld in het vierde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwen gelaten.
6. De geluidsnorm als bedoeld in het vierde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.
7. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
Het college kan nadere regels stellen ter voorkoming of beperking van geluidhinder bij collectieve of incidentele festiviteiten.
Artikel 4.5 Onversterkte muziek
Artikel 4.6 Overige geluidhinder
1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
2. Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.
3. Het verbod geldt niet, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de Provinciale Milieuverordening Noord Brabant of het Vuurwerkbesluit.
4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 4.6b (Geluid)hinder door bromfietsen e.d.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder ontstaat.
Artikel 4.6c (Geluid)hinder door vrachtauto's
1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.
2. Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van of vanwege de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.9 Toestand van sloten en andere wateren en niet- openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Een vergunningsplicht zoals genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel geldt niet voor:
het vellen van een boom die binnen 50 centimeter van de erfgrens staat, gemeten vanaf het midden van de voet van de boom, als gevolg van het bepaalde in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek; het vellen van houtopstanden groter dan 10 are of een bomenrij bestaande uit meer dan 20 bomen, gelegen buiten de bebouwde kom behoudens houtopstanden op erven en in tuinen. het vellen van de volgende houtopstanden (conform artikel 15.2 van de Boswet):
Artikel 4:12a Instandhoudingsplicht en handhaving
Indien een beschermde houtopstand waarvoor een vergunningsplicht geldt zoals beschreven in artikel 4.11 van deze verordening, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op ernstige wijze is beschadigd waardoor deze in het voortbestaan wordt bedreigd kan bevoegd gezag de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Artikel 4:12b Afstand tot erfgrens
De afstand tot de erfgrens waarbinnen het niet geoorloofd is bomen, heesters of heggen te hebben, zoals bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek is, vastgesteld op 50 centimeter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4.15 Vergunningplicht handelsreclame
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
Opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Hoofdstuk 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990).
Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
1. Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.
2. Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5.6 Kampeermiddelen e.d.
Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd dan wel een kampeerauto als bedoeld in artikel 1.1 van het Voertuigreglement:
Artikel 5.7 Parkeren van reclamevoertuigen
1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5.8 Parkeren van grote voertuigen
1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, of een oplegger of een aanhangwagen, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,40 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading of een oplegger of een aanhangwagen, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg waar dit naar hun oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte;
3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
4. Het verbod in het tweede lid is voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.
5. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.
6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5.9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,40 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
2. Dit verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
Artikel 5.12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5.12a Slapen in voertuigen, kampeermiddelen en dergelijke op of aan de openbare weg
1. Het is verboden op of aan de openbare weg een voertuig, tent of soortgelijk onderkomen als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel daartoe gelegenheid te geven.
2. Het college kan plaatsen aanwijzen, waar het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is. Zij kunnen daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van die plaatsen.
3. Het verbod is niet van toepassing voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de daarop gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goed
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten delen voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.
4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
2. Het is verboden te venten op zondagen en maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 en 08.00 uur.
3. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Artikel 5.18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5.19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5.20 Afbakeningsbepalingen
1. Het verbod van artikel 5.18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
2. De weigeringsgrond van artikel 5.18, derde lid, onder a geldt niet voor bouwwerken.
Artikel 5.23 Organiseren van een snuffelmarkt
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.
2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.
4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
2. Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.
3. De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.
4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren Goirle 2012.
Artikel 5.28 Beschadigen van waterstaatswerken
1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, het Binnenvaartpolitiereglement of de Provinciale Vaarwegenverordening Noord-Brabant.
Artikel 5.31a Vaartuigen op waterplas
1. Het is verboden een vaartuig te plaatsen of geplaatst te houden of daarmee te varen op een door het college aangewezen waterplas.
2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
3. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor vaartuigen, die worden gebruikt bij baggerwerkzaamheden en voor vaartuigen die worden gebruikt voor de openbare dienst.
4. Voor de toepassing van dit artikel worden onder vaartuigen mede verstaan kano's en roei-, zeil- en motorvaartuigen, alsmede zeil- en surfplanken.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig en een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Hoofdstuk 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 van deze verordening daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de (buitengewone) opsporingsambtenaren aangesteld voor de Politieregio waaronder de gemeente Goirle valt.
2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 6.3 Binnentreden in woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder de toestemming van de bewoner.
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.
2. De Algemene Plaatselijke Verordening Goirle 2014, vastgesteld op 11 maart 2014 wordt per die datum ingetrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-120472.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.