Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid Limburg

Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen heeft op 10 november 2015 onder voorbehoud van toestemming van de raad (toestemming verleend op 1 december 2015) besloten tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg, waardoor deze als volgt komt te luiden.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze gemeenschappelijke Regeling wordt verstaan onder:

a. de Gemeente(n): een (of alle) aan de gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid Limburg deelnemende gemeente(n);

b. de Colleges: de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten;

c. Gedeputeerde Staten: het College van Gedeputeerde Staten van Limburg;

d. het Werkvoorzieningschap: het “openbaar lichaam Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid Limburg” genoemd in artikel 2 van deze Regeling;

e. de Wet: de (vigerende) Wet gemeenschappelijke regelingen;

f. de Regeling: de gemeenschappelijke regeling “Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid Limburg”;

g. Wsw: de Wet sociale werkvoorziening;

h. Werknemer: degene die krachtens artikel 2 lid 1 Wsw in een dienstbetrekking tot het Werkvoorzieningschap staat of degene die krachtens artikel 7 lid 1 met Wsw-subsidie werkzaam is bij een andere werkgever;

i. Personeel: degenen, die anders dan krachtens de Wsw in een dienstbetrekking tot het Werkvoorzieningschap staan;

j. UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

k. Subsidiegemeente: de Gemeente die op grond van de Wsw subsidie ontvangt voor een Werknemer;

l. Woongemeente: de gemeente waar de Werknemer woonachtig is.

m. niet-subsidiabele kosten: uitvoeringskosten van het Wozl, die niet afgedekt worden door de Rijkssubsidie.

2. Waar in de Regeling een wet of regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in de plaats van de Gemeente, de raad, het college, de burgemeester en de secretaris c.q. griffier onderscheidenlijk gelezen het Werkvoorzieningschap, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en de directeur/secretaris van het openbaar lichaam Werkvoorzieningschap.

 

Artikel 2 Doelstelling/te behartigen belangen

Het Werkvoorzieningschap heeft tot doel:

1. Het voorzien in en het bieden van passende werkgelegenheid en arbeidsrevalidatie voor ingezetenen, die blijkens een door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) afgegeven indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn.

2. Uitvoering geven aan de door de deelnemende Gemeenten opgedragen werkzaamheden in het kader van de Participatiewet.

 

Artikel 3 Deelname aan samenwerkingsvormen

 

1. Het Werkvoorzieningschap kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 93 tot en met 95 van de Wet.

2. Het besluit daartoe wordt door het Algemeen Bestuur genomen.

 

 

HOOFDSTUK 2 HET RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEND LICHAAM

Artikel 4 Openbaar lichaam

1. Er is een openbaar rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd ‘het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid Limburg’. Het is gevestigd te Heerlen.

2. Het rechtsgebied van het Werkvoorzieningschap omvat het grondgebied van de Gemeenten.

 

Artikel 5 Bestuursorganen

Het Werkvoorzieningschap heeft in ieder geval de volgende bestuursorganen:

het Algemeen Bestuur,

het Dagelijks Bestuur,

de Voorzitter.

 

Artikel 6 Het Algemeen Bestuur

 

1. Aan het algemeen bestuur worden alle bevoegdheden overgedragen die nodig zijn om de doelstelling als genoemd in artikel 2 te verwezenlijken, tenzij die bevoegdheden bij wet of bij deze Regeling aan een ander bestuursorgaan zijn toegekend/overgedragen.

2. De portefeuillehouders sociale zaken en/of arbeidsmarktbeleid van de Gemeenten hebben qualitate qua zitting in het Algemeen Bestuur. De leden hebben zitting voor een tijdvak, gelijk aan dat van de zittingsduur van leden van de Colleges, met dien verstande dat zij in het Algemeen Bestuur zitting blijven houden tot aan het tijdstip dat (zijn of haar) opvolger zijn portefeuille heeft aanvaard en aanwijzing als lid van het Algemeen Bestuur heeft aanvaard.

3. Het Algemeen Bestuur kiest uit zijn midden een Voorzitter en een plaatsvervangend Voorzitter.

4. Hij/zij die ophoudt lid te zijn van het college van Burgemeester en wethouders, namens welke hij/zij lid is van het Algemeen Bestuur, houdt onverminderd het bepaalde in de laatste zijn van lid 2 van dit artikel, van rechtswege op lid te zijn van het Algemeen Bestuur.

5. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de hoedanigheid van Werknemer. Deze onverenigbaarheid bestaat eveneens ten aanzien van het Personeel.

 

Artikel 7 Besluitvorming door het Algemeen Bestuur

1. Een vergadering van het Algemeen Bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebben leden vertegenwoordigd is. Een portefeuillehouder, lid van het Algemeen Bestuur kan zich bij verhindering laten vervangen door een collega lid van het college uit zijn Gemeente. Indien ingevolge bovenstaande de vergadering niet geopend wordt, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

Op deze nieuwe vergadering is het bepaalde in de eerste zin van dit lid niet van toepassing. Het Algemeen Bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge de eerste zin niet geopende vergadering was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

2. Ieder lid van het Algemeen Bestuur brengt één stem uit, vermeerderd met één stem voor iedere 15.000 inwoners of gedeelte daarvan van de Gemeente welke hij vertegenwoordigt.

Voor de berekening van het inwonertal wordt uitgegaan van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de vergadering plaatsvindt, zoals dit voorkomt onder de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

3. In de vergadering van het Algemeen Bestuur worden alle besluiten genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

4. Wanneer ten aanzien van zaken geen der leden stemming vraagt, wordt aangenomen dat conform het voorstel is besloten. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, dient steeds tot stemming te worden overgegaan, tenzij het (Algemeen) Bestuur unaniem besluit van stemming af te zien. Alsdan wordt evenals ten aanzien van zaken aangenomen dat conform het voorstel is besloten. Indien tot stemming wordt overgegaan, wordt over alle zaken mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten en ongetekende briefjes.

De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen is geheim.

Indien stemmen staken, over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

5. De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming heeft onthouden, verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing bijgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering, of in een ingevolge het gestelde in de vorige zin opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

Onder voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit het Algemeen Bestuur bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

 

Artikel 8

1. Het Algemeen Bestuur vergadert in het openbaar.

2. De deuren worden gesloten wanneer het door een vijfde der aanwezige leden wordt gevorderd, of de voorzitter het nodig acht.

3. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

4. Het Algemeen Bestuur kan omtrent het in besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken, welke aan het Algemeen Bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Zij wordt door hen die bij de behandeling tegenwoordig waren en allen die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat het Algemeen Bestuur haar opheft.

5. Het Dagelijks Bestuur, de Voorzitter en de Commissie, kan omtrent de inhoud van stukken als bedoeld in het vorige lid, geheimhouding opleggen. Het geeft hiervan terstond kennis aan het Algemeen Bestuur.

6. De oplegging van geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het Algemeen Bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, te samen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd. In geval van niet-bekrachtiging vervalt de oplegging.

 

Artikel 9 Het Dagelijks Bestuur

1. Het Dagelijks Bestuur wordt door het Algemeen Bestuur uit zijn midden gekozen.

2. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de Voorzitter en twee overige leden.

3. De leden van het Dagelijks Bestuur worden zo gekozen dat zij samen nooit de meerderheid van het Algemeen Bestuur uitmaken in het aantal te vertegenwoordigen stemmen.

4. Bij afwezigheid of ontstentenis van een lid van het Dagelijks Bestuur wordt hij, indien het Algemeen Bestuur dit nodig acht, vervangen door een ander lid van het Algemeen Bestuur.

5. De leden van het Dagelijks Bestuur verliezen hun functie, wanneer zij geen zitting meer hebben in het Algemeen Bestuur, met dien verstande dat zij in het Dagelijks Bestuur zitting blijven houden tot aan het tijdstip dat hun opvolger zijn aanwijzing als lid van het Dagelijks Bestuur heeft aanvaard.

6. Ieder lid van het Dagelijks Bestuur heeft één stem.

7. In het Dagelijks Bestuur hebben als adviseur zitting degenen die door het Dagelijks Bestuur als zodanig worden benoemd. Zij hebben geen stemrecht.

 

Artikel 10 Bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur

1. De taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur volgen uit de Wet, deze Regeling of zijn door het Algemeen Bestuur overgedragen.

2. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd:

a. het voorbereiden van al hetgeen in het Algemeen Bestuur ter kennisneming, overweging en beslissing moet worden gebracht, alsmede het uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

b. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

3. De bestuursorganen van deze Regeling kunnen bepalen op welke wijze verandering kan worden gebracht in de overgedragen bevoegdheden, met dien verstande dat niet kan worden besloten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden.

 

Artikel 11 Besluitvorming door het Dagelijks Bestuur

 

1. Besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid van stemmen.

2. De leden van het Dagelijks Bestuur hebben elk één stem.

3. Er vindt geen besluitvorming plaats als minder dan twee leden aanwezig zijn.

4. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo vaak als de Voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

5. Datum, tijdstip en plaats van een vergadering van het Dagelijks Bestuur worden door de Voorzitter aan de leden meegedeeld. De vergaderingen zijn besloten.

 

 

Artikel 12 De Voorzitter

1. Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan, tevens zijnde voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

2. De Voorzitter vertegenwoordigt het Werkvoorzieningschap in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

De Voorzitter ondertekent de stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan. Hij kan onder eigen verantwoording en behoudens de beperkingen, die wat betreft de stukken welke van het Dagelijks Bestuur uitgaan, door dit Bestuur worden gesteld, het tekenen van bepaalde stukken, die van het Dagelijks Bestuur of van hem uitgaan, aan anderen opdragen.

3. Hij zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur en is bevoegd wanneer die orde op enigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

 

 

HOOFDSTUK 3 DE SECRETARIS EN HET PERSONEEL

Artikel 13 De directeur/secretaris

1. Het Werkvoorzieningschap heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd de directeur/secretaris.

2. De directeur/secretaris wordt benoemd en ontslagen door het Dagelijks Bestuur.

3. Het Dagelijks Bestuur wijst een plaatsvervanger voor de directeur/secretaris aan, die de directeur/secretaris is in geval van verhindering of ontstentenis vervangt.

4. Het Dagelijks Bestuur stelt de bezoldiging van de directeur/secretaris vast.

5. Het Dagelijks bestuur stelt een instructie voor de directeur/secretaris vast.

 

Artikel 14 Taken en bevoegdheden van de directeur/secretaris

1. De directeur/secretaris staat het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de Voorzitter en de Bestuurscommissies terzijde.

2. De directeur/secretaris is aanwezig tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en draagt zorg voor de notulering daarvan.

3. Door de directeur/secretaris worden alle stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan (mee-) ondertekend.

4. De directeur/secretaris is belast met de leiding van de ambtelijke organisatie.

5. De functie van directeur/secretaris is onverenigbaar met het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur.

 

Artikel 15 Rechtspositie

1. Op het Personeel van het openbaar lichaam Werkvoorzieningschap zijn de rechtspositie en de overige arbeidsvoorwaarden, geldend voor het personeel van de Gemeente Heerlen, van toepassing.

2. Het Dagelijks Bestuur kan, gehoord een vertegenwoordiging van het Personeel, besluiten om van het bepaalde in het vorige lid af te wijken.

 

Artikel 16 Personeel

1. Het Dagelijks Bestuur stelt regels voor de bezoldiging van het Personeel vast.

2. Het Dagelijks Bestuur stelt de formatieomvang vast.

3. Het Dagelijks Bestuur benoemt en ontslaat het Personeel, gehoord de directeur/secretaris.

 

 

HOOFDSTUK 4 COMMISSIES

Artikel 17 Bestuurscommissies

1. Het Algemeen Bestuur kan ter behartiging van bepaalde belangen Bestuurscommissies instellen.

 

 

HOOFDSTUK 5 FINANCIËN

Artikel 18 Organisatie van beheer en administratie

1. Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van de vermogenswaarden van het Werkvoorzieningschap.

2. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur gaan geen geldleningen aan, tenzij het voornemen daartoe aan de Gemeenten is gemeld onder het stellen van een termijn van ten minste vier weken om blijk te geven van hun zienswijze.

3. Alle niet-subsidiabele kosten komen voor rekening van de Woongemeente op basis van het bepaalde in artikel 23 lid 1 van deze Regeling.

 

Artikel 19 Ontwerp-begroting, algemene financiële/beleidsmatige kaders en voorlopige jaarrekening

Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de ontwerp-begroting -inclusief de algemene financiële en beleidsmatige kaders- en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de Gemeenten. Een en ander overeenkomstig artikel 34 b en 35 van de Wet.

 

Artikel 20 De begroting

 

1. Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij

dient.

2. Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient,

aan Gedeputeerde Staten.

3. Het Dagelijks Bestuur stelt jaarlijks een ontwerp-begroting van baten en lasten op, voorzien van een toelichting en zendt dit ontwerp 8 weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de Gemeenten. De raden van de Gemeenten kunnen bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijzen zijn vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

4. Artikel 35, leden één, drie en vier (1,3, en 4) van de Wet zijn niet van toepassing op begrotingswijzigingen die niet van invloed zijn op de hoogte van de jaarlijkse bijdragen van de individuele Gemeenten aan de Regeling.

 

Artikel 21 De jaarrekening

1. Het Dagelijks Bestuur biedt de rekening van baten en lasten over het afgelopen jaar met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het Algemeen Bestuur aan.

2. Deze gaat vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld overeenkomstig de ingevolge de Gemeentewet aangewezen deskundige, en van hetgeen het Dagelijks Bestuur overigens te harer verantwoording dienstig acht.

3. Het Dagelijks Bestuur zendt de jaarrekening, met alle bijbehorende stukken, binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan Gedeputeerde Staten.

4. In de jaarrekening wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23, lid 1, van deze Regeling, de door iedere Gemeente over het desbetreffende jaar verschuldigde bijdrage opgenomen.

 

Artikel 22 Inkomstenbronnen

De begroting van het Werkvoorzieningschap wordt gevoed uit:

a. de bijdragen van de Gemeenten, de bijdrage wordt berekend naar evenredigheid van de in de integratie-uitkering Sociaal Domein opgenomen Wsw-middelen die door het Rijk in het voorafgaande kalenderjaar voor de betreffende gemeente is vastgesteld, nadat het Algemeen Bestuur zich heeft vergewist van iedere mogelijkheid tot verkrijgen van aanvullende subsidie. Nadere regels in deze kunnen worden gesteld door het Dagelijks Bestuur.

b. de bijdragen van de Gemeenten voor de taken die op hun verzoek worden uitgevoerd.

c. subsidies;

d. overige inkomsten.

 

Artikel 23 Betaling van bijdragen

1. De kosten van het Werkvoorzieningschap worden gedragen door de Gemeenten. Deze betalen hiertoe een bijdrage in de kosten van het Werkvoorzieningschap, welke bijdrage jaarlijks bij de goedkeuring van de begroting door het Algemeen Bestuur van het Werkvoorzieningschap wordt bepaald.

De hoogte van de te betalen bijdrage wordt berekend naar evenredigheid van de in de integratie-uitkering Sociaal Domein opgenomen Wsw-middelen die door het Rijk in het voorafgaande kalenderjaar voor de betreffende gemeente is vastgesteld, nadat het Algemeen Bestuur zich heeft vergewist van iedere mogelijkheid tot verkrijgen van aanvullende subsidie. Nadere regels in deze kunnen worden gesteld door het Dagelijks Bestuur.

2. De in het vorige lid bedoelde bijdragen worden aan het Werkvoorzieningschap afgedragen binnen 30 dagen na ontvangst van de berekening, als bedoeld in artikel 21 lid 4 (of telkens als de Gemeenten/Colleges zelf de subsidies hebben ontvangen).

3. De Colleges betalen voor de vijftiende dag van de tweede maand van elk kwartaal telkens een vierde deel van de voor het begrotingsjaar geraamde bijdragen als bedoeld in lid 1.

4. Bij niet-tijdige betaling van de in lid 3 bedoelde bijdrage zal rente verschuldigd zijn gelijk aan de debetrente in rekening courant die de N.V. Bank voor Nederlandse Gemeenten alsdan aan zijn relatie in rekening brengt.

 

Artikel 24 Borgstelling

1. De betaling van rente, aflossing en kosten van de door het Werkvoorzieningschap aangegane geldleningen en op te nemen gelden in rekening -courant, wordt door de Gemeenten gegarandeerd.

2. De Gemeenten doen ter zake afstand van de voorrechten die het Burgerlijk Wetboek aan borgen toekent.

3. De verplichtingen voortvloeiend uit de vorenstaande leden gelden in verhouding tot het algemeen deel van de laatst definitief vastgestelde algemene uitkering uit het gemeentefonds, per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar.

 

HOOFDSTUK 6 ARCHIEF

Artikel 25 Archivering

1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam het Werkvoorzieningschap.

2. Hierop zijn van overeenkomstige toepassing de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring, het beheer en het toezicht daarop van:

a. de Gemeente die zorg draagt voor de bedrijfsvoering van het Werkvoorzieningschap;

dan wel indien het Werkvoorzieningschap zelfstandig functioneert:

b. de Gemeente Heerlen.

3. Bij opheffing van het openbaar lichaam het Werkvoorzieningschap worden alle archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente als bedoeld in het vorige lid.

 

HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

Artikel 26 Inlichtingenplicht voor de Gemeenten

De besturen van de Gemeenten verstrekken op verzoek van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur of de Bestuurscommissie(s) de benodigde inlichtingen en geven de medewerking, die voor de vervulling van de taken van het openbaar lichaam het Werkvoorzieningschap nodig is.

 

Artikel 27 Inlichtingen en verantwoording aan het Algemeen Bestuur

1. De leden van het Dagelijks Bestuur en van Bestuurscommissies zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

2. Zij geven (on)gevraagd aan het Algemeen Bestuur alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur en de Bestuurscommissies te voeren en gevoerde beleid nodig is. Deze informatie wordt verstrekt tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur.

3. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit of één of meer leden daarom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen. Deze inlichtingen worden, behoudens strijdigheid met het algemeen belang, zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van het Algemeen Bestuur verstrekt.

 

Artikel 28 Inlichtingen door de leden van het Dagelijks Bestuur en Algemeen Bestuur

1. Een lid van het Dagelijks Bestuur en Algemeen bestuur verschaft de raad en het college van zijn Gemeente op de voor die Gemeente gebruikelijke wijze alle inlichtingen, die door deze raad of dit college worden verlangd.

2. Deze inlichtingen worden, behoudens strijdigheid met het algemeen belang, zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden verstrekt.

3. De raad kan een lid van het Algemeen Bestuur, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid. Het Dagelijks Bestuur verstrekt aan de Gemeenten alle noodzakelijke informatie die nodig is om een correcte verantwoording af te leggen aan het Rijk met betrekking tot de bestede middelen, alsmede elke informatie die in het kader van de beleidsvaststelling en beleidsverantwoording noodzakelijk is, binnen de daarvoor in de Wet gestelde termijnen.

 

Artikel 29 Inlichtingen door de bestuursorganen

De bestuursorganen genoemd in artikel 5 verstrekken aan de raden van de Gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het algemeen belang.

 

Artikel 29A Onverenigbare bezigheden en betrekkingen

1. De leden van het Algemeen Bestuur mogen:

a. Niet als advocaat, procureur, gemachtigde, of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van de werderpartij van het Werkvoorzieningschap of ten behoeve van het Bestuur van het Werkvoorzieningschap in geschillen;

b. Niet als gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden bij het aangaan van overeenkomsten als bedoeld onder c met het Werkvoorzieningschap;

c. Rechtstreeks nog middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

i. Het aannemen van werk ten behoeve van het Werkvoorzieningschap;

ii. Het buiten dienstbetrekking tegen beloning doen van verrichtingen ten behoeve van het Werkvoorzieningschap;

iii. Het doen van leveranties aan het Werkvoorzieningschap;

iv. Het verhuren van niet-registergoederen aan het Werkvoorzieningschap;

v. Het vewerven van betwiste vorderingen ten laste van het Werkvoorzieninschap;

vi. Het onderhands verwerven van onroerende goederen van het Werkvoorzieningschap;

vii. Het onderhands huren of pachten van het Werkvoorzieningschap;

2. Van het (hierboven) bepaalde onder lid 1 c kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen.

3. Het lid van het Algemeen Bestuur dat in strijd met lid 1 van dit artikel handelt, kan worden

geschorst door het Algemeen Bestuur.

 

 

HOOFDSTUK 8 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING VAN DE REGELING

Artikel 30 Toetreding

Voor toetreding tot de Regeling wordt volstaan met een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de toetredende Gemeente (na verkregen toestemming van de betreffende gemeenteraad), mits het Algemeen Bestuur het verzoek tot toetreden inwilligt. Een daartoe strekkend besluit van het Algemeen Bestuur kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee/derde van het aantal stemmen. In het besluit van het Algemeen Bestuur kan de deelname aan de Regeling afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan bepaalde voorwaarden door de betrokken Gemeente.

 

Artikel 31 Uittreding

1. Een Gemeente kan uittreden door toezending aan het Algemeen Bestuur van het daartoe strekkende besluit van haar college, na verkregen toestemming van de betreffende gemeenteraad.

2. De uittredende deelnemer betaalt de bijdrage als bedoeld in artikel 23 gedurende vier jaren, met dien verstande dat met elk jaar het bedrag met 25 % wordt verlaagd totdat de uittredende deelnemer in het zesde jaar niets meer hoeft te betalen.

3. De uittreding kan, behoudens een door het Algemeen Bestuur toe te stane afwijking, niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van het tweede jaar volgend op dat, waarin de in het eerste lid van dit artikel genoemde besluiten zijn bekendgemaakt en opgenomen in het registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet.

 

Artikel 32 Opheffing

1. De Regeling wordt ontbonden en het Werkvoorzieningschap daarmee opgeheven, indien de Colleges van tenminste drie/vierde van de Gemeenten daartoe besluiten, na verkregen toestemming van de betreffende gemeenteraden.

2. In geval van ontbinding van de Regeling en daardoor opheffing van het Werkvoorzieningschap, stelt het Algemeen Bestuur‚ de Gemeenten gehoord hebbende, een liquidatieplan vast, waarin in elk geval een sociaal plan ten aanzien van het Personeel is opgenomen. In het liquidatieplan kan van de bepalingen van de Regeling worden afgeweken.

3. Zo nodig blijven de bestuursorganen van de Regeling ook na de ingangsdatum van de opheffingsbesluiten in functie, totdat de liquidatie is beëindigd.

 

Artikel 33 Wijziging

De Regeling kan, worden gewijzigd indien de Colleges van burgemeester en wethouders van tenminste twee/derde van de deelnemende Gemeenten daartoe besluiten, na verkregen toestemming van de betreffende gemeenteraden.

 

 

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 34 Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze Regeling niet voorziet beslist het Algemeen Bestuur, zoveel mogelijk analoog aan of in de geest van de bepalingen van de Gemeentewet, de Wet en de Regeling.

 

Artikel 35 Duur en inwerkingtreden

 

1. De Regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

2. Een wijziging van de Regeling treedt in werking op de dag nadat het college van de gemeente Heerlen de gewijzigde Regeling in alle deelnemende gemeenten bekend heeft gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant, waarbij artikel 140 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is.

 

 

Artikel 36 Naam

De Regeling kan worden aangehaald als “gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap OZL”.

 

Naar boven