Verordening tot het wijzigen van de Algemene plaatselijke Verordening gemeente Zwartewaterland

 

  •  

 

  •  

 

  •  

 

  •  

  •  

De raad van de gemeente Zwartewaterland;

gelezen het voorstel van het College d.d. 26 mei 2015;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat de Algemene Plaatselijke verordening, gemeente Zwartewaterland, vastgesteld op 11 april 2013, gelet op:

 

- het gevaar dat het oplaten van wensbalonnen in de openbare ruimte met zich mee kan brengen;

- de integrale aanpak van (woning)inbraak en diefstal;

- het zorgvuldig kunnen behandelen van aanvragen op grond van artikel 2:25 Algemene plaatselijke verordening;

- deregulering en lastenvermindering voor inwoners en ondernemers

 

aanpassing behoeft;

 

BESLUIT:

 

  • 1.

    vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening, gemeente Zwartewaterland:

Artikel 1:3 lid 2 luidt: Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Voorgestelde wijziging:  Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlegd tot ten hoogste veertien weken.

Toelichting op wijziging: Op grond van artikel 1:3 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv), gemeente Zwartewaterland, mag een organisator van een evenementen tot 3 weken voorafgaand aan de start van het evenement een aanvraag indienen zonder dat deze direct buiten behandeling kan worden gesteld. Voor kleine (niet of nauwelijks belastende) evenementen is de gestelde indientermijn van drie weken vaak geen probleem. De behandeling van de aanvraag, door de medewerker van team Vergunningverlening, betreft een lichte toets (administratieve handeling) en advies van politie, brandweer of GHOR is vaak niet noodzakelijk. Voor grotere (belastende of zeer belastende) evenementen kan de indientermijn van drie weken wel tot problemen leien.

Indien een organisator van een groot evenement drie weken voorafgaand aan de start van het evenement de aanvraag om een evenementenvergunning indient, is het bijna onmogelijk op tijd een zorgvuldig besluit te nemen. Het bestuursorgaan heeft op grond van artikel 1:2 Apv acht weken de tijd om een besluit (verlenen of weigeren vergunning) te nemen. Aangezien voor belastende en zeer belastende evenementen altijd advies opgevraagd dient te worden bij de hulpverleningsdiensten en in sommige gevallen meerdere keren met de aanvrager in overleg moet worden getreden, komt ook deze beslistermijn van acht weken soms onder druk te staan. Door de indientermijn te verlengen tot ten hoogste veertien weken is er meer ruimte voor een zorgvuldige behandeling van de aanvraag en/of is er na besluitvorming nog ruimte voor belanghebbenden om bezwaar te maken. Organisatoren van evenementen ontvangen de vergunning niet meer vlak voorafgaand aan het evenement en hebben eventueel nog tijd om extra maatregelen te treffen die uit de vergunningvoorschriften voortvloeien.

 

Afdeling 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN

Artikel 2.66 is gereserveerd

Voorgestelde wijziging:

Artikel 2.66 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2.

    Verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.

Artikel 2.67 is gereserveerd

Voorgestelde wijziging:

Artikel 2.67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

Artikel 2.68 is gereserveerd

Voorgestelde wijziging:

Artikel 2.68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • a.

    wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;

  • b.

    de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;

  • c.

    aan de hoofdingang van de lokaliteit waar de onderneming is gevestigd een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar voorkomt;

  • d.

    indien hij in de gelegenheid is enig goed te verkrijgen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het van misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan, hiervan onverwijld kennis te geven aan de onder a bedoelde functionaris;

  • e.

    zijn administratie op eerste aanvraag ter inzage te geven aan de burgemeester of een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar;

  • f.

    wanneer hij heeft opgehouden van het opkopen een beroep of gewoonte te maken, onderscheidenlijk het beroep van handelaar niet langer uitoefent, de onder a bedoelde functionaris hiervan onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen.

Artikel 2.69 is gereserveerd

Voorgestelde wijziging:

Artikel 2.69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste vijf dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.

Toelichting op wijziging:

De afgelopen jaren is het aantal woninginbraken in Nederland toegenomen. Woninginbraken worden landelijk aangemerkt als high impact crime. De aanpak van woninginbraken is in de veiligheidsstrategie 2015 -2018 van de politieeenheid Oost als speerpunt opgenomen. Binnen het Districtelijke Veiligheidsoverleg (DVO) van de regio IJsselland hebben gemeenten de intentie uitgesproken het terugdringen van het aantal woninginbraken gezamenlijk op te pakken. Door gezamenlijk regels te stellen die heling van goederen lastiger moet maken, wordt het plegen van (woning)inbraken en diefstal onaantrekkelijker.

 

Gemeenten kunnen opkopers van tweedehands goederen verplichten om die goederen te registreren in een digitaal Opkopersregister. Het register kan worden gekoppeld aan een landelijk systeem waarin gestolen goederen worden geregistreerd. Indien een handelaar een

gestolen goed registreert, maakt het systeem hiervan een melding waardoor gestolen goederen snel worden getraceerd en heling op een effectieve wijze kan worden tegengegaan. Ook burgers kunnen via het internet controleren of een tweedehands product afkomstig is uit diefstal. In Zwartewaterland zijn circa 20 handelaren die voor het digitale opkopingsregister in aanmerking komen. Denk hierbij aan rijwielhandelaren, metaalhandelaren, goudopkopers (juweliers) e.d..

Artikel 4:3 luidt:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college in een inrichting een incidentele festiviteit plaats te laten vinden.

  • 2.

    Het college kan voor een inrichting maximaal 12 vergunningen per kalenderjaar verlenen waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn.

  • 3.

    Het college kan voor een inrichting maximaal 12 vergunningen per kalenderjaar verlenen om de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is.

  • 4.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5.

    Een aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid dient ten minste drie weken voor aanvang van de incidentele festiviteit bij het college te worden ingediend.

  • 6.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt geacht te zijn verleend, wanneer binnen drie weken geen besluit is genomen op de aanvraag van deze vergunning.

  • 7.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Voorgestelde wijziging:

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste drie werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste drie werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, ten minste drie werkdagen voor de aanvang van de festiviteit is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Tenminste drie werkdagen voor de aanvang van de festiviteit stelt de houder van de inrichting de direct omwonenden daarvan in kennis.

  • 7.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek uiterlijk een half uur voor sluitingstijd als bedoeld in artikel 2:29 lid 1 van deze verordening teruggebracht naar het oorspronkelijk toelaatbare niveau.

  • 8.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

 

Toelichting op de wijziging:

In het kader van lastenvermindering voor bedrijven en inwoners is het gewenst de vergunningplicht voor de incidentele festiviteiten te vervangen door een meldingsplicht.  In de praktijk was al min of meer sprake van een meldplicht. Als het bevoegde bestuursorgaan binnen drie weken geen besluit nam op de aanvraag, moest de vergunning van rechtswege worden verleend.

 

  •  

 

  •  

    Na artikel 5:34 volgt een artikel 5:35 dat luidt:

Verbod op het gebruik van wensballonnen

  • 1.

    Het is verboden zogenoemde wensballonnen door middel van hete lucht afkomstig van vuur op te laten.

  • 2.

    Onder een wensballon wordt mede verstaan elk voorwerp dat door middel van open vuur opstijgt en zonder sturing wegdrijft.

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

Toelichting op de wijziging:

Wensballonnen zijn o.a. papieren ballonnen die brandstof bevatten. Door de brandstof aan te steken stijgt de ballon ongecontroleerd op. Ter voorkoming van brand en ter bescherming van de kwetsbare natuurgebieden wordt bovenstaande bepaling in de Apv opgenomen die het gebruik van wensballonnen verbiedt.

 

B. Deze verordening treedt één dag na de bekendmaking in werking.

  •  

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zwartewaterland van 10 september 2015.

    de griffier, de voorzitter,

    A.J.Renkema ing. E.J.Bilder

 

  •  

 

  •  

 

 

 

 

  •  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven