Verordening rioolheffing gemeente Twenterand 2016

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • 1.

    onder gemeentelijke riolering mede begrepen een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • 2.

    onder afvalwater verstaan: huishoudelijk afvalwater, hemelwater, grondwater of bedrijfsafvalwater;

  • 3.

    onder eigendom verstaan: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • 4.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • 1.

    de inzameling en het transport van afvalwater;

  • 2.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezameld hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structurele nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering;

  • 2.

    Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, die als zodanig gebruikte gedeelten als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4A Vrijstellingen

De belasting is niet verschuldigd ter zake van een perceel dat in zelfstandig gebruik is als:

  • 1.

    berging;

  • 2.

    garagebox;

  • 3.

    zelfstandig object in gebruik bij nutsvoorzieningen.

Artikel 5 Maatstaf heffing

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meter afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meter water dat in de laatste aan het begin/einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3.

    Indien gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet deze voorzien zijn van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de opgepompte hoeveelheid water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enig ander wettelijke bepaling.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 3 bedraagt bij een afgenomen hoeveelheid m3 afvalwater van:

    • a.

      500 kubieke meters of minder € 240,36

    • b.

      meer dan 500 kubieke meters, doch niet meer dan 1.000 kubieke meters € 240,36 vermeerderd met € 71,25 per volle eenheid van 100 kubieke meters waarmee de hoeveelheid van 500 kubieke meters overschreden wordt;

    • c.

      meer dan 1.000 kubieke meters, doch niet meer dan 5.000 kubieke meters € 566,00 vermeerderd met € 64,89 per volle eenheid van 100 kubieke meters, waarmee de hoeveelheid van 1.000 kubieke meters overschreden wordt;

    • d.

      meer dan 5.000 kubieke meters, doch niet meer dan 25.000 kubieke meters, € 3.483,00 vermeerderd met € 33,73 per volle eenheid van 100 kubieke meters, waarmee de hoeveelheid van 5.000 kubieke meters overschreden wordt;

    • e.

      meer dan 25.000 kubieke meters, doch niet meer dan 50.000 kubieke meters, € 10.766,00 vermeerderd met € 23,23 per volle eenheid van 100 kubieke meters, waarmee de hoeveelheid van 25.000 kubieke meters overschreden wordt;

    • f.

      meer dan 50.000 kubieke meters, doch niet meer dan 100.000 kubieke meters, € 16.771,00 vermeerderd met € 16,36 per volle eenheid van 100 kubieke meters, waarmee de hoeveelheid van 50.000 kubieke meters overschreden wordt;

    • g.

      meer dan 100.000 kubieke meters, € 25.420,00 vermeerderd met € 11,61 per volle eenheid van 100 kubieke meters, waarmee de hoeveelheid van 100.000 kubieke meters overschreden wordt.

  • 1.

    In afwijking van 1 bedraagt het tarief als bedoeld in artikel 1 a voor commercieel te verhuren recreatie objecten € 60,09 per jaar per te verhuren zelfstandige gedeelte(-n).

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De heffingsambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld zulks naar zijn mening rechtvaardigt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar 2015 overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste twee bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt in geval het totaalbedrag van de aanslag € 50,-- of minder is en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven dat de aanslag moet worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijn één maand later.

  • 4.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake bestuurlijke boete is het eerste lid overeenkomstig van toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

Artikel 11 Nadere regels door het college van B&W

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening rioolheffing 2015 vastgesteld bij raadsbesluit van 16 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “verordening rioolheffing 2016”.

 

Vriezenveen, 3 november 2015

 

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

drs. R.J.M. Ros ir. C.L. Visser

Naar boven