Gemeenteblad van Zwijndrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwijndrecht | Gemeenteblad 2015, 115193 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwijndrecht | Gemeenteblad 2015, 115193 | Verordeningen |
Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (vijfde wijziging)
De raad van de gemeente Zwijndrecht:
Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (vijfde wijziging)
Artikel 2:11, vierde lid komt te luiden:
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Leidingenverordening, de Telecommunicatiewet, de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening of de Leidingenverordening.
Aan artikel 2:14 worden het derde en vierde lid toegevoegd, die luiden:
3. Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de
onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf
gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat
winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt
aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex
en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
4. Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats
Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van evenementen.
1°. de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een inrichting;
2°. de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft in een inrichting.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Voorts geldt het eerste lid niet voor bedrijfskantines en inrichtingen in
zorginstellingen, musea, scholen en ziekenhuizen, voor zover aan de exploitatie van
die inrichtingen geen zelfstandige betekenis toekomt en deze uitsluitend gericht is op
de bezoekers/gebruikers van de instelling waar de inrichting onderdeel van uitmaakt.
4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve
fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Na artikel 2:28 worden de nieuwe artikelen 2:28 A t/m 2:28 D toegevoegd. Deze komen
te luiden: Artikel 2:28 A Nadere regels en voorschriften
a. bepalen dat het exploiteren van bepaalde categorieën van inrichtingen, al dan niet
beperkt tot een bepaald gebied, geheel of gedeeltelijk van de vergunningplicht is
b. nadere regels stellen aan de onder a genoemde vrijstelling;
c. voor een bepaalde categorie inrichtingen of een bepaald gebied grenzen stellen aan
de te hanteren sluitingstijden;
d. nadere regels ter zake van de in deze paragraaf bedoelde vergunning vaststellen.
Artikel 2:28 B Weigeringsgronden
1. In aanvulling op het bepaalde van artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning
a. de vestiging of exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend
b. niet voldaan is aan de ingevolge deze afdeling voor de exploitant en
leidinggevenden geldende eisen.
2. De burgemeester weigert de vergunning eveneens indien de aanvrager geen
verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop
de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
3. In aanvulling op artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk
weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en
leefsituatie in de omgeving van de inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare
wijze nadelig wordt beïnvloed.
4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de
a. het karakter van de straat en de wijk waarin de inrichting is gelegen of zal zijn
c. de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal
komen te staan door de exploitatie en
d. de wijze van bedrijfsvoering van de exploitant en/of leidinggevenden in deze of in
e. alsmede hun antecedenten. 5. De burgemeester kan de vergunning weigeren in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen voor het openbaar bestuur. 6. Voordat toepassing wordt gegeven aan het derde lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet op de bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet wordt gevraagd.
Artikel 2:28 C Vervallen vergunning
1. Een vergunning vervalt van rechtswege, indien:
a. de vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van
b. degene aan wie een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 2:28 is verleend,
de hoedanigheid van exploitant heeft verloren;
c. gedurende zes maanden, anders dan wegens overmacht, geen handelingen zijn
verricht met gebruikmaking van de vergunning.
2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie geeft de exploitant
Artikel 2:28 D Intrekkings- cq wijzigingsgronden
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning
a. de exploitant en/of leidinggevenden de bepalingen in deze afdeling overtreden;
b. aannemelijk is dat de exploitant en/of leidinggevenden betrokken zijn, of hun
ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting
die een gevaar opleveren voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of
gezondheid en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de
c. de exploitant en/of leidinggevenden toestaan of gedogen dat in de inrichting
strafbare feiten worden gepleegd;
d. de exploitant en/of leidinggevenden zich schuldig maken aan discriminatie wegens
godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke grond
e. zich in of vanuit de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat
het (ongewijzigd) geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de
openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid en/of een bedreiging vormt
voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting.
Het is de exploitant verboden het horecabedrijf – niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld in het tweede lid - voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste en derde lid bepaalde voor ten hoogste 12 keer per jaar.
Artikel 2:44, eerste en tweede lid komen te luiden:
2. Het verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te
verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel
van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
1. Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht,
kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en
muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats
of op het terrein van een ander.
2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te
houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste
3.Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te
3. houden van een muilkorf die:
3. a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
3. b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat
3. verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
3. c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de
3. korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de
3. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als
3. bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op
3. aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met
3. een chipreader afleesbaar is.
Opkoopregister, en daarin onverwijld op te nemen:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is -
soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken
van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of
leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid
aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen
verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer
bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een
persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die
opnieuw één of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat of openbare orde
verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste zes
weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats
3. Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als de overtreding of
de openbare orde verstorende handeling binnen 12 maanden na het geven van een
eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
4. De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in
verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt.
De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
5. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een burgemeester gegeven bevel.
AA. Artikel 3:5, tweede lid, onder b en c komen te luiden:
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie
openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten,
dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht
een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk
veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een
andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van
Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
BB. Artikel 3:9, vierde lid, komt te luiden: De burgemeester kan met het oog op de in artikel
3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel
is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende een
bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of
aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
CC. Artikel 4:2, tweede lid, komt te luiden: De voorwaarden met betrekking tot de verlichting
ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste
lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen
collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het
Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of
handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder
2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
3. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het
Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.
4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve
fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
EE. Artikel 4:13, eerste lid, komt te luiden: Het is verboden op een door het college in het
belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente ter voorkomen of opheffing van
overlast dan wel voorkomen van schade aan de openbare gezondheid aangewezen
plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of
buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op de slaan, te plaatsen of aanwezig
FF. Artikel 4:17 komt te luiden: In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een
onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de
zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt
voor recreatief nachtverblijf.
GG.Artikel 4:19, eerste lid komt te luiden Het verbod van artikel 4:18, eerste lid is niet van
toepassing op door het college aangewezen plaatsen:
HH. Aan artikel 5:2 wordt een vijfde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf
4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig
beslissen) niet van toepassing.
II. Artikel 5:8, eerste lid, komt te luiden: Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van
de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4
meter te parkeren op een weg binnen en buiten de bebouwde kom;
JJ . Aan artikel 5:8 wordt een vijfde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf
4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig
beslissen) niet van toepassing.
KK. Artikel 5:15, tweede lid, komt te luiden: Het is verboden te venten op zondagen en op
maandag t/m zaterdag tussen 20.00 en 09.00 uur.
LL. Aan artikel 5:16 wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf
4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig
beslissen) niet van toepassing.
MM. Aan 5:34 wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf
4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig
beslissen) niet van toepassing.
NN. Artikel 6:2, eerste lid, komt te luiden: Met het toezicht op de naleving van het bij of
krachtens deze verordening zijn belast: de gemeentelijke bijzondere
opsporingsambtenaren en de politieambtenaren voor politie eenheid Rotterdam;
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-115193.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.