"Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting in de gemeente Schijndel 2016"

 

De raad van de gemeente Schijndel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 oktober 2015;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

 

Besluit

 

vast te stellen de volgende:

"Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting in de gemeente Schijndel 2016".

 

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van de tarieventabel wordt verstaan onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren aanvangende te 0.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • b.

    maand: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand;

  • c.

    jaar: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

  • d.

    kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • e.

    dagdeel : een ochtend, een middag of een avond;

  • f.

    vergunning:  een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

  • g.

    centrum: het gebied zoals vastgelegd in het bestemmingspla Centrum.

  • h.

    kleinschalig evenement: elke kleinschalige voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak op en/of aan de openbare weg, zoals (buurt)barbecues, buurtfeesten, straatspeeldagen en andere kleinschalige (straat)feesten;

 

Aard van de heffing en belastbaar feit

Artikel 2

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de bijbehorende tarieventabel.

 

Belastingplicht

Artikel 3

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

 

Subjectieve vrijstellingen

Artikel 4

Deze belasting wordt niet geheven van rijk, provincie, gemeente en waterschappen voor zover het objecten betreft die verband houden met de uitoefening van een publiekrechtelijke taak.

 

 

Objectieve vrijstellingen

Artikel 5

Deze belasting wordt niet geheven voor:

  • a.

    voorwerpen waarvan de gemeente de genothebbende krachtens zakelijk recht van eigendom, bezit of persoonlijk recht is, tenzij deze eigendommen door derden worden gebruikt.

  • b.

    het hebben van voorwerpen waarvan de aanwezigheid onder, op of boven gemeentegrond, op basis van overeenkomst of anderszins rechtens moet worden gedoogd;

  • c.

    voorwerpen die zijn geplaatst ten behoeve van een kleinschalig evenement, waarvoor op grond van de algemene plaatselijke verordening enkel een meldingsplicht geldt;

  • d.

    op basis van het Bouwbesluit verplichte voorzieningen ten behoeve van de afvoer van afvalwater, hemelwater en fecaliën.

 

 

Maatstaf van heffing en tarief

Artikel 6

De belasting wordt geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

 

Berekening van de precariobelasting

Artikel 7

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Bij het hebben van voorwerpen onder of boven gemeentegrond wordt de oppervlakte bepaald op de totale oppervlakte van de voorwerpen.

  • 3.

    Bij het hebben van voorwerpen op gemeentegrond wordt de oppervlakte bepaald op de totale oppervlakte die door de voorwerpen wordt overdekt, of overdekt kan worden.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de periode en oppervlakte vermeld in die vergunning.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting, indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief of maandtarief is opgenomen en het heffingstijdvak een langere periode dan onderscheidenlijk een dag of een maand omvat, gelden deze tarieven onderscheidenlijk per dag of maand van het heffingstijdvak.

 

Heffingstijdvak

Artikel 8

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het heffingstijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In de overige gevallen is het heffingstijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode,  waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook de heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

 

Wijze van heffing

Artikel 9

De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag of bij wege van gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

 

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

Artikel 10

  • 1.

    De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het heffingstijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden over- blijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien het belastingbedrag beneden € 7,00 blijft, dan wordt de belasting niet geheven. Onder belastingbedrag wordt verstaan het totaal van heffingen dat verenigd is op één aanslagbiljet of kennisgeving.

 

Gecontinueerde belastingplicht

Artikel 11

Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag of kennisgeving werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal voorwerpen op, onder of boven openbare gemeentegrond als waarnaar de aanslag of kennisgeving over het vorige belastingjaar werd opgelegd, tenzij de gemeente wijzigingen heeft geconstateerd of belastingplichtige aantoont dat zijn belastingplicht met betrekking tot het aantal voorwerpen voor aanvang van het belastingjaar is geëindigd of gewijzigd.

 

Betalingstermijn

Artikel 12

1. Indien het heffingstijdvak gelijk is aan een kalenderjaar, is de belasting in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, invorderbaar in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt een maand na dagtekening van het aanslagbiljet of de kennisgeving en de tweede termijn, twee maanden later.

2. Indien het heffingstijdvak niet gelijk is aan het kalenderjaar, is de belasting in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 invorder­baar in één termijn, welke vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet of de kennisgeving.

 

Kwijtschelding

Artikel 13

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 14

Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met be­trekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.

 

Overgangsrecht

Artikel 15

De “Verordening precariobelasting 2015” en de daarbij behorende tarieventabel, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid, van artikel 16 genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Inwerkingtreding

Artikel 16

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2016.

 

 

Citeerartikel

Artkel 17

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening precariobelasting 2016".

 

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 12 november 2015,

De griffier,

F.G.T.W. van Kessel–van Erp

 

De (wnd) voorzitter,

M.E. van der Aalsvoort

 

 

 

 

 

Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting 2016

Nummer

Omschrijving

eenheid

tarief

Voor het hebben van voorwerpen in, op, of boven openbare gemeentegrond zijn de volgende tarieven verschuldigd:

Bouwmaterialen

1.

verschuldigd is voor het hebben van:

1.01

bouwmaterialen, andere als genoemd onder 1.02, per m2 of gedeelte

daarvan

 

per dag

 

0,16

1.02

schuttingen, hekwerken en steigers, per m1 of gedeelte daarvan

per dag

0,14

Terrassen

2.

verschuldigd is voor het hebben van terrassen per m² of een gedeelte daarvan:

2.01

- in het centrum

per jaar

15,34

per dag

1,15

2.02

- buiten het centrum

per jaar

7,64

per dag

0,86

Standplaatsen

3.

Verschuldigd is voor het innemen van een standplaats met kramen, wagens of andere voorwerpen, voorzover dit niet geschiedt op marktplaatsen gedurende de aangewezen marktdagen, per standplaats:

3.01

het innemen van de standplaats per dagdeel

gedurende

 

een jaar

 

532,18

3.01.1

verhoogd, voor het gebruik van de aanwezige energievoorzieningen, per dagdeel, gedurende

 

een jaar

 

211,18

3.02

het volgtijdig innemen van een standplaats gedurende meerdere aaneengesloten dagdelen gedurende minimaal 1 week

 

per dagdeel

 

10,14

3.02.1

verhoogd, voor het gebruik van de aanwezige energievoorzieningen, met

 

per dagdeel

 

3,78

3.03

het incidenteel innemen van een standplaats

per dagdeel

22,67

3.03.1

het gebruik van de bij de standplaats aanwezige energievoorzieningen

per dagdeel

3,78

Onderdelen van gebouwde eigendommen

4.

Verschuldigd is voor het hebben van luifels, erkers, uitbouwen, overbouwen, markiezen, zonweringen en dergelijke aangebouwde of bevestigde onderdelen van gebouwde eigendommen, met een totale oppervlakte van:

4.01

tot 10 m2

per jaar

83.60

4.02

van 10 m2 tot 20 m2

per jaar

125,42

4.03

20 m2 of meer

per jaar

167.35

Afgebakende stallingen ten behoeve van winkelwagentjes

5.

Verschuldigd is voor het hebben van afgebakende stallingen ten behoeve van winkelwagentjes, met een totale oppervlakte van:

5.01

tot 5 m2

per jaar

292,62

5.02

van 5 m2 tot 10 m2

per jaar

409,67

5.03

10 m2 of meer

per jaar

585,24

Kabels en leidingen

6

Verschuldigd is voor het hebben van:

6.01

kabels en leidingen, per m1 of gedeelte daarvan

per jaar

1,12

per maand

0,13

 

Naar boven