Subsidieverordening Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie gemeente Alkmaar 2016
De Raad van de gemeente Alkmaar;
gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 2015-1309;
gelet op het advies van de commissie Sociaal;
b e s l u i t
  • 1.
    het “Beleidskader Peuteropvang Alkmaar vanaf 2016” vast te stellen;
  • 2.
    de Subsidieverordening Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie gemeente Alkmaar 2016 als volgt vast te stellen:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
  • 1.
    College College van burgemeester en wethouders van Alkmaar
  • 2.
    Subsidie een gemeentelijke bijdrage die aan een instelling wordt verstrekt.
  • 3.
    Kinderopvang: opvang vanuit een landelijk geregistreerd Kinderdagverblijf in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
  • 4.
    Peuteropvang: in het LRKP geregistreerde kinderopvang voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, waarin gewerkt wordt met een VVE-programma en de leidsters VVE-gecertificeerd zijn. De opvang is gericht op: Spelen, ontmoeten, ontwikkelen signaleren, doorverwijzen en/of ondersteunen.
  • 5.
    Voor- en Vroegschoolse een aanbod voorschoolse educatie in de peuteropvang Educatie (VVE): bedoeld voor doelgroeppeuters  Gericht op: Voorkomen vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- en onderwijsachterstanden.
  • 6.
    Doelgroeppeuter: peuter die in aanmerking komt voor VVE op grond van door het college vastgestelde criteria en als zodanig door de GGD is geïndiceerd.
  • 7.
    VVE-programma: een erkend voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters van 2,5 tot 4 jaar wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling. Het programma dient opgenomen te zijn in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.
  • 8.
    Niet-toeslagouder(s) ouder(s) die geen recht heeft/hebben op Kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.
  • 9.
    Toeslagouder ouder(s) die recht heeft/hebben op Kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.
  • 10.
    LRKP Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen.
 
Artikel 2. Reikwijdte verordening
  • 1.
    Voor de volgende beleidsterreinen kan met ingang van 1 januari 2016 subsidie worden verstrekt:
    • a)
      Peuteropvang;
    • b)
      Voor- en vroegschoolse Educatie
  • 2.
    De Algemene subsidieverordening Alkmaar, de Algemene subsidieverordening gemeente Schermer 2013 en de Algemene subsidieverordening Graft-De Rijp 2012 zijn niet van toepassing op subsidieverlening op grond van deze verordening.
Artikel 3. Bevoegdheid college
  • 1.
    Het college kan per beleidsterrein nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de voorwaarden en de doelgroepen worden omschreven.
  • 2.
    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.
  • 3.
    Het college kan voorwaarden verbinden aan de beschikking tot subsidieverlening.
HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD
Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
  • 1.
    De raad stelt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting de subsidieplafond(s) vast.
  • 2.
    Het college kan - met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels - nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.
HOOFDSTUK 3. AANVRAAG SUBSIDIE
Artikel 5. De aanvraag
  • 1.
    Bij een eerste subsidieaanvraag van een stichting/vereniging moet worden overgelegd:
    • a)
      De statuten of het reglement van de instelling.
    • b)
      De bestuurssamenstelling.
    • c)
      De laatste jaarrekening en jaarverslag van de instelling.
      Bij een eerste aanvraag van overige organisatievormen moet worden overgelegd:
      • a)
        Een uittreksel van de Kamer van Koophandel.
      • b)
        De jaarrekening.
  • 2.
    Een aanvraag voor subsidie dient vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar van uitvoering te worden ingediend.
  • 3.
    Het college neemt voor 1 januari van het uitvoeringsjaar een besluit over de subsidieaanvraag.
HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 6. Weigeringsgronden
Het college kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, een aanvraag voor subsidie weigeren indien:
  • 1.
    de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;
  • 2.
    de activiteiten van de subsidieontvanger onvoldoende afgestemd zijn op die van relevante instellingen en te weinig samenwerking beoogd wordt met die instellingen;
  • 3.
    de activiteiten reeds hebben plaatsgevonden dan wel hiermee is aangevangen;
  • 4.
    de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen te behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen.
  • 5.
    niet voldaan wordt aan de vereisten voor kinderopvang uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 7. Verlening subsidie
  • 1.
    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats dient te vinden.
  • 2.
    Het college kan verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.
Artikel 8. Betaling en bevoorschotting
  • 1.
    Indien een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, kan het college voorschotten verstrekken tot maximaal 100% van het, bij beschikking verleende, subsidiebedrag.
  • 2.
    In het besluit tot subsidieverlening wordt de hoogte en de termijnen van de voorschotten vastgelegd.
HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 9. Meldingsplicht
De subsidieontvanger doet direct melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de, aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden, verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 10. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over
  • a.
    besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, of ontbinding van de rechtspersoon;
  • b.
    relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
  • c.
    ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat de, aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden, niet of niet geheel kunnen worden nagekomen;
  • d.
    wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.
HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 11. Verantwoording subsidies
  • 1.
    De subsidieontvanger dient uiterlijk
    • a)
      1 april in het jaar na afloop van het uitvoeringsjaar
      of
    • b)
      dertien weken na afloop van de activiteiten
      de aanvraag tot subsidievaststelling in.
Het college kan bepalen welke gegevens en bescheiden dienen te worden overgelegd.
Artikel 12. Vaststelling subsidie
  • 1.
    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidie-vaststelling de subsidie vast.
  • 2.
    Het college kan deze termijn voor ten hoogste 13 weken verlengen.
  • 3.
    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikel 11, is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 13. Hardheidsclausule
  • 1.
    Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 3, buiten toepassing laten of daarvan afwijken zover toepassing gelet op het belang van de subsidieaanvrager of –ontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
  • 2.
    Het van toepassing verklaren van het eerste lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
Artikel 14. Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze verordening heeft betrekking op subsidies voor Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie vanaf het uitvoeringsjaar 2016. Ter voorbereiding hierop treedt deze verordening in werking op de dag van haar bekendmaking.
  • 2.
    Deze verordening vervangt alle eerdere financiële regelingen voor peuterspeelzaal, VVE en peuteropvang.
Artikel 15. Overgangsrecht
Het college draagt zorg voor een overgangsregeling voor het uitvoeringsjaar 2016 voor de uitvoering van de huidige peuterspeelzaalactiviteiten en VVE.
Artikel 16. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als “Subsidieverordening Peuteropvang en Voor- en vroegschoolse educatie, gemeente Alkmaar, 2016”.
 
 
Alkmaar, 27 augustus 2015

De Raad voornoemd,

P.M. Bruinooge,

voorzitter.

drs. A.P.A. Koolen,

griffier

Naar boven