REFERENDUMVERORDENING VOOR DE GEMEENTE ARNHEM 2015
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    kiezer: de kiesgerechtigde bedoeld in artikel 2
  • b.
    referendum: een raadgevende volksstemming, waarbij de kiezers zich uitspreken over een voorgenomen besluit dat aan de raad ter besluitvorming is voorgelegd;
  • c.
    raad: de raad van de gemeente Arnhem;
  • d.
    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;
  • e.
    centraal stembureau: het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad
     
Artikel 2
  • 1.
    Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die op grond van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.
  • 2.
    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming.
  • 3.
    De registratie van de kiesgerechtigdheid voor de verkiezingen van de raad geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor een referendum op basis van deze verordening.
     
Artikel 3
Een referendum wordt gehouden onder de kiezers van het gehele grondgebied van de gemeente Arnhem.
 
ONDERWERP
Artikel 4
  • 1.
    Alleen een onderwerp, waarover de raad bevoegd is te beslissen, kan onderwerp van een referendum zijn.
  • 2.
    De volgende conceptbesluiten kunnen géén onderwerp van een referendum zijn:
    • a.
      besluiten over voorstellen inzake individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen;
    • b.
      besluiten in het kader van deze verordening;
    • c.
      besluiten over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;
    • d.
      besluiten die onderworpen zijn aan c.q. onderdeel uitmaken van een wettelijk geregelde procedure en waarbij die procedure zich niet verdraagt met het (inlassen van een) referendum;
    • e.
      besluiten ten aanzien waarvan een referendum is gehouden;
    • f.
      besluiten met een spoedeisend karakter;
    • g.
      besluiten over bij de raad ingediende bezwaarschriften
       
INITIATIEF EN BESLISSING
Artikel 5 Inleidend verzoek
  • 1.
    Kiezers kunnen bij de raad op een daarvoor door het college vastgesteld formulier een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum.
  • 2.
    Dit verzoek moet worden ondersteund door ten minste 750 kiezers. Voor de beoordeling in het kader van dit artikel of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op het tijdstip van de vergadering bedoeld in het vierde lid het geval is.
  • 3.
    Het verzoek moet vergezeld gaan van een handtekening van elke kiezer die het verzoek ondersteunt met een opgave van zijn of haar naam, geboortedatum, adres en woonplaats.
  • 4.
    Het verzoek vermeldt om welk voorgenomen besluit het gaat en moet bij de voorzitter van de raad worden ingediend ten minste drie werkdagen voor de vergadering van de raad waarvoor het voorgenomen besluit is geagendeerd.
  • 5.
    Wanneer de raad in zijn in het vierde lid bedoelde vergadering oordeelt dat het verzoek door ten minste het voorgeschreven aantal kiezers is ondersteund en het onderwerp is toegestaan op grond van artikel 4, stelt de raad de kiezers in de gelegenheid een definitief referendumverzoek in te dienen.
  • 6.
    Het college maakt het raadsbesluit, bedoeld in het vijfde lid, zo spoedig mogelijk openbaar.
  • 7.
    In de gevallen bedoeld in het vijfde en zesde lid, wordt het raadsvoorstel waarop het inleidende verzoek betrekking heeft op de gebruikelijke wijze behandeld, met dien verstande dat het conceptbesluit zoals dat luidt na verwerking van door de raad vastgestelde amendementen, niet in stemming wordt gebracht maar wordt aangehouden. De raadsleden worden nadat over de amendementen is gestemd in de gelegenheid gesteld in de raadsvergadering een stemverklaring als bedoeld in artikel 33 van het Reglement van Orde voor de Politieke Maandag af te leggen met betrekking tot het conceptbesluit zoals dat luidt na verwerking van door de raad vastgestelde amendementen.
  • 8.
    Het verzoek, bedoeld in het eerste lid kan ook op elektronische wijze worden ingediend. Het college kan omtrent de wijze van indiening nadere regels vaststellen.
Artikel 6 Definitief verzoek kiezers
  • 1.
    Een definitief verzoek tot het houden van een referendum moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop de openbaarmaking, bedoeld in artikel 5 zesde lid, heeft plaatsgevonden.
  • 2.
    Het verzoek, bedoeld in het voorgaande lid, moet worden ondersteund door ten minste 3000 kiezers. Voor de beoordeling, in het kader van dit artikel, of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn het geval is.
  • 3.
    Het verzoek moet vergezeld gaan van de handtekening van elke kiezer die het verzoek ondersteunt met een opgave van zijn of haar naam, geboortedatum, adres en woonplaats.
  • 4.
    De gegevens, genoemd in het vorige lid, dienen te worden ingevuld op door het college vastgestelde lijsten die tijdens de openingstijden van het Klantcontatctcentrum en gedurende de in het eerste lid genoemde termijn beschikbaar zijn in het stadhuis en op één of meer andere, door het college aan te wijzen, locaties.
  • 5.
    Bij het invullen van de in het derde en vierde lid bedoelde gegevens dient de kiezer zich te legitimeren met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
  • 6.
    Het centraal stembureau besluit binnen twee weken na afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in het eerste lid of het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten, stelt dan vast dat een referendum wordt gehouden en stelt hierbij met inachtneming van het volgende lid een datum voor het referendum vast. Het centraal stembureau besluit slechts dat het definitieve verzoek niet wordt toegelaten, indien het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan drieduizend, dan wel het aantal geldige ondersteuningsverklaringen minder bedraagt dan drieduizend.
  • 7.
    Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een periode die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van het besluit tot het houden van een referendum. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet meegeteld. Indien binnen de in het eerste volzin van dit lid bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing op basis van de Kieswet of een referendum op basis van de Wet raadgevend referendum of deze verordening wordt gehouden, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen de dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen. Een stemming voor het referendum vindt niet plaats op de dag dat een verkiezing van de leden van de raad plaatsvindt.
  • 8.
    De vraagstelling van het referendum luidt: “Steunt u het voorgenomen raadsbesluit?”. De kiezer krijgt uitsluitend de mogelijkheid te stemmen voor 'ja' of 'nee' of kan een blanco stem uitbrengen.
  • 9.
    Het college maakt het besluit tot het houden van een referendum en de datum waarop het referendum wordt gehouden openbaar bekend. Het college is belast met de verdere bestuurlijke en ambtelijke coördinatie van het referendum.
  • 10.
    Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, kan ook op elektronische wijze worden ingediend. Het college kan omtrent de wijze van indiening nadere regels vaststellen.
     
PROCEDURE ROND DE STEMMING EN DE STEMOPNEMING
Artikel 7
  • 1.
    Iedere kiezer voor het referendum krijgt een afzonderlijke stempas.
  • 2.
    Het eerste lid geldt ook wanneer sprake is van een combinatie met een verkiezing van de leden van een vertegenwoordigend lichaam of een referendum.
  • 3.
    Deelname aan het referendum door middel van een volmacht of in een ander stemlokaal dan waarvoor de oproeping geldt, is mogelijk.
     
Artikel 8
  • 1.
    Het referendum vindt plaats in de stemlokalen die worden gebruikt voor de verkiezingen van leden van vertegenwoordigende lichamen.
  • 2.
    Indien geen sprake is van een combinatie van verkiezingen van leden van vertegenwoordigende lichamen kan het college, in afwijking van het eerste lid, een ander aantal stemlokalen aanwijzen.
  • 3.
    Aan de kiezers voor het referendum wordt een stembiljet uitgereikt. Daarvan wordt aantekening gemaakt in het kiesregister.
  • 4.
    Het stembiljet vermeldt de vraagstelling, alsmede de daarbij behorende keuzemogelijkheden.
  • 5.
    Deelname aan het referendum heeft plaats door de voorkeur op het stembiljet kenbaar te maken en deze in de stembus te deponeren.
  • 6.
    Het stembureau houdt aantekening van het deponeren van het stembiljet in de stembus.
     
Artikel 9
  • 1.
    Het stembureau stelt na de sluiting van het stemlokaal vast:
    • a.
      het aantal stemmen dat voor het voorgenomen besluit is uitgebracht;
    • b.
      het aantal stemmen dat tegen het voorgenomen besluit is uitgebracht;
    • c.
      het aantal blanco stemmen;
    • d.
      de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;
    • e.
      het aantal ongeldige stemmen.
  • 2.
    Niet of onduidelijk ingevulde stembiljetten worden als ongeldig aangemerkt.
  • 4.
    Van de uitkomst van de telling wordt een proces-verbaal opgemaakt.
  • 5.
    Na de telling worden de stembiljetten in verzegelde pakken bewaard.
     
Artikel 10
Voor zover in deze verordening niet anders is bepaald zijn op de stemming en de stemopneming de hoofdstukken J, K, en L van de Kieswet respectievelijk hoofdstuk 9 van de Wet raadgevend referendum van overeenkomstige toepassing.
UITSLAG REFERENDUM EN BESLUITVORMING OVER VOORGENOMEN RAADSBESLUIT
 
Artikel 11
  • 1.
    De uitslag van het referendum wordt door het centraal stembureau berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte, geldige stemmen.
  • 2.
    De uitslag van het referendum wordt door de voorzitter van het centraal stembureau openbaar bekendgemaakt.
     
Artikel 12
In de eerste vergadering van de raad nadat de uitslag van het referendum is bekendgemaakt vindt besluitvorming plaats over het aangehouden besluit dat aan het referendum werd onderworpen.
 
STRAF- EN OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 13
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, wordt gestraft degene die:
  • a.
    volmachtbewijzen, stembiljetten of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
  • b.
    volmachtbewijzen, stembiljetten of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;
  • c.
    volmachtbewijzen, stembiljetten of stempassen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
  • d.
    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.
     
SLOTBEPALINGEN
Artikel 14
Ingetrokken wordt de Referendumverordening voor de gemeente Arnhem 2005.
 
Artikel 15
  • 1.
    Deze verordening, met uitzondering van artikel 5, achtste lid, en artikel 6, tiende lid, treedt in werking op de dag na bekendmaking.
  • 2.
    Artikel 5, achtste lid, en artikel 6, tiende lid, treden in werking op een door het college te bepalen tijdstip. Het college kan hiertoe eerst besluiten indien verzekerd is dat de wijze van indiening van verzoeken op elektronische wijze geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.
     
Artikel 16
Deze verordening kan worden aangehaald als Referendumverordening voor de gemeente Arnhem 2015.
 
TOELICHTING, behorende bij de referendumverordening voor de gemeente Arnhem 2005
 
ALGEMEEN
Arnhem kent vanaf 1993 een referendumverordening. Deze is voor het laatst vastgesteld in 2005. In de referendumverordening worden de volgende zaken geregeld:
  • -
    er worden heldere procedures vastgelegd, die voor elk te organiseren referendum kunnen worden toegepast;
  • -
    kiesgerechtigde burgers kunnen het initiatief nemen om aan de raad te verzoeken een referendum te houden.
Het gaat hierbij om een prealabel raadgevend referendum. Dat wil zeggen dat de uitslag van een referendum nooit bindend kan zijn voor de raad of in de plaats kan komen van een door de raad te nemen besluit. De uitkomst van het referendum moet dus worden gezien als een voorafgaand advies van de bevolking aan de raad. Ieder raadslid beslist individueel of hij/zij zich gebonden acht aan de uitslag van een referendum. Hij / zij houdt altijd het recht om bij een stemming naar aanleiding van een gehouden referendum zich uit te spreken voor of tegen het voorgenomen besluit.
Een referendum kan niet in de plaats komen van de wettelijk voorgeschreven inspraakmogelijkheden. Dat geldt zowel voor de wetten, zoals bijv. op het terrein van de Ruimtelijke ordening en het milieu, maar geldt ook voor de gemeentelijke inspraakverordening.
Naast de in deze verordening beschreven mogelijkheid van een referendum op initiatief van Arnhemse kiezers, bestaat altijd de mogelijkheid dat de raad zelfstandig besluit tot het houden van een referendum.
 
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In deze verordening gaat het om een raadgevend referendum. Dat wil zeggen een referendum dat niet bindend is voor de raad op initiatief van de kiezers. Het vindt plaats voordat door de raad een definitief besluit is genomen over het voorliggende onderwerp. Na het referendum zal de raad een definitief besluit moeten nemen. Een correctief referendum, waarbij de bevolking een besluit dat de raad al heeft genomen achteraf bindend kan verklaren of verwerpen, is op grond van Grondwet niet mogelijk.
 
Artikel 2
Voor de kiesgerechtigheid is aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel B 3 van de Kieswet en artikel 18 lid 2 van de Wet raadplegend referendum (Wrr). Degenen die kiesgerechtigd zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn ook kiesgerechtigd voor een gemeentelijk referendum. Dit is herkenbaar voor de burgers en maakt de organisatie van een referendum niet onnodig complex.
 
Artikel 3
Uitgangspunt is dat een referendum zich niet kan uitstrekken buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden en zal worden gehouden onder de kiezers van de hele gemeente.
 
Artikel 4
De besluiten genomen door het college of de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen leent zich naar hun aard niet voor een referendum. Deze zijn in de uitzonderingslijst genoemd.
Om te voorkomen dat besluitvorming in een vicieuze cirkel terechtkomt, (zeker wanneer de raad een voorstel afwijst tot het houden van een referendum), zijn besluiten in het kader van deze verordening en besluiten naar aanleiding van een gehouden referendum uitgesloten van een nieuw referendum.
Ook besluiten die die onderworpen zijn aan c.q. onderdeel uitmaken van een wettelijk geregelde procedure en waarbij die procedure zich niet verdraagt met het (inlassen van een) referendum zijn niet referendabel. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij het vaststellen van de jaarrekening en de begroting; de artikelen 191 en 200 van de Gemeentewet bepalen het moment waarvoor deze dienen te worden vastgesteld door de raad.
De raad neemt uiteindelijk steeds een besluit of ten aanzien van een voorgenomen besluit een definitief referendumverzoek kan worden ingediend. Een zorgvuldige afweging is daarbij uiteraard een voorwaarde. Tegen een besluit om indieners niet in de gelegenheid te stellen een definitie referendumverzoek in te dienen staat voor belanghebbenden de mogelijkheid van bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht open. Dit betekent dat de raad een besluit om geen referendum te houden zorgvuldig moet afwegen en motiveren. De raad heeft hierbij overigens beoordelingsvrijheid en de rechter zal terughoudend toetsen.
 
Artikel 5
Kiesgerechtigden kunnen een verzoek bij de raad indienen tot het houden van een referendum. Dit middel biedt de kiezers de mogelijkheid “aan de noodrem te trekken” als er een besluit zal worden genomen, dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. Het zou niet juist zijn wanneer de raad alleen zelf kan bepalen bij welk besluit en wanneer het moment is aangebroken waarop burgers hun gekozen volksvertegenwoordigers kunnen “adviseren”.
De drempel van 750 kiesgerechtigde inwoners is ongewijzigd overgenomen uit de oude verordening. Dit is een concreet aantal. De andere methode is een promillage van de kiesgerechtigden. Een dergelijke koppeling betekent in de praktijk iedere keer enig rekenwerk en dus een steeds wisselend aantal.
In dit artikel is het zogeheten inleidend verzoek geregeld. Ter wille van de uniformiteit en verwerkbaarheid wordt door het college (bevoegdheid artikel 4:4 Algemene wet bestuursrecht) een aanvraagformulier vastgesteld en beschikbaar gesteld. Op basis hiervan wordt het aantal handtekeningen geteld. Door middel van steekproefsgewijze controle kan worden bepaald of het aantal handtekeningen voldoende is.
In deze fase is sprake van een “haalsysteem” voor de handtekeningen. De initiatiefnemers kunnen die bij wijze van spreken deur aan deur gaan ophalen.
Op het moment dat de raad vaststelt dat aan het ondersteuningsvereiste is voldaan en geen sprake is van een niet referendabel besluit volgt het raadsbesluit waarmee het vervolg in gang wordt gezet. Het raadsbesluit is onderwerpen aan de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep, inclusief een voorlopige voorziening, openstaat.
 
Artikel 6
Nadat de raad besloten heeft dat het inleidende verzoek tot het houden van een referendum wordt gehonoreerd, wordt de gelegenheid geboden een definitief verzoek in te dienen. Hiertoe geldt eveneens een (hogere) vaste drempel. Hier geldt de eis dat betrokkenen “de brengplicht” hebben. Zij dienen zich in het stadhuis en eventueel andere door het college aan te wijzen locaties te vervoegen en zich door middel van een identiteitsbewijs te legitimeren.
In dit artikel is opgenomen dat het centraal stembureau beoordeelt of er voldoende ondersteuningsverklaringen voor het definitieve verzoek ontvangen zijn en vervolgens de datum van het referendum vaststelt. Voordeel hiervan is dat het referendumproces nog verder wordt gedepolitiseerd. Voor het landelijk referendum op basis van de Wet raadgevend referendum vervult de Kiesraad als centraal bureau ook die rol. De Kiesraad heeft bij het landelijk raadgevend referendum tevens een taak bij het beoordelen van het inleidend verzoek. Omdat echter niet ieder raadsbesluit voor een referendum in aanmerking komt en dit om een beoordeling door de raad zelf vraagt, is een dergelijk rol voor het centraal stembureau bij het inleidend verzoek niet aangewezen.
Op het moment dat het centraal stembureau vaststelt dat aan het ondersteuningsvereiste is voldaan volgt het besluit dat een referendum wordt gehouden. Tegelijkertijd wordt ook de datum van het referendum vastgesteld. Uit oogpunt van kostenbeheersing kan een referendum relatief goedkoop worden gehouden door mee te liften met een volksvertegenwoordigende verkiezing. Het wordt echter niet wenselijk geacht om een referendum samen te laten lopen met een raadsverkiezing. Voor de vaststelling van de datum is aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in de artikelen 55 en 56 van de Wrr. Daarnaast verdient het aanbeveling om geen referendum te houden op de woensdag direct voorafgaand aan bijvoorbeeld Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag of Koningsdag (vallend op een donderdag). Als de uitslag op woensdagavond niet compleet kan worden vastgesteld dan is de donderdag in die gevallen niet een werkdag waarop de uitslag kan worden gecompleteerd. Ter overweging is nog om een referendum niet te houden in een periode van de schoolvakanties omdat dan locaties niet beschikbaar kunnen zijn, ook kan een referendum in een dergelijke periode opkomstbelemmerend werken.
Teneinde de besluitvorming te vereenvoudigen is er voor gekozen om in onderhavige verordening de vraagstelling en de keuzemogelijkheden vast te leggen.
De uitvoering van het referendum zelf wordt aan het college opgedragen. Hoewel niet strikt noodzakelijk (artikel 160 Gemeentewet belast het college in zijn algemeenheid al met de uitvoering van de raadsbesluiten) is de bepaling ter voorkoming van onduidelijkheid, hier opgenomen.
Het besluit om een referendum te houden is onderwerpen aan de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep, inclusief een voorlopige voorziening, openstaat.
 
Artikel 7 t/m 10
Bij de regels rondom de stemming en de stemopneming wordt aangesloten bij de procedures rondom gemeenteraadsverkiezingen op grond van de Kieswet en referenda op basis van de Wrr. Iedere kiesgerechtigde ontvangt een stempas. Bij een combinatie van referendum met een volksvertegenwoordigende verkiezing worden afzonderlijke stempassen gebruikt. Bij een referendum kan gebruik worden gemaakt van volmachten. Hiervoor gelden de bepalingen van de Kieswet. Een kiezer mag, gelijktijdig met het uitbrengen van zijn eigen stem, maximaal voor twee volmachtgevers uit het eigen kiesdistrict een stem uitbrengen.
Het referendum vindt in beginsel plaats in de gebruikelijke stemlokalen. Het college krijgt de bevoegdheid om bij een referendum dat niet gelijktijdig wordt gehouden met een volksvertegenwoordigende verkiezing, een ander aantal stembureaus aan te wijzen dan gebruikelijk is bij de volksvertegenwoordigende verkiezingen. De achterliggende gedachte is dat een referendumformulier sneller kan worden ingevuld (en geteld) dan de soms omvangrijke stemformulieren die bijvoorbeeld voor de volksvertegenwoordigende verkiezingen worden gebruikt. Ook kan hier uit kostenoogpunt aanleiding toe bestaan.
 
Artikel 11
Anders dan in de Referendumverordening voor de gemeente Arnhem 2005 kent onderhavige verordening geen bepaling ten aanzien van de geldigheid van de uitslag van het referendum. Het is niet passend om naar aanleiding van de opkomst bij het referendum een uitspraak over de geldigheid van die uitslag te doen. Het is aan de raadsleden om de uitslag te waarderen. Op geen enkele wijze is de uitslag van het referendum juridisch bindend voor een raadslid of de raad. De raad kan het oordeel van de kiezers zwaar laten wegen, doch heeft de vrijheid aan andere belangen een groter gewicht toe te kennen. Derhalve is niet alleen geen sprake van een juridische binding van de raad aan de uitslag van het referendum, doch ook niet van een zodanige materiële of politiek binding dat in feite van beslissingsvrijheid van de raad geen sprake meer is. De inhoudelijke besluitvorming over het voorgenomen besluit blijft in handen van de raad.
 
Artikel 12
In dit artikel is vastgelegd dat de raad in de eerstvolgende vergadering na het referendum een besluit moet nemen over het voorgenomen besluit.
 
Artikel 13
De Kieswet regelt strafbaarstelling van degene die de bepalingen van de Kieswet overtreedt. Deze strafbepalingen gelden niet voor een gemeentelijk referendum. De gemeentelijke wetgever heeft de mogelijkheid om op grond van artikel 154 van de Gemeentewet overtreding van deze verordening strafbaar te stellen. Daartoe is onderhavig artikel opgenomen.
 
Artikel 14
Dit artikel regelt de intrekking van de oude verordening.
 
Artikel 15
Hier wordt de inwerkingtreding van deze verordening vastgelegd. In artikel 7 lid 8 en artikel 8 lid 8 is de (juridische) mogelijkheid geïntroduceerd van het op elektronische wijze indienen (en ondersteunen) van het inleidend en definitief referendumverzoek.
Om dit feitelijk mogelijk te maken zal eerst een ICT-traject moeten worden doorlopen, onderdeel hiervan zal de vraag moeten zijn of deze wijze van indienen net zo betrouwbaar is als de (meer traditionele) indiening op papier. In de eerste plaats dient vast te staan dat adequate controle kan plaatsvinden van de identiteit van de verzoeker, van zijn kiesgerechtigdheid en van het voorschrift dat één verzoeker niet meer dan één verzoek of verklaring mag indienen per referendum.
 
Artikel 16
Het is gebruikelijk dat een verordening een citeerartikel bevat. Deze bepaling voorziet hierin.
De griffier, De voorzitter,
Naar boven