Een gezin kan kinderopvang nodig hebben wegens sociaal-medische redenen (gelegen in de ouder of het kind), maar geen kinderopvangtoeslag van de belastingdienst ontvangen omdat de ouder of één van de ouders niet werkt. Kan een gezin dan nog een tegemoetkoming krijgen in de kosten van kinderopvang?
Aanvankelijk maakte kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) onderdeel uit van de Wet kinderopvang (de Wko). Omdat er in 2005 geen duidelijkheid ontstond over de plaats waar de centrale indicatiestelling voor de doelgroep zou moeten plaatsvinden, zijn de SMI-artikelen uit de Wko niet in werking getreden en is aan gemeenten gevraagd de uitvoering ter hand te nemen en een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van SMI te verstrekken. Hiervoor is een bedrag toegevoegd aan het gemeentefonds. De meeste gemeenten voeren dit al een aantal jaren uit, zo ook Groesbeek.
Wettelijke borging van kinderopvang op grond van SMI in de Wko is in de jaren na 2005 echter niet meer tot stand gekomen, ook niet in de Jeugdwet en de Wmo. (zie ook brief Tweede kamer van minister SZW, 3 juli 2014)
De MUG-gemeenten hebben de afgelopen jaren veelvuldig aan gezinnen een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang verstrekt op grond van een sociaal-medische indicatie. Begin 2015 is een beleidsregel vastgesteld door het college om dit voort te zetten. Een beleidsregel is echter niet het juiste instrument om de tegemoetkoming te kunnen toekennen, omdat de wettelijke basis ontbreekt (zie hierboven). Daarom wordt nu een verordening vastgesteld op grond van artikel 149 Gemeentewet. Dit artikel geeft de raad de autonome bevoegdheid om een gemeentelijk regeling vast te stellen.
In de verordening is geen inkomensgrens gesteld, omdat sociaal-medische problematiek in alle inkomensgroepen voorkomt. Een brede toegang wordt ook voorgestaan door het ministerie van SZW. Wel wordt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage gevraagd conform de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. Dit is redelijk, gezien het feit dat ook in de Wet kinderopvang en bij de peuterspeelzalen in Groesbeek een inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt gevraagd. Alleen de gezinnen met een inkomen op 110% bijstandsniveau, hoeven geen ouderbijdrage te betalen.
De indicatiestelling van de kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie ligt in eerste instantie bij het sociaal team van de gemeente. Binnen het sociaal team wordt de noodzaak van kinderopvang op grond van SMI in een gezin integraal bekeken: er wordt gekeken naar de totale problematiek binnen een gezin, de totale behoefte aan hulpverlening en andere mogelijkheden van opvang van de kinderen (bijv het netwerk om het gezin heen). Het advies van het sociaal team wordt vervolgens getoetst aan de verordening. In bepaalde situaties volstaat echter een indicatie van het CIZ, met name bij aanvragen van het moeder/kind huis 24/7. Soms kan een indicatie achterwege blijven, omdat de situatie en de noodzaak eenduidig is.
Toelichting Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.
g: het adviesorgaan is in eerste instantie het sociaal team van de gemeente. Binnen het sociaal team wordt de noodzaak van kinderopvang op grond van SMI in een gezin integraal bekeken: er wordt gekeken naar de totale problematiek binnen een gezin, de totale behoefte aan hulpverlening en andere mogelijkheden van opvang van de kinderen (bijv het netwerk om het gezin heen). Het advies van het sociaal team wordt vervolgens getoetst aan de verordening.
Een indicatie van het CIZ is daarnaast ook een mogelijkheid, met name bij de aanvragen van het moeder-kind huis 24/7 Tot slot kan in een enkel geval de noodzaak tot kinderopvang zo eenduidig zijn een sociaal-medische indicatie achterwege kan blijven.
i: de adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van VNG sluit aan bij de inkomenstabel die de belastingdienst hanteert, maar is een vereenvoudigde versie, waar veel gemeenten mee werken.
Met genoemde doelstelling wordt een lacune opgevuld in de Wet kinderopvang voor ouders die vanwege sociaal medische redenen op kinderopvang zijn aangewezen. De tegemoetkoming is als een tijdelijke ondersteuning bedoeld aangezien ouders primair zelf verantwoordelijk zijn voor de opvang van hun kind(eren). Van hen wordt verwacht dat zij actief zoeken naar andere mogelijkheden om weer zelf te kunnen voorzien in de noodzakelijke opvang van hun kind(eren)
Artikel 5 Voorliggende voorziening
De tegemoetkoming fungeert als een vangnet. Als de Wet kinderopvang, de Wet langdurige zorg , de Wet maatschappelijke ondersteuning, de peuterspeelzaal of het netwerk van belanghebbende een mogelijkheid biedt, dan moet daarvan gebruik worden gemaakt.
Artikel 6 Vaststellen van het recht op een tegemoetkoming
Het college neemt een besluit over de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie van een advies orgaan.
De indicatie bevat in ieder geval:
- •
naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarvoor de indicatie geldt;
- •
de redenen voor de noodzaak van de kinderopvang;
- •
- •
de omvang en duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.
In dit artikel is opgenomen dat het college advies bij een ander adviesorgaan kan opvragen als zij twijfels heeft bij de noodzaak of de omvang van de gevraagde kinderopvang.
Lid 2, d: in een enkel geval kan de noodzaak voor kinderopvang zo duidelijk zijn dat een sociaal-medische indicatie achterwege kan blijven. Dit moet echter wel goed worden gemotiveerd.
Artikel 9 Periode van de tegemoetkoming
Kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie is met nadruk een tijdelijke oplossing. Verlenging moet niet jaar na jaar plaatsvinden; 1,5 tot 2 jaar zou het maximum moeten zijn. Werken aan een oplossing op langere termijn is hierbij belangrijk.
Artikel 10 Hoogte van de tegemoetkoming
lid 2. Door bij de eerste inkomensschijf (in 2015: € 17.918 en lager) van de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk 2015 de ouderbijdrage op € 0,– per uur te zetten, wordt tegemoetgekomen aan een groep ouders, die de ouderbijdrage vaak niet kan betalen wegens een minimuminkomen (110% bijstandsnorm). Deze ouders vragen hiervoor vaak bijzondere bijstand aan. Dat zou betekenen dat ze weer een aanvraag bijzondere bijstand moeten doen, met net iets andere regels, en dat de gemeente een aanvraag bijzondere bijstand moet verwerken, en de bijzondere bijstand moet uitbetalen. Nu hoeven deze ouders dat niet te doen, en hoeven ze geen ouderbijdrage te betalen aan de gemeente (en dus ook geen bijzondere bijstand hiervoor te ontvangen). Het bespaart de gemeente een hoop administratieve rompslomp.
Artikel 12 Intrekking recht op tegemoetkoming en terugvordering
lid 2 sub a. Teveel betaalde tegemoetkoming wordt zoveel als mogelijk voorkomen door de tegemoetkoming pas uit te betalen nadat belanghebbende de factuur van de opvanginstelling heeft overlegd.
lid 2, sub b Het bedrag wordt teruggevorderd. Omdat deze verordening niet valt onder de Participatiewet, volgt er geen boeteprocedure.