Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014 Kaag en Braassem

Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem;

besluiten:

vast te stellen het 'Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014'.

Hoofdstuk 1
Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem;

  • b.Eigen auto: auto die op naam staat van de aanvrager of zijn partner, waarbij minimaal één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs;

  • c.Vervoerswaarde: het aantal kilometers per kalenderjaar dat de aanvrager met de tegemoetkoming kan reizen en waarop de berekening van de hoogte van de voorziening zoveel mogelijk is afgestemd;

  • d.OV-tarief: het tarief per zone dat in het regulier openbaar vervoer wordt gehanteerd;

Alle begrippen, die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2
Te bereiken resultaat: een schoon en leefbaar huis, beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 2
Toekenning persoonsgebonden budget

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting vindt plaats op verzoek van de aanvrager, nadat deze uitdrukkelijk is geïnformeerd over de voor- en nadelen hiervan.

Artikel 3
Omvang van het persoonsgebonden budget

De omvang van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt:

  • a.€ 16,50 per uur wanneer het om ondersteuning in categorie A gaat;

  • b.€ 20,50 per uur wanneer het om ondersteuning in categorie B gaat en de ondersteuning geboden wordt door een daartoe opgeleid persoon.

Artikel 4
Uitbetaling van het persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget wordt na toekenning bij wijze van voorschot per maand uitbetaald.

Tot betaling van het persoonsgebonden budget wordt overgegaan nadat de budgethouder een overeenkomst voor het verstrekken van hulp bij het huishouden heeft overgelegd.

Artikel 5
Verantwoording van het persoonsgebonden budget

De budgethouder moet voor de controle op de besteding van het persoonsgebonden een overzicht van de salarisadministratie / verantwoording bestede gelden aan het college overleggen, indien het college daarom verzoekt.

Artikel 6
Controle van het persoonsgebonden budget

De steekproef zoals genoemd in artikel 22 van de Verordening heeft een omvang van tenminste 10% van het aantal verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Bij verstrekkingen voor hulp bij het huishouden vanaf € 7.500,-, zal de controle voor 100% plaatsvinden. De controle vindt plaats na afloop van elk kalenderjaar.

De verantwoording over het persoonsgebonden budget vindt plaats over het totaal van het toegekende bedrag van desbetreffend kalenderjaar.

Over een bedrag van maximaal € 250,- per jaar hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.

Indien uit de controle blijkt dat het persoonsgebonden budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college op grond van artikel 30 van de Verordening besluiten het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 3
Te bereiken resultaat: een geschikte woning

Artikel 7
Omvang van het persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget omvat de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-compenserende te verstrekken voorziening in natura.

Het persoonsgebonden budget kan indien nodig worden aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten. Onder instandhoudingkosten worden verstaan: de kosten die noodzakelijk zijn om de verstrekte voorziening in stand te houden, in het bijzonder de kosten van onderhoud en reparatie en, voor zover noodzakelijk, de verzekeringskosten. Deze instandhoudingkosten worden jaarlijks vooraf betaald. De kosten bedragen 7% van het verstrekte persoonsgebonden budget met een maximum van € 250,- per jaar.

Bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden kan rekening gehouden worden met de levensduur van de bestaande voorziening.

Artikel 8
Omvang van de financiële tegemoetkoming

De financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting bedraagt:

  • a.€ 1.975,- indien het een belanghebbende betreft die op advies van het college naar een geschikte woning verhuist;

  • b.€ 4.050,- indien een belanghebbende op verzoek van de gemeente ten behoeve van een persoon met beperkingen zijn woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft vrijgemaakt.

De financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van:

  • c.€ 718,79 per maand indien de tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte betreft ofwel de te verlaten woonruimte langer moet worden aangehouden;

  • d.€ 360,70 per maand indien de tijdelijke huisvesting niet-zelfstandige woonruimte betreft.

De financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering wordt gebaseerd op de daarvoor geldende NIBUD normen. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van overgelegde rekeningen. De definitief toegekende financiële tegemoetkoming bedraagt niet meer dan de genoemde NIBUD normen.

Artikel 9
Uitbetaling van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

Een financiële tegemoetkoming in de kosten van woonruimteaanpassing, huurderving en het verwijderen van woningaanpassingen wordt verstrekt aan de eigenaar van de woonruimte.

Een financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget in de kosten van verhuizing en inrichting, tijdelijke huisvesting en woonvoorzieningen worden verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

De financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget wordt na verzending van de beschikking beschikbaar gesteld door storting op rekening van de aanvrager dan wel de eigenaar van de woonruimte. Uitzondering hierop vormt de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting. Deze wordt op declaratiebasis uitbetaald.

Artikel 10
Verantwoording van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

Verantwoording van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen drie maanden na dagtekening van het besluit. Uitzondering hierop vormt de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting. Deze tegemoetkoming wordt op declaratiebasis verstrekt en heeft een geldigheidsduur van maximaal twee jaar.

De budgethouder dient ter verantwoording een origineel aankoop- en betalingsbewijs alsmede het door hem afgesloten onderhouds- en servicecontract te overleggen.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om, op verzoek van de budgethouder, uitstel van verantwoording te verlenen indien daar goede redenen voor zijn.

Artikel 11
Controle persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

De steekproef zoals genoemd in artikel 22 van de Verordening heeft een omvang van tenminste 10% van het aantal verstrekte budgetten.

Verstrekkingen van een voorziening vanaf € 20.000,- worden altijd gecontroleerd. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking.

Indien uit de controle blijkt dat het budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college op grond van artikel 30 van de Verordening besluiten het budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 4
Te bereiken resultaat: Zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 12
Omvang van het persoonsgebonden budget bij koop en huur

Soort voorziening

Totaal (A+B)

Aanschaf (A)

Verzekering en onderhoud voor hele periode (B)

1

duwwandelwagen voor continu

gebruik

€ 3.450,-

€ 2.950,-

€ 500,-

2

handbewogen rolstoel voor

incidenteel/kortdurend gebruik

€ 525,-

€ 400,-

€ 125,-

3

handbewogen rolstoel voor (semi-)permanent/algemeen gebruik

€ 1.375,-

€ 1.125,-

€ 250,-

4

handbewogen rolstoel voor

actief gebruik

€ 2.600,-

€ 2.100,-

€ 500,-

5

elektrische rolstoel voor

(semi-)permanent gebruik, primair binnen, maar ook om het huis

€ 9.000,-

€ 6.600,-

€ 2.400,-

6

elektrische rolstoel voor

(semi-)permanent gebruik, primair buiten, maar ook binnenshuis

€10.250,-

€ 7.900,-

€ 2.350,-

Indien de aanvrager het persoonsgebonden budget aanwendt voor het huren van een rolstoel, ontvangt hij per kalenderjaar het in het eerste lid genoemde totaalbedrag (A + B), gedeeld door het aantal gebruiksduurjaren als bedoeld in het vierde lid. Bij overlijden of verhuizen van de aanvrager of het niet meer adequaat zijn van de rolstoel wordt het persoonsgebonden budget stopgezet.

Bij de verstrekking van het persoonsgebonden budget stelt de gemeente een programma van eisen voor de rolstoel beschikbaar.

De gemeente hanteert een gebruiksduur van 7 jaar voor een rolstoel.

De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur de via het persoonsgebonden budget aangeschafte rolstoel voldoende te laten onderhouden.

De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur voor de via het persoonsgebonden budget aangeschafte elektrische rolstoel een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten.

De gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de rolstoel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte. Hierbij geldt het in lid 1 genoemde maximum.

De jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van een rolstoel wordt voor de eerste keer verstrekt in het jaar volgend op het jaar van aanschaf. In het jaar van aanschaf wordt een voorschot van € 50,- verstrekt op de tegemoetkoming voor kosten van verzekering.

De meerkosten die verband houden met noodzakelijke individuele aanpassingen worden voor 100% vergoed.

Indien vast staat dat de aanvrager de rolstoel niet meer gebruikt, is hij gehouden deze aan de gemeente in eigendom over te dragen dan wel de restwaarde ervan te vergoeden. Bij overlijden van de aanvrager binnen de gebruiksduur van de voorziening rust deze verplichting op de erfgenamen van de aanvrager.

Indien vanwege medische redenen binnen 7 jaar opnieuw een persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte rolstoel.

Indien degene aan wie een persoonsgebonden budget voor een rolstoel is toegekend, binnen 7 jaar verhuist, dan wordt het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte rolstoel gevorderd, tenzij de gemeente van de nieuwe woonplaats de verstrekking overneemt.

De restwaarde van de rolstoel wordt als volgt bepaald:

Bij verhuizing of overlijden van aanvrager of niet meer adequaat zijn van de voorziening

Restwaarde als percentage van verstrekt aanschafgedeelte van het PGB

~ in het eerste jaar

85%

~ in het tweede jaar

70%

~ in het derde jaar

55%

~ in het vierde jaar

40%

~ in het vijfde jaar

25%

~ in het zesde jaar

10%

  • 12.

Bij verhuizing of overlijden van

aanvrager of niet meer adequaat

zijn van de voorziening

Restwaarde als percentage

van verstrekt aanschaf-gedeelte van het PGB

~ in het eerste jaar

85%

~ in het tweede jaar

70%

~ in het derde jaar

55%

~ in het vierde jaar

40%

~ in het vijfde jaar

25%

~ in het zesde jaar

10%

Artikel 13
Uitbetaling van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

De financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget wordt na verzending van de beschikking beschikbaar gesteld door storting op rekening van de aanvrager.

Artikel 14
Verantwoording van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

Verantwoording van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen drie maanden na dagtekening van het besluit.

De budgethouder dient ter verantwoording een origineel aankoop- en betalingsbewijs alsmede het door hem afgesloten onderhouds- en servicecontract te overleggen.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om, op verzoek van de budgethouder, uitstel van verantwoording te verlenen indien daar goede redenen voor zijn.

Artikel 15
Controle persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

De steekproef zoals genoemd in artikel 22 van de Verordening heeft een omvang van tenminste 10% van het aantal verstrekte persoonsgebonden budgetten.

Indien uit de controle blijkt dat het persoonsgebonden budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college op grond van artikel 30 van de Verordening besluiten het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 5
Te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 16
Norminkomen

Dit artikel is komen te vervallen.

Artikel 17
Omvang van de voorziening

De vervoerswaarde van de individuele dan wel collectieve voorzieningen is gesteld op 2.000 kilometer per kalenderjaar.

De vervoersvoorziening in de vorm van het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer tegen gereduceerd tarief bestaat op jaarbasis maximaal uit:

  • a.gebruik van het CVV: 384 zones

  • b.vervoer vrij besteedbaar (forfaitair): € 288,-

De financiële tegemoetkoming voor individueel vervoer bedraagt op jaarbasis maximaal:

  • a.voor vervoer per taxi: € 1.860,- (2.000 kilometer, eigen bijdrage € 0,16 per kilometer)

  • b.voor vervoer per eigen auto (forfaitair): € 576,- (2.000 kilometer a € 0,29)

  • c.voor een combinatie van a en b:

    voor de taxi (1.000 kilometer): € 930,-

    plus voor de auto (1.000 kilometer, forfaitair): € 288,-

  • d.voor een rolstoeltaxi: € 2.832,- (2.000 kilometer, eigen bijdrage € 0,16 per kilometer)

De hoogte van de gemaximeerde tegemoetkoming als bedoeld in het tweede en derde lid kan naar boven en naar beneden worden vastgesteld indien de individuele vervoersbehoefte daartoe aanleiding geeft.

Personen die een vervoersvoorziening van de gemeente ontvangen in de vorm van de Regiotaxi, moeten een bijdrage betalen in de Regiotaxi. De hoogte van deze bijdrage is gelijk aan het OV zonetarief.

De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt voor aanvragers tot 16 jaar gesteld op een percentage van de in het tweede en derde lid van dit artikel genoemde bedragen, namelijk:

  • a.0% voor aanvragers tot 4 jaar;

  • b.25% voor aanvragers van 4 tot 6 jaar;

  • c.50% voor aanvragers van 6 tot 12 jaar; en

  • d.75% voor aanvragers van 12 tot 16 jaar.

Artikel 18
Wijzigen omvang bij echtparen

Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in kosten van vervoer dan wel voor het CVV en tenminste één van hen kan geen gebruik maken van het CVV, wordt aan elk van hen een percentage (25%, 50%, dan wel 75%, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte) van het maximumbedrag voor vervoer per reguliere taxi toegekend.

Voor zover echtgenoten beide geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer, maar wel van het CVV wordt aan hen ieder maximaal toegekend:

  • a.100% van het aantal zones voor het gebruik van het CVV; en

  • b.indien van toepassing, 50% van vrij besteedbaar bedrag.

Voor zover echtgenoten beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer, maar wel van het CVV, en één van hen kiest voor de tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto, wordt aan ieder van hen maximaal 50% toegekend van het maximumbedrag voor het gebruik van de eigen auto.

Artikel 19
Wijzigen omvang bij meerdere vervoersvoorzieningen

Indien belanghebbende gebruik kan maken van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, dan wel een eigen verplaatsingsmiddel, kan het aantal kilometers met 25%, 50% dan wel 75% worden verlaagd, afhankelijk van de mate waarin het andere verplaatsingsmiddel in de vervoersbehoefte voorziet.

Artikel 20
Omvang van het persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget omvat de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-compenserende te verstrekken voorziening in natura.

Het persoonsgebonden budget kan indien nodig worden aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten. Onder instandhoudingkosten worden verstaan: de kosten die noodzakelijk zijn om de verstrekte voorziening in stand te houden, in het bijzonder de kosten van onderhoud en reparatie en, voor zover noodzakelijk, de verzekeringskosten. Deze instandhoudingkosten worden jaarlijks vooraf betaald, voor het eerst in het jaar volgende op het jaar van aanschaf. De kosten bedragen 7% van het verstrekte persoonsgebonden budget met een maximum van € 250,- per jaar.

Artikel 21
Omvang van het persoonsgebonden budget voor scootmobielen koop en huur

Het persoonsgebonden budget voor een scootmobiel omvat twee bestanddelen: een eenmalige vergoeding voor de aanschaf inclusief standaard fabrieksopties (A) en een jaarlijkse tegemoetkoming in kosten van onderhoud, reparatie en verzekering (B). Het persoonsgebonden budget bedraagt, rekening houdend met de kosten voor verzekering en onderhoud voor de gehele gebruiksperiode, als bedoeld in het derde lid, ten hoogste:

  • a.voor een scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving (8 km/uur)

    € 2.350,- (A) + € 950,- (B) = € 3.300,-;

  • b.voor een scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving (10 km/uur)

    € 2.700,- (A) + € 1.100,- (B) = € 3.800,-;

  • c.voor een scootmobiel voor langere afstanden en intensief gebruik (15 km/uur)

    € 3.600,- (A) + € 1.350,- (B) = € 4.950,-.

Indien de aanvrager het persoonsgebonden budget aanwendt voor het huren van een scootmobiel, ontvangt hij per kalenderjaar het in het eerste lid genoemde totaalbedrag (A + B), gedeeld door het aantal gebruiksduurjaren als bedoeld in het vierde lid. Bij overlijden of verhuizen van de aanvrager of het niet meer adequaat zijn van de scootmobiel wordt het persoonsgebonden budget stopgezet.

Bij de verstrekking van het persoonsgebonden budget stelt de gemeente een programma van eisen voor de voorziening beschikbaar.

De gemeente hanteert een gebruiksduur van 7 jaar voor een scootmobiel.

De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur de via het persoonsgebonden budget aangeschafte scootmobiel voldoende te laten onderhouden.

De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur voor de via het persoonsgebonden budget aangeschafte scootmobiel tenminste een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten.

De gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de scootmobiel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte.

De meerkosten die verband houden met noodzakelijke individuele aanpassingen worden voor 100% vergoed.

De jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van een scootmobiel wordt voor de eerste keer verstrekt in het jaar volgend op het jaar van aanschaf. In het jaar van aanschaf wordt een voorschot van € 50,- verstrekt op de tegemoetkoming voor kosten van verzekering.

Indien vast staat dat de aanvrager de scootmobiel niet meer gebruikt, is hij gehouden deze aan de gemeente in eigendom over te dragen dan wel de restwaarde ervan te vergoeden. Bij overlijden van de aanvrager binnen de gebruiksduur van de scootmobiel rust deze verplichting op de erfgenamen van de aanvrager.

Indien vanwege medische redenen binnen 7 jaar opnieuw een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte scootmobiel.

Indien degene aan wie een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel is toegekend, binnen 7 jaar verhuist, dan wordt het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte scootmobiel gevorderd, tenzij de gemeente van de nieuwe woonplaats de verstrekking overneemt.

De restwaarde van de scootmobiel wordt als volgt bepaald:

Bij verhuizing of overlijden van aanvrager of niet meer adequaat zijn van de scootmobiel

Restwaarde als percentage van verstrekt aanschaf-gedeelte van het Pgb

~ in het eerste jaar

85%

~ in het tweede jaar

70%

~ in het derde jaar

55%

~ in het vierde jaar

40%

~ in het vijfde jaar

25%

~ in het zesde jaar

10%

Artikel 22
Uitbetaling van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

Het persoonsgebonden budget wordt na verzending van de beschikking beschikbaar gesteld door storting op rekening van de aanvrager.

De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 21 en artikel 17 lid 3 onder a en d wordt na toekenning bij wijze van voorschot per maand uitbetaald.

Artikel 23
Verantwoording van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

Verantwoording van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen drie maanden na dagtekening van het besluit dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

De budgethouder dient ter verantwoording een origineel aankoop- en betalingsbewijs alsmede het door hem afgesloten onderhouds- en servicecontract te overleggen dan wel in geval van een financiële tegemoetkoming voor individueel taxivervoer als bedoeld in artikel 17 lid 3 onder a, c en d een overzicht van de verreden ritten en daarbij behorende kosten.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om, op verzoek van de budgethouder, uitstel van verantwoording te verlenen indien daar goede redenen voor zijn.

Artikel 24
Controle persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

De steekproef zoals genoemd in artikel 22 van de Verordening heeft een omvang van tenminste 10% van het aantal verstrekte budgetten.

Indien uit de controle blijkt dat het budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college op grond van artikel 30 van de Verordening besluiten het budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 6
Te bereiken resultaat: hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

Artikel 25
Omvang van de financiële tegemoetkoming voor de sportrolstoel

Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een sportrolstoel, indien hij zonder deze sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de aanschaf, het onderhoud, de reparatie en verzekering van een sportrolstoel bedraagt € 2.500,-.

Een financiële tegemoetkoming voor de aanschaf, het onderhoud, de reparatie en verzekering van een sportrolstoel wordt slechts eenmaal per drie jaar verstrekt.

Artikel 26
Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming

De financiële tegemoetkoming wordt na verzending van de beschikking beschikbaar gesteld door storting op rekening van de aanvrager.

Artikel 27
Verantwoording van de financiële tegemoetkoming

Verantwoording van de financiële tegemoetkoming door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen drie maanden na dagtekening van het besluit.

De budgethouder dient ter verantwoording een origineel aankoop- en betalingsbewijs alsmede het door hem afgesloten onderhouds- en servicecontract te overleggen.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om, op verzoek van de budgethouder, uitstel van verantwoording te verlenen indien daar goede redenen voor zijn.

Artikel 28
Controle financiële tegemoetkoming

De steekproef zoals genoemd in artikel 22 van de Verordening heeft een omvang van tenminste 10% van het aantal verstrekte budgetten.

Indien uit de controle blijkt dat de tegemoetkoming niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college op grond van artikel 30 van de Verordening besluiten de tegemoetkoming geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 7
Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdrage en eigen aandeel.

Artikel 29
Keuzevrijheid

Geen persoonsgebonden budget wordt toegekend indien het woningaanpassingen van bouwkundige of woontechnische aard aan een huurwoning betreft.

Geen persoonsgebonden budget wordt toegekend indien de vervoersvoorziening collectief vraagafhankelijk vervoer betreft.

Artikel 30
Omvang van de eigen bijdrage

De maximale eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23 van de Verordening is voor:

  • a.Hulp bij het huishouden Categorie A natura € 17,70 per uur.

  • b.Hulp bij het huishouden Categorie B natura € 22,00 per uur.

De eigen bijdrage kan nooit meer zijn dan de werkelijke kosten van de verstrekte voorziening.

Hoofdstuk 8
Slotbepalingen

Artikel 31
Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oud besluit

Dit besluit wordt aangehaald als: 'Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kaag en Braassem 2014'.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin dit besluit wordt geplaatst en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2014.

Het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem op 10 december 2013.

gemeentesecretaris,
M.E. Spreij
burgemeester,
mr. K.M. van der Velde-Menting
Naar boven