Aanvullende beleidsregels voor incidentele subsidie voor cultuureducatie en cultuurparticipatie Hilversum 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum;

overwegende dat het noodzakelijk is in het kader van de uitvoering van de Deelnotitie Cultuureducatie en –participatie Jong geleerd, oud gedaan 2013-2016 aanvullende beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de incidentele subsidieverstrekking voor cultuureducatie en cultuurparticipatie 2014;

gelet op de door de gemeenteraad in de Programmabegroting 2014 vastgestelde kaders en doelen;

gelet op de Algemene Subsidieverordening Hilversum 2011;

gelet op artikel 2 lid 4 sub b van de Subsidieregeling Maatschappelijke Ontwikkeling Gemeente

Hilversum 2011;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels voor het verstrekken van een incidentele subsidies voor cultuureducatie en cultuurparticipatie

 

Aanvullende beleidsregels voor incidentele subsidie voor cultuureducatie en cultuurparticipatie Hilversum 2014

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.Subsidieverordening: Algemene Subsidieverordening gemeente Hilversum 2011;

  • 2.Subsidieregeling: Subsidieregeling Maatschappelijke Ontwikkeling gemeente Hilversum 2011;

  • 3.Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 4.Incidentele subsidie: een niet-structurele subsidie die maximaal twee achtereenvolgende jaren

voor dezelfde of nagenoeg dezelfde activiteit kan worden verstrekt;

  • 1.Activiteit: een activiteit in de vorm van een openbare voorstelling, uitvoering of presentatie in de disciplines muziek, theater, dans, film, fotografie, video, literatuur, beeldende kunst, internet en multimedia;

  • 2.Instelling: een organisatie of groepering die een algemeen belang dient op het gebied van cultuur.

 

Artikel 2 Inhoudelijke criteria die gelden voor alle aanvragen

  • 1.De activiteit moet onderscheidend en aanvullend zijn op het bestaande aanbod in de gemeente.

  • 2.Belang: de activiteit wordt beoordeeld op het bijzondere, voorbeeldstellende karakter. De activiteit is voldoende vernieuwend, bijzonder of experimenteel. 

  • 3.Publieksbereik: getoetst wordt voor welke doelgroep de activiteit wordt ontwikkeld. Daarnaast wordt gekeken of de activiteit is toegesneden op de behoefte en mogelijkheden van de doelgroep. Belangrijk daarbij is een beschrijving van de wijze waarop de doelgroep betrokken is (geweest) bij de ontwikkeling.

  • 4.Kwaliteit: de activiteit dient artistiek en zakelijk op een hoogwaardige en professionele manier uitgevoerd te worden. Hiervan is onder meer sprake indien:

  • 5.het getuigt van vakmanschap, zeggingskracht en oorspronkelijkheid;

  • 6.er in geval van een programma een duidelijke samenhang is tussen de verschillende projecten en/of activiteiten;

  • 7.in een programma een duidelijke relatie is tussen het programma, het profiel en de statutaire doelstelling van de instelling.

  • 8.het gevraagde bedrag in verhouding staat tot het te verwachten resultaat.

 

 

Artikel 3 Inhoudelijke criteria voor aanvragen die zich richten op cultuureducatie

Aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria:

  • 1.Cultuureducatieve activiteiten in het primair onderwijs en activiteiten die binnen- en buitenschoolse cultuureducatie verbinden, binnen alle kunstdisciplines, media en cultureel erfgoed. Activiteiten dienen aanvullend te zijn op de reguliere activiteiten van instellingen in het primair onderwijs en het programma Cultuureducatie met Kwaliteit.

  • 2.Onder cultuureducatieve activiteiten wordt verstaan:

  • 3.activiteiten die gericht zijn op het aanleren van vaardigheden om kennis te kunnen nemen van en waardering te ontwikkelen voor cultuur, media en erfgoed,

  • 4.projecten die gericht zijn op het actief deelnemen aan cultuur en

  • 5.projecten die de ontwikkeling van talent stimuleren.

 

Artikel 4 Inhoudelijke criteria voor aanvragen die zich richten op cultuurparticipatie

Aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria:

  • 1.de activiteit moet de actieve deelname aan en betrokkenheid bij kunst en cultuur in de stad bevorderen;

  • 2.de activiteit moet het draagvlak voor kunst en cultuur verbreden;

  • 3.de activiteit moet talentontwikkeling (fase ´bekwamen´) binnen alle kunstdisciplines, media en erfgoed en dwarsverbanden tussen disciplines realiseren

  • 4.De activiteit moet dwarsverbanden leggen tussen cultuur, media en erfgoed en het domein van welzijn en zorg.

  • 5.De activiteit moet samenwerking tussen amateurkunst en professionele instellingen (binnen en buiten de culturele sector) realiseren.

 

Artikel 5 Financiële criteria

  • 1.De subsidie bedraagt maximaal 75% van de totale kosten. Het resterende deel moet aantoonbaar worden gefinancierd uit eigen middelen of anderen bronnen.

  • 2.De activiteit kan niet (goed) worden gefinancierd uit het reguliere budget of met behulp van andere partijen.

  • 3.De hoogte van de bijdrage wordt gerelateerd aan het belang en de kwaliteit van de activiteit.

  • 4.De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld op grond van reëel begrote kosten.

  • 5.Voor subsidies boven € 2.250,- geldt dat deze eerst worden verleend en achteraf op basis van ingediende verantwoording vastgesteld.

  • 6.Subsidies worden verleend tot het subsidieplafond bereikt is, uitgaande van het bedrag dat in de begroting voor het betreffende jaar is opgenomen.

  • 7.Niet subsidiabele kosten zijn kosten voor reguliere activiteiten en reguliere exploitatiekosten.

 

Artikel 6 Wijze van verdelen

  • 1.Aanvragen worden ingediend voor 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober van het betreffende jaar.

  • 2.Het budget wordt per half jaar verdeeld. Indien het voor een half jaar beschikbare bedrag niet wordt uitgeput wordt het toegevoegd aan het tweede half jaar.

  • 3.Binnen acht weken na de sluitingsdatum worden de beschikkingen bekendgemaakt.

  • 4.Verdeling vindt plaats op basis van weging volgens de criteria zoals vastgelegd in artikel 2, 3, 4, en 5 van deze beleidsregels.

  • 5.Er kan slechts één maal per jaar voor dezelfde activiteit een aanvraag worden ingediend.

 

Artikel 7 Aanvragen en verantwoorden

  • 1.Aanvragen worden minimaal acht weken voorafgaand aan de activiteit ingediend. Activiteiten worden binnen één jaar na het indienen van de aanvraag gerealiseerd.

  • 2.Binnen dertien weken na realisatie van de activiteit worden ter verantwoording ingediend: een inhoudelijk en financieel verslag. De financiële verantwoording geeft inzicht in de wijze waarop de aanvrager de financiële bijdrage heeft aangewend en besteed. De financiële verantwoording sluit aan op de indeling van de begroting die bij de aanvraag is ingediend. Belangrijke verschillen tussen verantwoording en begroting worden toegelicht. Bij de verantwoording toont de ontvanger aan dat het project heeft plaatsgevonden en wel volgens de aanvraag of volgens de door de gemeente toegestane wijzigingen.

 

 

Artikel 8 Subsidieverplichtingen

Het niet of slechts gedeeltelijk doorgaan van de activiteit dient onmiddellijk aan het college te worden

gemeld.

 

Artikel 9 Citeerartikel en inwerkingtreding.

  • 1.Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als de "Aanvullende beleidsregels voor incidentele subsidie cultuureducatie en cultuurparticipatie Hilversum 2014".

  • 2.Deze beleidsregels treden in werking op 15 februari 2014.

  • 3.Met de vaststelling van deze beleidsregels komen de Aanvullende beleidsregels voor incidentele subsidie culturele activiteiten Hilversum 2011 te vervallen.

 

 

 

 

Hilversum,

burgemeester en wethouders voornoemd,

 

de secretaris, de burgemeester,

Naar boven