Inzake woonvoorzieningen leggen de beleidsregels het primaat bij verhuizen als de kosten van het aanpassen van de huidige woning hoger zijn dan het grensbedrag, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Daarbij moet de verhuizing de goedkoopst adequate oplossing zijn voor de ondervonden beperkingen. Dit betekent dat een financiële afweging wordt gemaakt, waarbij de kosten van het aanpassen van de huidige woning worden afgezet tegen het genoemde grensbedrag. Vallen hierbij de kosten voor het aanpassen van de huidige woning duurder uit, dan treedt het primaat van verhuizen in werking. Belanghebbende zal dan dringend worden geadviseerd te verhuizen naar een al geschikte woning of naar een woning die met (zeer) beperkte ingrepen geschikt te maken is. Andersom geldt dat wanneer de aanpassing van de huidige woning goedkoper is dan het grensbedrag uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning, het primaat van verhuizen buiten toepassing blijft.
De achterliggende gedachte bij het verhuisprimaat is dat zo efficiënt mogelijk met de beschikbare middelen en de woningvoorraad wordt omgegaan. Echter, niet in alle gevallen zal ook daadwerkelijk worden besloten dat belanghebbende naar een andere woonruimte moet verhuizen. Bij het maken van de uiteindelijke keuze tussen het aanpassen van de huidige woning of verhuizen naar een geschikte woning wordt namelijk ook nog rekening gehouden met diverse andere factoren.
Welke factoren in het ene of andere geval van toepassing zijn is afhankelijk van de individuele situatie van de cliënt. Onderstaande opsomming van factoren dient als
checklist die gebruikt kan worden bij de totale afweging.
LET WEL: het is een checklist, niet meer en niet minder; de onderstaande factoren zijn punten waarmee rekening gehouden moet worden bij de afweging of het verantwoord is om iemand wel of niet te laten verhuizen in het kader van het verhuisprimaat. Afhankelijk van de individuele situatie van belanghebbende kunnen eventueel ook andere, hier niet vermelde factoren, een rol spelen bij de uiteindelijke beslissing.
A
anwezigheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woonruimte
Verhuizing naar een voor de cliënt geschikte en betaalbare woonruimte moet binnen een redelijke termijn te realiseren zijn. Uit jurisprudentie blijkt dat onder een redelijke termijn zes maanden wordt verstaan.
Dat de nieuwe woning geschikt (of eenvoudig geschikt te maken) moet zijn, spreekt vanzelf. De nieuwe woning moet echter ook betaalbaar zijn voor belanghebbende. Een woonruimte die als niet betaalbaar wordt beschouwd is een woning waarvan de huur boven de individuele huursubsidiegrens ligt. Dit terwijl belanghebbende, gelet op de hoogte van zijn inkomen, wel voor huursubsidie in aanmerking zou komen.
V
ergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woning
Om de goedkoopst adequate oplossing te vinden, moeten de kosten van de totale aanpassingen in de huidige woning in kaart worden gebracht. Deze kosten worden afgezet tegen een verhuissituatie, waarbij rekening gehouden moet worden met de volgende kosten:
- •
De verhuis- en inrichtingskosten;
- •
Kosten aanpassing nieuwe woning;
- •
Kosten vrijmaken nieuwe woning, bijvoorbeeld wanneer daar nog iemand woont;
- •
Huurderving (indien de nieuwe woning leeg staat of enige tijd nog leeg blijft vanwege de aanpassingen die nog nodig zijn).
Zijn deze kosten moeilijk (feitelijk) inzichtelijk te maken, dan kan worden volstaan met een zo nauwkeurig mogelijke benadering van de werkelijkheid (ervaringscijfers, aannames).
V
olkshuisvestelijke afwegingen
Ook in de sfeer van de volkshuisvesting speelt een aantal factoren die bij de afweging betrokken kunnen worden. Op de eerste plaats de vraag of een al geschikte woning beschikbaar is
(zie 1). Daarnaast moet de toekomstige woning voor langere tijd beschikbaar zijn. Woningen die op de nominatie staan om gesloopt te worden, voldoen hier bijvoorbeeld niet aan. Verder is van belang dat de toekomstige woning voor langere tijd geschikt is. Er zal dus inzichtelijk gemaakt moeten worden in hoeverre die woning, eventueel met eenvoudige aanpassingen, langdurig adequaat (te maken) is. Tot slot is nog belangrijk te kijken naar het aantal kamers in de woning in relatie tot het aantal bewoners.
T
ermijn waarop het woonprobleem opgelost kan worden
Verhuizen kan een snellere oplossing zijn dan aanpassen. Bijvoorbeeld wanneer het ontslag uit het ziekenhuis of de verpleeginrichting afhankelijk is van de woningaanpassing. Dit moet individueel benaderd worden. De mate waarin verhuizen noodzakelijk is mag in relatie worden gebracht tot de termijn waarop iemand een woning kan betrekken. Wanneer de medische noodzaak voor een verhuizing niet groot is, dan kan de termijn van zes maanden daarop worden afgestemd en dus worden verlengd. Eén en ander mag uiteraard niet leiden tot een onverantwoorde situatie.
Bij dit aspect kan eveneens de druk op de woningmarkt genoemd worden, die ook gevolgen heeft voor de huursector. De huursector in de gemeente Midden-Delfland (onderdeel van Woonnet Haaglanden) wordt gekenmerkt door een relatief laag aantal aangepaste woningen. Hierdoor kan het voorkomen dat de gemeente eerder verplicht is de bestaande woning aan te passen
(zie 7).
Merk hierbij op dat naast de verplichting van de gemeente om een geschikte woning aan te bieden, van de belanghebbende zelf ook actie mag worden verwacht. Indien in het regionale woningaanbod een voor die belanghebbende geschikte woning wordt aangeboden, wordt hij geacht te reageren. Er kan ook gebruik worden gemaakt van het ‘woonmarktsysteem’ om zelf een geschikte woning te vinden en er kan een voorrangsindicatie tot verhuizen aangevraagd worden, een zogenoemde urgentieverklaring. Een urgentieverklaring valt onder het regime van de Huisvestingsverordening Stadsgewest Haaglanden.
Vaak moet in de nieuwe, aangepaste woning nog wat maatwerk plaatsvinden door middel van kleine woningaanpassingen. Belangrijk is dat de belanghebbende bij het vinden van een nieuwe woning deze door de gemeente laat toetsen op geschiktheid, alvorens hij de nieuwe woning accepteert.
Bij de afweging tussen verhuizen of aanpassen van de huidige woning moet ook rekening gehouden worden met het tijdsaspect. Dat wil zeggen de inschatting van de duur van het gebruik van de geboden voorzieningen. Aspecten die daarbij een rol kunnen spelen zijn: de prognose van het ziektebeeld, het wel of niet ingeschreven staan bij een verpleegtehuis of andere woonvorm, etc. Van belang is dat de investeringskosten in verhouding staan tot de duur van het gebruik van de geboden voorziening. Uitgangspunt blijft wel dat de gemeente een verantwoorde voorziening behoort te verstrekken. Er zijn hier grijze gebieden voorstelbaar, de prognose moet in dergelijke gevallen afgemeten worden aan de term “langdurig noodzakelijk”.
Verhuizing kan leiden tot aantasting van het sociale netwerk van de aanvrager. Als dit aan de orde is moet worden bekeken of dit leidt tot het wegvallen van de volgende aspecten van het sociale netwerk:
- •
Mantelzorg, noodzakelijk om beperkingen in het normale gebruik van de woning te overwinnen;
- •
Mantelzorg als belangrijke ondersteuning bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL);
- •
Buurtgebonden vrijwilligerswerk;
- •
De aanwezige huisgenoten;
- •
Overige door de klant aangehaalde factoren.
I
ntegrale afweging verschillende voorzieningen (wonen, vervoer, rolstoelen)
Afstemming met overige Wmo-voorzieningen is van belang om te komen tot een besluit over een aanvraag. Afstemming met vervoersvoorzieningen kan bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen. Criteria zijn de afstand tot openbaar vervoerhaltes en de aanwezigheid van voorzieningen zoals winkelcentra. Als een woning dichtbij bovengenoemde voorzieningen ligt, kan het adequater zijn om de huidige woning aan te passen dan de betrokkene te laten verhuizen. De bereikbaarheid van de diverse voorzieningen is immers beter als ze in de buurt liggen.
Verhuizing kan meer consequenties hebben wanneer de aanvrager eigenaar is van de woning. Er wordt nagegaan of betrokkene vermogensverlies lijdt bij gedwongen verkoop en er een schuldrestant ontstaat. Van ernstig vermogensverlies is sprake als 5% of meer op de verwervingskosten moet worden toegelegd. Bij een aangepaste woning is de kans op hergebruik immers minder groot dan bij een “normale” woning.
N
oodzaak tot verhuizen door inkomensachteruitgang
Iemand kan door zijn ziekte of beperking aangewezen raken op een (arbeidsongeschiktheids-) uitkering, wanneer werken niet meer mogelijk is. Dit verlies van inkomsten kan ertoe leiden dat een belanghebbende de woonlasten van zijn huidige woning niet meer kan dragen. Dan is verhuizen automatisch een adequatere oplossing dan aanpassing van de huidige woning.
S
tijging van woonlasten en draagkracht
Indien bij verhuizing de stijging van de woonlasten de draagkracht van de belanghebbende te boven gaat, moet hiermee rekening worden gehouden. Bij een eventueel hogere huur moet dit binnen de draagkracht vallen, tenzij er voor belanghebbende “onmiskenbaar sprake zou zijn van een daadwerkelijk substantiële verhoging van het woongenot” zoals bijvoorbeeld hogere lasten door de aanwezigheid van een zwembad.
Bijlage 7 Urennormering hulp bij het huishouden