Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar 2015 (Rectificatie van Gemeenteblad 2014, Nr. 81719 van 24-12-2014)
De rectificatie betreft de in artikel 2.9 lid 5 onder d en e genoemde bedragen.
 
 
 
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar;
 
Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, het persoonsgebonden budget, de bijdrage in de kosten en tegemoetkoming meerkosten, in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);
 
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar 2015;
 
Besluit:
 
Vast te stellen het navolgende
 
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar 2015.
 
 
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1.
    In dit Besluit wordt verstaan onder:
    • a.
      Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar 2015;
    • b.
      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar 2015;
    • c.
      Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Stb 2014, 420);
    • d.
      Instandhoudingskosten: een door het College te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, vergelijkbaar met het niveau van zorg-in-natura;
    • e.
      Bijstandsnorm: de normen genoemd in hoofdstuk 3 van de Participatiewet met uitzondering van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van die wet;
    • f.
      Jaarinkomen: het bruto actueel gezamenlijk inkomen als bedoeld in artikel 32 Participatiewet waarover de persoon en zijn eventuele echtgenoot beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken;
    • g.
      professionele zorgverlener: een beroepskracht of aanbieder die is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en beschikt over een zogenaamde BIG-registratie voor zover dit voor het verlenen van de betreffende ondersteuning relevant is en géén persoon uit het sociale netwerk van de cliënt is;
    • h.
      niet-professionele zorgverlener:
      (i) een ondersteuner of aanbieder die niet is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van maartschappelijke ondersteuning of niet in het bezit is van een zogenaamde BIG-registratie, tenzij dit voor het verlenen van de desbetreffende ondersteuning relevant is;
      (ii) de ouder of familielid, zelfs als die/dat gediplomeerd is voor de zorg die wordt geleverd.
  • 2.
    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).
 
Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget
Artikel 2.1 Verstrekking op verzoek
  • 1.
    Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt en geldt voor de duur van de indicatie.
  • 2.
    De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder worden ook de instandhoudingskosten gerekend.
Artikel 2.2 Budgetperiode
Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening en wordt gesteld op 5 jaar. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.
Artikel 2.3 Recht op persoonsgebonden budget
  • 1.
    Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat executoriaal beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.
  • 2.
    De budgethouder dient het persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen of de gemeente te verzoeken de voorziening over te nemen als het recht op een persoonsgebonden budget wordt ingetrokken of beëindigd. Als de gemeente met de overname instemt, gaat het eigendom over naar de gemeente. De budgethouder ontvangt hiervoor geen vergoeding.
Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget woningaanpassing
  • 1.
    Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het toekenningsbesluit met de werkzaamheden te worden aangevangen.
  • 2.
    In afwijking van artikel 5.2 derde lid onder d van de Verordening dient het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen binnen 15 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
  • 3.
    Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:
    • a.
      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het College positief heeft beslist op de aanvraag;
    • b.
      het College heeft desgevraagd op één of meer door het College te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;
    • c.
      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;
    • d.
      aan het College wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing.
  • 4.
    Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
  • 5.
    De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.
  • 6.
    De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.
Artikel 2.5 Hoogte persoonsgebonden budget woningaanpassing
  • 1.
    De hoogte van het persoonsgebonden budget kan worden afgestemd op:
    • a.
      de aanneemsom hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de woningaanpassing, indien de woningaanpassing in zelfwerkzaamheid wordt getroffen vervallen de loonkosten;
    • b.
      het architectenhonorarium, indien dit noodzakelijk is, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NLingenieurs en BNA in DNR 2011;
    • c.
      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;
    • d.
      de leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de woningaanpassing;
    • e.
      de door College schriftelijk goedgekeurde kostenverhoging, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.
Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget hulpmiddel
  • 1.
    Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:
    • a.
      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het College daaraan gestelde eisen;
    • b.
      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring en verplichte verzekeringen.
  • 2.
    De cliënt dient het College desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.
Artikel 2.7 Persoonsgebonden budget en kwaliteit
  • 1.
    Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te voldoen aan de door het College voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorwerkvoorziening:
    • a.
      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;
    • b.
      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;
    • c.
      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;
    • d.
      wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.
  • 2.
    Indien het college op basis van het gesprek en daarbij behorend opgestelde verslag tot het oordeel komt dat de cliënt als een zeer kwetsbaar persoon moet worden gezien, kunnen in aanvulling op het vorige lid, nadere aanvullende voorwaarden, waaronder een verklaring omtrent het gedrag, worden gesteld.
Artikel 2.8 Uitwerking begrip bemiddelingsbureaus
Onder (administratieve) bemiddelingsbureaus als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 onder b van de Verordening worden ook tussenpersonen/belangenbehartigers verstaan.
Artikel 2.9 Hoogte persoonsgebonden budget diensten
  • 1.
    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is een afgeleide van het tarief waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht en is daarnaast gerelateerd aan Besluit voorzieningen maatschappelijk ondersteuning 2014 Wassenaar en de Tarieventabel 2014, Persoonsgebonden budget AWBZ, zoals gepubliceerd door het College voor Zorgverzekering en is verder afhankelijk van:
    • a.
      de mate van de beperkingen die de cliënt ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie;
    • b.
      het te bereiken resultaat zoals de cliënt en de aanbieder zijn overeengekomen.
  • 2.
    Het tarief is een all-in tarief waarin alle kostencomponenten zijn verdisconteerd.
  • 3.
    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke door de cliënt mag worden besteed aan een professional bedraagt voor:
    • a.
      begeleiding individueel (basis of gespecialiseerd, inclusief aanvullende zelfzorg) € 34,--/uur;
    • b.
      kortdurend verblijf inclusief ondersteuning € 95,--/etmaal;
    • c.
      dagactiviteiten € 42,--/dagdeel bij specialistische begeleiding groep;
      dagactiviteiten € 29,--/dagdeel bij basis begeleiding groep;
    • d.
      vervoer van en naar dagactiviteiten per dag € 5,-- zonder rolstoel en € 14,-- met rolstoel;
    • e.
      huishoudelijke ondersteuning € 17,72.
  • 4.
    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke door de cliënt mag worden besteed aan een persoon die niet als professionele zorgverlener wordt aangemerkt bedraagt voor:
    • a.
      begeleiding individueel (basis of gespecialiseerd, inclusief aanvullende zelfzorg) € 20,--/uur;
    • b.
      kortdurend verblijf inclusief ondersteuning € 30,--/etmaal;
    • c.
      dagactiviteiten € 20,--/dagdeel bij begeleiding groep (basis of gespecialiseerd);
    • d.
      vervoer van en naar dagactiviteiten per dag € 4,-- zonder rolstoel en € 9,-- met rolstoel;
    • e.
      huishoudelijke ondersteuning € 11,82.
  • 5.
    Indien de zorg in natura in klassen wordt toegekend dan wordt het persoonsgebonden budget gebaseerd op het gemiddeld aantal uren van deze klasse.
     
HOOFDSTUK 3 BIJDRAGE IN DE KOSTEN
Artikel 3.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening
  • 1.
    De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrageplichtig inkomen als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit.
  • 2.
    De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.
  • 3.
    Onder de kostprijs van de maatwerkvoorziening is begrepen een door het College te bepalen bedrag voor instandhoudingskosten die aan de maatwerkvoorziening zijn verbonden.
  • 4.
    De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
  • 5.
    De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd:
    • a.
      rolstoel;
    • b.
      tegemoetkoming meerkosten.
Artikel 3.2 Verschuldigde bijdrage in de kosten algemene voorziening
  • 1.
    Het college int geen bijdrage voor algemene voorzieningen.
  • 2.
    De aanbieder van de algemene voorziening kan een bijdrage vragen in de kosten
     
Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen
Artikel 4.1 Afschrijvingsperioden
Onverminderd de toepassing van artikel 9.4 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen op basis van de economische levensduur de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:
  • -
    keuken 15 jaar;
  • -
    badkamer 25 jaar.
 
De hoogte van het afschrijvingspercentage wordt als volgt bepaald:
keuken:
Van 0 tot 5 jaar 0%
Van 5 tot 10 jaar 33%
Van 10 tot 15 jaar 66%
Vanaf 15 jaar 100%
 
badkamer:
Van 0 tot 5 jaar 0%
Van 5 tot 10 jaar 25%
Van 10 tot 20 jaar 50%
Van 20 tot 25 jaar 75%
Vanaf 25 jaar 100%
Artikel 4.2 Nadere regels aanpassingskosten woonwagens en woonschepen
  • 1.
    Het College kan op aanvraag een persoonsgebonden budget toekennen voor de aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip indien:
    • a.
      de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;
    • b.
      de stand- en ligplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.
  • 2.
    Indien niet wordt voldaan aan de in het vorige lid onder a. of b. genoemde termijnen, kan het college toch besluiten een persoonsgebonden budget toe te kennen. De hoogte van het persoonsgebonden budget bedraagt niet meer dan € 6.000,00.
     
HOOFDSTUK 5 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN
Artikel 5.1 Meerkosten en aanvraag
  • 1.
    Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen voor:
    • a.
      de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 9.4 eerste lid van de Verordening. Daarbij geldt dat deze tegemoetkoming ook zonder aanvraag door het College kan worden verleend;
    • b.
      de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportvoorziening welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie;
    • c.
      de kosten in verband met het zich verplaatsen in de leefomgeving met een eigen auto, een rolstoeltaxi, individueel taxivervoer of collectief vervoer als bedoeld in hoofdstuk 10 van de Verordening welke noodzakelijk zijn in verband met de zelfredzaamheid en participatie.
  • 2.
    Onverminderd artikel 12.1 tweede lid van de verordening heeft de hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid onder d van de verordening betrekking op:
    • a.
      het verschuldigde volledig verplicht eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet;
    • b.
      verschuldigde eigen bijdrage(n) op grond van de Regeling zorgverzekering, Wet maatschappelijke ondersteuning of Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten/Wet langdurige zorg;
    • c.
      extra aantoonbare kosten hulphond met een maximum van € 435,00,
    welke in eenzelfde kalenderjaar zijn verschuldigd en die gelet op de hoogte van het inkomen van de cliënt en zijn eventuele echtgenoot leiden tot meerkosten in verband met cumulatie.
  • 3.
    De aanvraag om een tegemoetkoming als bedoeld in het vorige lid kan worden ingediend in het laatste kwartaal van het kalenderjaar waarop de kosten betrekking hebben tot uiterlijk drie maanden na afloop van dat kalenderjaar.
Artikel 5.2 Hoogte en uitbetaling tegemoetkoming meerkosten
  • 1.
    De hoogte van de tegemoetkomingen zijn gebaseerd op de bedragen van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014 Wassenaar (verder: Uitvoeringsbesluit 2014 Wassenaar).
  • 2.
    De hoogte van de tegemoetkoming voor:
    • a.
      de kosten van verhuizing en inrichting bedragen, onder verwijzing naar het Uitvoeringsbesluit 2014 Wassenaar, € 1.975,-indien het een belanghebbende betreft die op advies van het college naar een geschikte woning verhuist;
    • b.
      tijdelijke huisvesting; indien de tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte betreft ofwel de te verlaten woonruimte langer moet worden aangehouden, € 718,79 per maand gedurende 6 maanden;
    • c.
      tijdelijke huisvesting; indien de tijdelijke huisvesting niet-zelfstandige woonruimte betreft, € 360,70 per maand gedurende 6 maanden
    • d.
      De financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering wordt gebaseerd op de daarvoor geldende NIBUD normen. Definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van overlegde rekeningen. De definitief toegekende financiële tegemoetkoming bedraagt niet meer dan de genoemde NIBUD normen.
    Uitbetaling vindt plaats aan de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend na de verhuizing als bedoeld onder a, b en c.
  • 3.
    De hoogte van de tegemoetkoming voor deelname aan het maatschappelijk verkeer wordt vastgesteld op basis van:
    • a.
      de door het College vastgestelde vervoersbehoefte voor deelname aan het maatschappelijk verkeer waaronder begrepen andere vervoersvoorzieningen waaronder de aanvrager beschikt of kan beschikken. De hoogte van de tegemoetkoming wordt op deze omstandigheden afgestemd;
    • b.
      de samenvallende vervoersbehoeften van echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.
  • 4.
    Onverminderd het bepaalde in het vorige lid bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming voor deelname aan het maatschappelijk verkeer:
    • a.
      het gebruik van een eigen auto bedraagt maximaal € 700,00 per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt, conform het Uitvoeringsbesluit 2014 Wassenaar, gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager op basis van declaratie;
    • b.
      het gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 700,00 per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager op basis van declaratie;
    • c.
      het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 1.700,00 per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager op basis van declaratie;
    • d.
      het gebruik van een al dan niet aangepaste bruikleenauto maximaal op € 350,- op jaarbasis, uitgaande van een bedrag van € 0,14 per kilometer;
    • e.
      de aanschaf van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 2.820,00 voor een periode van minimaal drie jaar. Uitbetaling vindt plaats aan de aanvrager op basis van een door het College akkoord bevonden offerte of factuur.
  • 5.
    Als de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid samenloopt met een voorziening in de vorm van een scootmobiel geldt in afwijking van het bedrag in dat lid het volgende maximale bedrag:
    • a.
      bij toepassing van het eerste lid, onder a en b, een normbedrag van € 544;
    • b.
      bij toepassing van het eerste lid, onder c, een normbedrag van € 980;
    • c.
      bij toepassing van het eerste lid, onder d, een normbedrag van € 250.
  • 7.
    Het College kan de hoogte van de tegemoetkoming in het vorige lid onder a, b of c afstemmen op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.
  • 8.
    Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid samen, dan verstrekt het College slechts een keer een bedrag bedoeld in het vierde lid onder a, b of c.
  • 9.
    Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid niet of slechts ten dele samen, dan kan aan elke bedoelde persoon een tegemoetkoming worden verstrekt welke tezamen niet meer bedragen dan 1,5 maal het bedrag bedoeld in het vierde lid onder a, b, c of d.
  • 10.
    De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld artikel 12.1 tweede lid van de verordening en artikel 5.1 tweede lid van dit Besluit bedraagt:
    • a.
      (i) € 200,-- per kalenderjaar voor een alleenstaande met een bruto jaarinkomen tot € 24.000,-- als hij in dat jaar het volledig verplicht eigen risico heeft betaald voor de zorgkostenverzekering en de voor hem geldende maximale bijdrage voor een maatwerkvoorziening aan het CAK betaald; hierbij wordt het bruto jaarinkomen gehanteerd zoals vermeld op het op het betreffende jaar betrekking hebbende IB-60 formulier;
    • b.
      (ii) € 200,-- per kalenderjaar per persoon van een meerpersoonshuishouden met een bruto gezinsinko-men tot € 34.000,-- als in dat jaar het volledige verplicht eigen risico is betaald voor de zorgkostenverzekering en de voor hem geldende maximale bijdrage voor een maatwerkvoorziening aan het CAK betaald; hierbij wordt het bruto jaarinkomen gehanteerd zoals vermeld op het op het betreffende jaar betrekking hebbende IB-60 formulier.
  • 11.
    De aanvraag om een tegemoetkoming als bedoeld in het tweede lid kan worden ingediend in het laatste kwartaal tot uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de kosten betrekking hebben.
 
HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN
Artikel 6.1 Citeertitel en inwerkingtreding
  • 1.
    Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar 2015.
  • 2.
    Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar 2014.
Naar boven