Gemeente Raalte Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang
Het college van burgemeester en wethouders van Raalte;
gelet op:
  • -
    de wijzigingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen waaronder het vervallen van de verordeningsplicht;
  • -
    artikel 1.13 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 35 Participatiewet;
besluit vast te stellen de volgende Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Raalte
Artikel 1. Begripsbepalingen
  • 1.
    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw) en de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp).
  • 2.
    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
    • a.
      het college: het college van burgemeester en wethouders van Raalte;
    • b.
      de bijstandsnorm: het bedrag zoals bepaald in hoofdstuk 3 van de Participatiewet;
    • c.
      de Pw: de Participatiewet (Pw);
    • d.
      de Wkkp: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,
Artikel 2. Gemeentelijke doelgroepen
  • 1.
    Aanspraak op een tegemoetkoming kosten kinderopvang heeft de ouder die noodzakelijke kosten heeft en behoort tot:
    • a.
      de in artikel 1.6 eerste lid Wkkp, onder c en e genoemde doelgroep of
    • b.
      de doelgroep van wie het toetsingsinkomen tot 110 procent is van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm en de van toepassing zijnde PW-vermogensgrens niet wordt overschreden en recht heeft op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst of
    • c.
      de doelgroep 'sociaal medische indicatie' (smi).
  • 2.
    Van een sociaal medische indicatie is sprake als de ouder:
    • a.
      een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking heeft of
    • b.
      een kind heeft dat op grond van sociaal medische problematiek kinderopvang of peuterwerk nodig heeft om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen.
Artikel 3. Kosten voor kinderopvang
De aanspraak op een tegemoetkoming kosten kinderopvang wordt bepaald door:
  • a.
    het aantal uren kinderopvang per kind per berekeningsjaar en
  • b.
    de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van de maximum uurprijs en
  • c.
    het soort kinderopvang.
Artikel 4. Maximale uurprijs kinderopvang
  • 1.
    De maximum uurprijs zoals beschreven in artikel 4, eerste lid, van het Besluit Kinderopvangtoeslag, dan wel de door het college jaarlijks vastgestelde uurprijs voor peuterwerk.
  • 2.
    Alle kosten die uitstijgen boven de in dit artikel genoemde maximum uurprijzen komen niet voor vergoeding in aanmerking en komen volledig voor rekening van de ouder(s),
Artikel 5. Maximum aantal uren kinderopvang
Het maximum aantal uren kinderopvang waarvoor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt verstrekt, bedraagt 230 uren per maand per kind voor alle vormen van opvang tezamen. Bij peuterwerk wordt als maximum twee extra dagdelen gehanteerd.
Artikel 6. Tegemoetkoming kosten kinderopvang
  • 1.
    De tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bedraagt per maand:
    • a.
      Voor de ouder als bedoeld in artikel 2 lid 1 onderdeel a en b van de beleidsregels: het verschil tussen de werkelijke kosten van kinderopvang, met inachtneming van de maximale uurprijs en het maximum aantal uren en de van de Belastingdienst ontvangen kinderopvangtoeslag.
    • b.
      Voor de ouder bedoeld in artikel 2 lid 1 onderdeel c van de beleidsregels wordt de berekeningsmethode van de Belastingdienst gehanteerd zoals die staat omschreven in het 'Besluit kinderopvangtoeslag' hoofdstuk 2 paragraaf 1 'Algemene berekeningsfactoren'.
    • c.
      Voor de ouder bedoeld in artikel 2 lid 1 onderdeel c geldt eventueel aanvullend een bijdrage overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 lid 1 onderdeel a van deze beleidsregels wanneer sprake is van een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm.
  • 2.
    De tegemoetkoming wordt verleend voor de duur van een re-integratietraject, opleiding of vastgestelde smi-duur, maar maximaal een jaar. Verlenging met maximaal één jaar is mogelijk op grond van een aanvullend advies.
Artikel 7. Aanvraag
  • 1.
    Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt aangevraagd bij het college op een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
  • 2.
    Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening.
  • 3.
    Bij een aanvraag sociaal medische indicatie wordt voorafgaand aan een eventuele toekenning van enige tegemoetkoming advies ingewonnen over de noodzaak van kinderopvang bij een onafhankelijke en voldoende professionele organisatie met voldoende adequate deskundigheid.
  • 4.
    Indien naar het oordeel van de teammanager Participatie de situatie van aanvrager(s) dusdanig duidelijk is dat een onderbouwd besluit genomen kan worden zonder onafhankelijk advies over de noodzaak, kan het inwinnen van een dergelijk advies achterwege blijven.  
  • 5.
    Het advies, bedoeld in het vorige lid, bevat tenminste:
    • a.
      Minimaal aantal uren noodzakelijke kinderopvang
    • b.
      Kinderopvang of peuterwerk
    • c.
      Inschatting duur en intensiteit benodigde aanbod
Artikel 8. Ingangsdatum van de tegemoetkoming
  • 1.
    De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.
  • 2.
    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.
  • 3.
    Als vóór de ontvangstdatum uit artikel 8 lid 1 al kinderopvang plaatsvindt, dan wordt de tegemoetkoming verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 1 maand voor de ontvangstdatum.
Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden
  • 1.
    In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien beslist de teammanager Participatie.
  • 2.
    De teammanager Participatie kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 10. Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat publicatie op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden.
Artikel 11. Citeertitel
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als "Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang."
Aldus vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 december 2014

secretaris,

burgemeester,

TOELICHTING
Algemeen
In 2013 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) gewijzigd. Deze wijzigingen geven aanleiding om de regels die door de gemeente Raalte gesteld zijn aan te passen.
De wetswijzigingen hebben ertoe geleid dat:
  • -
    Hoogte en duur van de vergoedingen vanuit het Rijk zijn beperkt;
  • -
    Gemeenten niet meer verplicht zijn om een aanvullende toeslag te verstrekken bovenop de kinderopvangtoeslag van het Rijk (het verschil tussen de daadwerkelijke kosten en de toeslag van de Belastingdienst);
  • -
    De verplichting om een verordening vast te stellen is vervallen.
Nu de wettelijke grondslag voor het vaststellen van een verordening voor de kinderopvang is vervallen, dient de gemeentelijke verordening te worden ingetrokken en kan het college besluiten beleidsregels vast te stellen. Om duidelijkheid te geven aan de burgers en aan de uitvoerders verdient het aanbeveling om het beleid daadwerkelijk vast te leggen in beleidsregels.
Gemeentelijk beleid
De gemeente mag zelf beleid vaststellen over twee onderwerpen:
  • -
    de verstrekking van een aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst
  • -
    hoe om te gaan met de sociaal-medische indicaties.
De aanvraag
De aanvraag bevat de noodzakelijke NAW-gegevens en een offerte/contract van het kindcentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen. Hieruit blijkt het aantal uren kinderopvang, de kostprijs en de aanvangsdatum.
Voorliggende mogelijkheden en voorzieningen
De tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang van de gemeente is in beginsel aanvullend op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en aan deze toeslag gekoppeld. Deze toeslag dient dus eerst aangevraagd te worden.
Bij kinderopvang met sociaal-medische indicatie is dit niet altijd van toepassing.
Bij een aanvraag gaan wij altijd eerst in gesprek met de inwoners over de mogelijkheden die zij hebben om de opvang van hun kind(eren) te organiseren binnen hun sociale netwerk. In die gevallen dat dit mogelijk is, hoeft geen beroep te worden gedaan op de professionele kinderopvang. Wanneer dit laatste het geval is, dan is er ook geen beroep op deze regeling nodig.
Van een voorliggende voorziening (geen aanspraak op een tegemoetkoming) is in ieder geval sprake bij voorzieningen op grond van:
  • a.
    de Wet kinderopvang (Wkkp)
  • b.
    de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
  • c.
    de Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
  • d.
    een medisch kinderdagverblijf
  • e.
    een peuterspeelzaal, indien het aantal door de indicatiesteller geadviseerde uren overeenkomt met de peuterspeelzaaluren.
Een voorliggende voorziening kan er ook toe leiden dat een tegemoetkoming slechts gedeeltelijk wordt toegekend. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand aanspraak kan doen op kinderopvangtoeslag voor een deel van de uren van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie. In dat geval is de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst gedeeltelijk voorliggend, maar kan er wel een aanvulling plaatsvinden op grond van de urenindicatie op sociaal-medische grondslag.
De verstrekking van een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang voor inwoners met een laag inkomen
Onder de gewijzigde Wkkp is het verstrekken van een tegemoetkoming toegestaan aan bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, tienerouders <18 jaar die een opleiding volgen en Pw krijgen of kunnen krijgen en studenten. Het staat de gemeente vrij om dit wel of niet te doen, te bepalen welke doelgroepen binnen de in de Wkkp genoemde groepen vallen en om zelf de hoogte van de tegemoetkoming te bepalen.
In de beleidsregels wordt het verstrekken van de tegemoetkoming beperkt tot de bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject en tienerouders die een opleiding volgen én mensen met een laag inkomen dat net boven bijstandsniveau ligt.
Bijstandsgerechtigden
Voor de bijstandsgerechtigden is dit een stimulans om zich goed te kunnen richten op arbeidsparticipatie. De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst dekt ook voor bijstandsgerechtigden niet de volledige kosten van kinderopvang. Zij zouden zonder aanvullende toeslag onder bijstandsniveau komen. Dat wordt ongewenst geacht. Om die reden wordt een aanvullende vergoeding verstrekt.
Tienerouders
Voor tienerouders is het eveneens gewenst om hen zo goed mogelijk in staat te stellen om hun opleiding te volgen. Daardoor wordt hun kans op een goede toekomst op de arbeidsmarkt immers zo groot mogelijk. Om die reden dient de financiële belemmering zo veel mogelijk weggenomen te worden. Ook voor hen geldt de tegemoetkoming.
Mensen met een laag inkomen
Voor bijstandsgerechtigden geldt dat werken moet kunnen lonen. Om de zogenoemde ‘armoedeval’ tegen te gaan, kan de tegemoetkoming ook worden verstrekt aan inwoners met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. Hierdoor wordt het voor bijstandscliënten die een beroep doen op kinderopvang aantrekkelijker om bijstandsonafhankelijk te worden.
Geen extra tegemoetkoming voor groepen die extra toelages ontvangen
Studenten met een WSF-toelage krijgen als alleenstaande ouder al een hogere studietoelage dan alleenstaanden ontvangen. Om die reden wordt in beginsel afgezien van het verstrekken van een extra tegemoetkoming aan deze groep.
De vergoeding van kinderopvang bij sociaal-medische indicaties
Gemeenten krijgen middelen in het Gemeentefonds en mogen vergoedingen verstrekken voor kinderopvang op grond van een sociaal-medische oorzaak. De gemeente Raalte heeft dit de afgelopen jaren ook steeds gedaan. De vaststelling van de bijdrage vond plaats na consultatie van de GGD of een andere professionele organisatie. Er werden tot nu toe geen voorwaarden gesteld aan de duur of intensiteit van de opvang in relatie tot de bijdrage (bepalen in hoeverre er nog steeds noodzaak is).
Het past binnen onze visie op het sociaal domein dat wij de lijn hanteren dat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor de verzorging van hun kind(eren). De kinderopvang smi wordt als een tijdelijke oplossing gezien om rust te brengen in de gezinssituatie waar de ouder niet verantwoord zelf de zorg voor het kind op zich kan nemen. Ook kan de kinderopvang een (tijdelijke) oplossing bieden voor een onveilige thuissituatie of de dreiging hiervan. Tegelijkertijd moet er een plan komen waardoor de ouder er naar toe werkt dat zij/hij de zorg voor het kind weer zelf kan dragen of dat de problemen van het kind behandeld worden zodat de ouder weer in staat is de zorg op zich te nemen. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van psychiatrische zorg of verslavingszorg. Op die manier wordt het kind zo goed mogelijk geholpen. Uit het advies van de GGD moet de tijdelijkheid van de beoogde ondersteuning blijken.
Om vast te stellen of een ouder in aanmerking komt voor een vergoeding wordt in beginsel een advies gevraagd van de GGD. In uitzonderlijke gevallen kan dit ook een andere instantie zijn.
De hoogte van de tegemoetkoming (gerelateerd aan de maximale duur) komt overeen met de tegemoetkoming in het kader van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Bij een smi met als invulling peuterwerk wordt bovendien uitgegaan van een maximum van twee extra dagdelen.
Van mensen met een hoger inkomen wordt derhalve een eigen bijdrage verlangd. Mensen met een laag inkomen worden voor deze extra bijdrage gecompenseerd. Dit is in lijn met de reguliere gemeentelijke kinderopvangtegemoetkoming.
Naar boven