Verordening individuele studietoeslag gemeente Weert 2015
De raad van de gemeente Weert;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet;
gezien het advies van raadscommissie Bedrijfsvoering-Inwoners;
besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag gemeente Weert 2015.
Artikel 1. Begrippen
  • 1.
    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.
  • 2.
    In deze verordening wordt onder schooljaar verstaan: een periode van maximaal 12 maanden, lopende vanaf 1 september tot 1 september in het jaar daarop volgend.
Artikel 2. Indienen verzoek
  • 1.
    Onder verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet wordt verstaan:
    • a.
      een door belanghebbende ingediende aanvraag via een door het college beschikbaar gesteld formulier;
    • b.
      een door toepassing van de negatieve optie verkregen wilsuiting.
  • 2.
    Een verzoek dient binnen het betreffende schooljaar gedaan te worden.
Artikel 3. Doelgroep
  • 1.
    Het college stelt vast of een belanghebbende met arbeid in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, onderdeel d, van de Participatiewet.
  • 2.
    Het college kan voor een beoordeling als bedoeld in het eerste lid extern onafhankelijk advies vragen aan een arbeidsdeskundige.
Artikel 4. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag
Een individuele studietoeslag wordt aan een belanghebbende toegekend voor het betreffende schooljaar voor zolang de belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor de individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet.
Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag
  • 1.
    Een individuele studietoeslag bedraagt € 1.200,00 per volledig schooljaar en wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald.
  • 2.
    Indien de belanghebbende de studie start in de loop van het schooljaar wordt de individuele studietoeslag naar rato van het aantal in het betreffende schooljaar te studeren maanden berekend en vastgesteld.
  • 3.
    Het bedrag genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, met als basisjaar het jaar 2015. Het bedrag wordt naar boven afgerond op hele euro’s.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Artikel 7. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag gemeente Weert 2015.
 
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 22 december 2014.

De raad voornoemd.

De griffier,

De voorzitter,

Algemene Toelichting  
De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.
 
Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).
 
De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.
 
Verordeningsplicht
De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).
 
Voorwaarden individuele studietoeslag
Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:
  • 18 jaar of ouder is;
  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en
  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
 
Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.
 
De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.
 
Artikelsgewijze toelichting
 
Artikel 1. Begrippen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht
 
Artikel 2. Indienen verzoek
Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op de datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Het verzoek moet worden ingediend binnen het betreffende schooljaar.
 
Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening wat onder verzoek moet worden verstaan. In beginsel wordt een verzoek gedaan middels een door het college beschikbaar gesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in de Awb[1]. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag [2] die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd[3]. De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen[4]. Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.
 
Uitvoeringskosten
Omwille van de uitvoeringskosten is naast de ‘normale’ aanvraag ook de mogelijkheid geboden om een wilsuiting te verkrijgen door middel van het toepassen van de zogenaamde ‘negatieve optie’.
 
Met de negatieve optie krijgen de potentieel rechthebbenden een brief waarin is aangegeven dat de gemeente het voornemen heeft een individuele studietoeslag te verstrekken. In deze brief wordt aangegeven dat wanneer de belanghebbende de individuele studietoeslag niet wenst te ontvangen hij in verzet moet komen. Komt de belanghebbende niet in verzet is er sprake van een wilsuiting. Die wilsuiting wordt gezien als een ‘verzoek’.
 
Artikel 3. Doelgroep
Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:
  • 18 jaar of ouder is;
  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en
  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
 
Met betrekking tot het laatst genoemde criterium beoordeelt het college aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van een arbeidsdeskundige ingewonnen.
 
Door het vereiste in het oorspronkelijke wetsvoorstel dat een student niet in staat is om met arbeid het minimumloon te verdienen, zou de studietoeslag niet toegankelijk zijn voor studenten met alleen een medische urenbeperking. Deze studenten zijn wel in staat per uur het minimumloon te verdienen, maar kunnen dit maar een beperkt aantal uren. Het oorspronkelijke wetsvoorstel zal om die reden per 1 januari 2015 worden aangepast, zodat ook studenten met een medische urenbeperking aanspraak kunnen maken op de studietoeslag.
 
Artikel 4. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag
Een studietoeslag wordt toegekend voor een periode van 12 maanden, voor een schooljaar. Deze toeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald.
 
Start de persoon halverwege het schooljaar, dan wordt na rato van het nog te volgen schooljaar toegekend. Aangezien het ongewenst is dat de toeslag blijft doorlopen na het beëindigen van de studie, is tevens bepaald dat de toeslag stopt, dan wel kan worden teruggevorderd, zodra betrokkene niet meer voldoet aan de voorwaarden, bijvoorbeeld doordat de studie wordt beëindigd.
 
Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag
In artikel 5 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag wordt gerelateerd aan die component van de studietoeslag die de student geacht wordt zelf bij te verdienen of te lenen bij DUO, zoals uiteengezet in paragraaf 3.1 van de Wet studiefinanciering 2000. Dit is immers dat deel van de studiefinanciering dat de student zelf dient in te brengen door te werken of te lenen en vormt dat deel van de studiefinanciering dat een drempel kan vormen voor arbeidsgehandicapten om te gaan studeren.
 
De Rijksbijdrage staat toe om alle studenten, die naar verwachting aanspraak zullen maken op individuele studietoeslag, een toeslag ter hoogte van € 100,00 per maand te vergoeden. Met de verlening van een studietoeslag van € 1200,00 per (school)jaar meent de gemeente de drempel om te studeren voor arbeidsgehandicapten aanzienlijk te verlagen.
 
Indien gehuwden allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij daarvoor afzonderlijk in aanmerking.
 
Indexering
In het derde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen.  Indexering vindt plaats ten opzichte van het de bedrag van 2015, zijnde € 1.200 per jaar. Dit zorgt ervoor dat per 1 januari 2016 de geïndexeerde bedragen gebruikt kunnen worden zonder dat de verordening opnieuw moet worden aangepast.
 
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.
 
Artikel 7. Citeertitel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
 
[1] afdeling 4.1.1 Awb
[2] artikel 4:1 Awb
[3] artikel 4:2, eerste lid, van de Awb
[4] artikel 4:2, tweede lid, van de Awb
 
Naar boven