Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan artikel 47 van de Participatiewet. Dit artikel draagt de gemeenteraad op bij verordening regels vast te stellen over de wijze waarop personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet of hun vertegenwoordigers betrokken worden bij de ontwikkeling van het gemeentelijke beleid. Personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet zijn personen:
- -
die algemene bijstand ontvangen;
- -
als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel b, en 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;
- -
personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;
- -
personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;
- -
personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
- -
personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
- -
personen zonder uitkering; en, die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het college aangeboden voorziening.
Naast de wettelijke doelgroep ziet deze verordening op de belanghebbenden en hun vertegenwoordigers zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO) en de Jeugdwet. De gemeente Scherpenzeel streeft een integraal beleid na, neergelegd in de op 31 oktober 2013 door de gemeenteraad van Scherpenzeel vastgestelde ‘Nota Maatschappelijke Ondersteuning’. Uit overwegingen van eenduidigheid en eenvoud is deze verordening gericht op de cliëntparticipatie die is voorzien vanuit de drie wettelijke regelingen: Participatiewet, Wmo en Jeugdwet. In de artikelen 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Scherpenzeel 2015 en artikel 16 van de Verordening jeugdhulp 2015 zijn de regels opgenomen voor het betrekken van de doelgroep of hun vertegenwoordigers bij de beleidsontwikkeling, beleidsevaluatie en eventuele bijstelling. Het integrale beleid kan alleen maar tot stand komen door de partijen die zijn betrokken bij één (of meer) van de genoemde regelingen in een gezamenlijk overleg te betrekken. Immers de maatschappelijke ondersteuning zal in verband met de transformaties steeds meer een integraal karakter krijgen.
Om een goede werking van de participatieraad te waarborgen worden de leden van de participatieraad ondersteund en gefaciliteerd door de gemeente. De regering hecht sterk aan actieve betrokkenheid van burgers die met de Participatiewet te maken krijgen.
Artikelsgewijze toelichting
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld. Doordat de huidige ‘Regeling Wmo-raad Scherpenzeel 2013 zal worden ingetrokken is het zaak - in de modelverordening ontbrekende - elementen uit deze regeling over te nemen in deze verordening. Het zijn met name de bevoegdheden van het college met betrekking tot benoeming en ontslag van de voorzitter en de leden van de Participatieraad.
Artikel 1. Participatieraad
Dit artikel bepaalt hoe de cliëntenparticipatie concreet wordt vorm gegeven.
Omdat het niet mogelijk is om alle personen persoonlijk te betrekken bij het beleid ligt het voor de hand een participatieraad samen te stellen die bestaat uit vertegenwoordigers van de doelgroepen zelf of vertegenwoordigers uit belangenorganisaties. In dit artikel is geregeld dat vanuit de Participatiewet, Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet de diverse participanten of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij het beleid door een Participatieraad waarin zij zitting kunnen hebben.
Om de actieve betrokkenheid van alle personen goed tot zijn recht te kunnen laten komen, is het van belang dat de participatieraad een afspiegeling is van alle in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet genoemde doelgroepen. Daarnaast dus participanten die te maken hebben met de Wmo en/of jeugdwet. Een evenredige vertegenwoordiging van bovengenoemde groepen in de participatieraad is daarom het uitgangspunt van deze verordening. Dit voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Dit uitgangspunt is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid (zie het Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 2007, nummer 169).
Het derde en vierde lid samengenomen voorzien in een gelijke verdeling van de zetels in de Partcipatieraad. Minimaal 3 en maximaal 4 leden per geleding exclusief de voorzitter.
Het is belangrijk dat de voorzitter ‘boven de partijden staat’, zeker omdat in de participatieraad sprake is van drie geledingen.
Zevende (tot en met tiende) lid
Deze leden zijn overgenomen uit de regeling Wmo raad 2013 en bieden concreet houvast voor de start en het verloop van een benoeming. Omdat de participatieraad een adviesraad van het college is (artikel 84 gemeentewet) is het van belang dat het college invloed heeft op de samenstelling.
Leden worden benoemd op voordracht van de Participatieraad. Het college kan deze voordracht negeren en overgaan tot een besluit. Het college zal de voordracht gemotiveerd negeren. Er zal dus sprake zijn van goed overleg als een dergelijke situatie zich voordoet.
Een benoeming kan eenmalig voor 4 jaar verlengd worden. De totale benoemingsperiode bedraagt dus maximaal 8 jaar.
Om goede uitvoering te geven aan lid 7 en artikel 2 is een rooster van benoeming en aftreden noodzakelijk. Aan de hand van dit rooster kunnen ontslagen en eventuele herbenoemingen eenvoudig wordt vastgelegd en bewaakt en tijdig worden besloten.
Naast de ambtelijk secretaris zoals bedoeld in artikel 3 is een secretaris van de Participatieraad noodzakelijk voor onder meer de volgende taken: met de voorzitter opstellen van de agenda, het uitschrijven van de vergaderingen, uitnodigen leden, verslaglegging etcetera. De rol van de ambtelijk secretaris is beschreven in artikel 7.
In overleg met de voormalige Wmo-adviesraad is besloten uit te gaan van minimaal vier vergaderingen per jaar. Indien gewenst of noodzakelijk kan vaker vergaderd worden. Omdat de vormgeving van de Participatieraad voorziet in subraden is er wellicht ook geen noodzaak zeer frequent te vergaderen. De praktijk zal uitwijzen welke frequentie noodzakelijk is.
Via de in te stellen subraden wordt aan de integrale samenstelling van de Participatieraad uitvoering gegeven. Iedere regeling kent eigen aandachtsgebieden en resultaatverplichtingen, om die reden is het belangrijk dat deze regelingen afzonderlijk kunnen worden behandeld. De regelingen worden weer integraal behandeld in de participatieraad zelf. Het ligt voor de hand drie subraden in te stellen voor de Partcipatiewet, de Wmo en de jeugdwet.
De Participatieraad kent in combinatie met de subraden een complexe vormgeving. Bovendien zijn de inhoudelijke onderwerpen vanuit de drie regelingen gecompliceerd. Dit vraagt een goede en evenwichtige overlegstructuur en een set van afspraken om vergaderingen en de communicatie naar buiten in goede banen te leiden. Daarom voorziet deze verordening in de mogelijkheid een huishoudelijk reglement op te stellen. Dit reglement moet wel passen binnen de kaders van deze verordening.
Omdat de wettelijke regelingen die ten grondslag liggen aan deze verordening voorschrijven dat de belanghebbende doelgroepen of hun vertegenwoordigers betrokken moeten worden bij de ontwikkeling en evaluatie van het beleid is het ongewenst leden met andere belangen (bijvoorbeeld Commerciële-, bestuurlijke of politieke) in de Participatieraad zitting te laten nemen. Naar het voorbeeld van de voormalige regeling Wmo-adviesraad is daarom dit artikel opgenomen. Overigens is het zo dat vertegenwoordigers van professionele organisatie in een uitvoerende functie in beginsel wél kunnen toetreden als lid, al is de toelating voor voordracht voorbehouden aan de Participatieraad zelf. Het is ongewenst dat bestuurders of beleidsmakers van professionele instellingen zitting hebben in de Participatieraad.
Evenals in de voormalige regeling Wmo-adviesraad is in deze verordening een artikel opgenomen die het mogelijk maakt de voorzitter of een lid op eigen verzoek te ontslaan. Daarnaast biedt dit artikel een aantal mogelijkheden een lid om andere redenen te ontslaan. Deze redenen en de handelwijze zijn uitgewerkt in dit artikel.
Op grond van artikel 47, onderdeel b, van de Participatiewet moet worden voorzien in ondersteuning om de participatieraad zijn rol effectief te kunnen laten vervullen. Om hierin te kunnen voorzien wordt een ambtelijk secretaris aan de participatieraad toegevoegd. Deze kan de communicatie tussen college en gemeenteraad enerzijds en de participatieraad anderzijds stroomlijnen. In de toelichting op artikel 1, lid 12 is het verschil tussen de ambtelijk secretaris en de eigen secretaris van de Participatieraad uitgelegd.
Artikel 4. Taken van het gemeentebestuur
Het gemeentebestuur zal over beleidsvoornemens van de gemeenteraad en het college via de ambtelijk secretaris advies vragen aan de participatieraad c.q. de participatieraad bij de beleidsvoorbereiding betrekken op een dusdanig tijdstip dat dit advies van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. Als de adviesaanvraag uiterlijk vier weken voorafgaand aan de datum waarop het college of de gemeenteraad voornemens is het beleid vast te stellen, wordt toegezonden aan de participatieraad, dan kan het advies van de participatieraad van wezenlijke invloed zijn op het door de gemeenteraad of het college te nemen besluit.
Artikel 5. Ondersteuning participatieraad
Om zijn taken effectief te kunnen vervullen is het van belang dat de participatieraad wordt gefaciliteerd. Niet alleen vergaderruimte is van belang, maar ook de toegang tot kantoormiddelen. Het college zorgt voor adequate ondersteuning van de participatieraad. Om het door het college en de raad gewenste participatieniveau te bereiken zorgt het college voor voldoende inhoudelijke ondersteuning om op die manier de participatieraad daadwerkelijk in staat te stellen om maximaal te participeren in het proces van beleidsvoorbereiding.
Artikel 6. Taken en bevoegdheden van de participatieraad
De participatieraad is bevoegd gevraagd en ongevraagd schriftelijk advies te geven over het te ontwikkelen beleid. Het advies wordt uiterlijk
tienwerkdagen voordat het college of de gemeenteraad voornemens is het beleid vast te stellen uitgebracht door toezending aan de betreffende beleidsafdeling.
Dit artikel regelt tevens uitdrukkelijk dat de participatieraad geen bevoegdheid heeft in individuele- en uitvoeringsvraagstukken. Wel is de participatieraad bevoegd om opgevangen ‘signalen uit de samenleving aan het college door te geven, mits die signalen een algemeen karakter hebben. Ieder lid van de participatieraad is bevoegd agendapunten aan te dragen, de Participatieraad kan daarover desgewenst regels opstellen in het huishoudelijk reglement zoals bedoeld in artikel 1, lid 15
Artikel 7. Taken van de ambtelijk secretaris
De ambtelijk secretaris vormt de ambtelijke schakel tussen de gemeenteraad en het college en de participatieraad. Hij zal erop moeten toezien dat alle partijen informatie tijdig ontvangen of verstrekken, zodat alle partijen hun taak effectief kunnen vervullen. De ambtelijk secretaris stelt zich dienstbaar en bereidwillig op in de richting van de Participatieraad en bewaakt daarin zijn eigen grenzen van haalbaarheid en aanvaardbaarheid met betrekking informatieverzoeken of werkzaamheden ten behoeve van de Participatieraad.
Artikel 8. Budget participatieraad
Het budget ten behoeve van de Participatieraad wordt benut voor de bekostiging van de (onkosten) vergoedingen aan de voorzitter, de leden en de secretaris van de participatieraad. Verder kunnenten laste van het budget onder meer kosten worden gebracht die verband houden met deskundigheidsbevordering, het inwinnen van advies, achterbanraadpleging en organisatiekosten (tweede lid). Deze kosten kunnen uitsluitend ten laste van het budget worden gebracht indien deze zijn beoordeeld en goedgekeurd door de budgethouder van de gemeente, afdeling Samenleving. Het ligt voor de hand dat de budgethouder dit beoordeelt voordat de kosten worden gemaakt. De participatieraad zal daarom vooraf om goedkeuring moeten vragen.
De participatieraad moet jaarlijks voor 1 september een begroting ter goedkeuring indienen. Ook moet de participatieraad jaarlijks achteraf verantwoording afleggen over de besteding van de middelen, zoals vastgelegd in het derde lid.
Evenals de voormalige Wmo-adviesraad ontvangen de leden van de participatie een vergoeding per bezochte vergadering. De vergoeding wordt gebaseerd op de presentielijst die tijdens iedere vergadering circuleert. Deze vergoeding is een kleine vergoeding voor de inspanningen (voorbereiden en bezoeken vergaderingen, deelname aan informatiebijeenkomsten e.d.) en is gebaseerd op het landelijke Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De gemeente volgt de tabel die is opgenomen in het Rechtspositiebesluit voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding.
De voormalige Wmo-adviesraad heeft vanaf haar oprichting een hele ontwikkeling doorgemaakt en inmiddels een stadium bereikt van een volwaardig adviesorgaan voor het college. Met deze verordening wordt de zelfstandige positie van de participatieraad nog meer bekrachtigd, onder meer door van de participatieraad een een begroting en een inhoudelijk jaarverslag te vragen inclusief een financiële paragraaf. Bij de totstandkoming van deze documenten ontvangt de Participatieraad desgewenst ondersteuning van de ambtelijk secretaris.
Op dit moment functioneert er een Cliëntenraad op grond van de de ‘Verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren Scherpenzeel 2010’ verder is er een Wmo-adviesraad in functie op basis van de Regeling Wmo-raad Scherpenzeel 2013.
De cliëntenraad dient zich op basis van de ‘Verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren Scherpenzeel 2010’ formeel te richten op de Wwb en de daaraan verwante (uitkerings)regelingen zoals de Ioaw. In de praktijk richt de cliëntenraad zich op alle producten die vanuit het voormalige loket Vraagwijzer werden geleverd en die thans worden geleverd door de afdeling gemeentewinkel. Daaronder ook alle producten van de Wmo. De cliëntenraad is te typeren als een gebruikersoverleg en zij beoordelen geen documenten op beleidsniveau. Hierover is frequent gecommuniceerd met de cliëntenraad door de ambtelijk voorzitter. Ook is met de cliëntenraad gecommuniceerd over de een mogelijke toekomstige vormgeving in verband met de decentralisaties. Daarbij is het idee te komen tot subraden onder de participatieraad zoals bedoeld in deze verordening. De cliëntenraad kan zich daar goed in vinden. De afspraken voor toekomstige opname als subraad kunnen door de Participatieraad eventueel worden vastgelegd in een eventueel huishoudelijk reglement zoals bedoeld in artikel 1 onder lid 15 van deze verordening.
Zodra de ‘Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet gemeente Scherpenzeel 2015’in werking treedt is de ‘Verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren Scherpenzeel 2010’ ingetrokken.