Verordening heffing en invordering van parkeerbelasting 2015
 
De raad van de gemeente Heemstede;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2014
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 1993;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening heffing en invordering van parkeerbelasting 2015
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
  • b.
    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;
  • c.
    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;
  • d.
    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.
  • e.
    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Heemstede een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:
  • a.
    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
  • b.
    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
Artikel 3 Belastingplicht
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
  • 2.
    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
    • a.
      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
    • b.
      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat
      1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
      2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.
  • 3.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
  • 4.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.
  • 5.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a en b is niet verschuldigd indien het voertuig voorzien is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart en een conform de wettelijke voorschriften ingestelde parkeerschijf, mits deze parkeerkaart en -schijf duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig zijn aangebracht, tot een maximum van twee uur.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 5 Wijze van heffing
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
  • 2.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 6 Belastingjaar
Met betrekking tot de belastingen die per jaar worden geheven is een belastingjaar gelijk aan een kalenderjaar.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon (of ander communicatiemiddel) inloggen op de centrale computer.
  • 2.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
  • 3.
    Indien de vergunning bedoeld in artikel 2, onderdeel b, doch met uitzondering van de vergunning bedoeld in artikel 3.3 van de tarieventabel, in de loop van het belastingjaar wordt verleend, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven .
  • 4.
    Indien de vergunning bedoeld in artikel 2, onderdeel b, doch met uitzondering van de vergunning bedoeld in artikel 3.3 van de tarieventabel, in de loop van het belastingjaar wordt ingeleverd, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven .
Artikel 8 Termijnen van betaling
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.
  • 2.
    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon (of ander communicatiemiddel) inloggen op de centrale computer.
  • 3.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
  • 4.
    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.
Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
Artikel 10 Kosten
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 59.
Artikel 11 Kwijtschelding
Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.
Artikel 13 Overgangsrecht
De 'Verordening heffing en invordering van parkeerbelasting 2014' van 18 december 2013, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 30 januari 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 14 Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
  • 2.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Artikel 15 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening heffing en invordering van parkeerbelasting 2015.
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van17 december 2014.
 
Tarieventabel Parkeerbelastingen 2015
behorende bij en deel uitmakende van de "Verordening heffing en invordering van parkeerbelasting 2015".
Artikel 1 Afbakening fiscaal-parkeergebied en vergunningengebied
1.1
Bij deze “Verordening heffing en invordering van parkeerbelastingen 2015" wordt verwezen naar de kaarten “Tekening 1” d.d. 28-10-2009, “Tekening 2” d.d. 28-10-2009, “Tekening 3” d.d. 03-11-2008 en “Tekening 4” d.d. 28-10-2009, waarop de vergunningengebieden en de fiscaal-parkeergebieden zijn aangegeven. De gebieden die binnen de omlijningen vallen zijn aangegeven met een letter De gebieden A tot en met G zijn fiscaal-parkeergebieden , met daarbinnen voor bepaalde doelgroepen een vergunningenregime. De gebieden K en L zijn vergunningengebieden.
1.2.1
Onder het begrip ‘fiscaal-parkeergebied’ moet worden verstaan: de terreinen en weggedeelten waar parkeren bij parkeerapparatuur slechts is toegestaan tegen betaling van parkeerbelasting .
1.2.2
Onder het begrip ‘vergunningengebied’ moet worden verstaan: de terreinen en weggedeelten waar een verbod geldt als bedoeld in artikel I van de Parkeerverordening 1993.
Artikel 2
2.1.
Het tarief voor parkeren, bij parkeerapparatuur op de terreinen en weggedeelten als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de verordening, bedraagt:
 
in het gebied
2.1.1
Sector A, D en F
.
€ 0,30 voor de eerste 4 minuten of een gedeelte daarvan.
.
€ 0,30 voor elke volgende 4 minuten of een gedeelte daarvan.
.
Maximale parkeertijd 200 minuten.
 
Voor houders van een bezoekerskaart:
 
€ 0,30 voor de eerste 24 minuten of een gedeelte daarvan.
 
€ 0,10 voor elke volgende 8 minuten of een gedeelte daarvan.
 
Maximale parkeertijd 540 minuten.
2.1.2
Sector B en G
 
€ 0,30 voor de eerste 12 minuten of een gedeelte daarvan.
 
€ 0,10 voor elke volgende 4 minuten of een gedeelte daarvan.
 
Maximale parkeertijd 120 minuten.
2.1.3
Sector C
 
€ 0,30 voor de eerste 6 minuten of een gedeelte daarvan.
 
€ 0,10 voor elke volgende 2 minuten of een gedeelte daarvan.
 
Maximale parkeertijd 60 minuten
2.1.4
Sector E
 
€ 7,50 per dag of een gedeelte daarvan.
.
Op zaterdag ook mogelijkheid tot parkeren voor:
 
€ 0,30 voor de eerste 12 minuten of een gedeelte daarvan.
.
€ 0,10 voor elke volgende 4 minuten of een gedeelte daarvan.
.
Maximale parkeertijd 120 minuten.
Artikel 3
.
Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2,
 
 
onderdeel b, van de verordening bedraagt:
 
3.1
voor een kentekenvergunning afgegeven aan bewoners in het
 
 
fiscaal-parkeergebied of het vergunningengebied, per jaar
€ 26,00
3.2
voor een bezoekersvergunning afgegeven aan bewoners
 
 
in het vergunningengebied, per jaar
€ 26,00
3.3
voor een tijdelijke vergunning afgegeven aan een ieder voor wie
 
 
de bestaande parkeermaatregel belemmerend is bij de uitvoering
 
 
van tijdelijke werkzaamheden, per vergunning
€ 26,00
3.4
voor een werk/bezoekvergunning afgegeven aan ondernemers/
 
 
werkgevers en medische dienstverleners in het fiscaal-parkeer
 
 
gebied of het vergunningengebied, per jaar
€ 52,00
3.5
voor een huisartsvergunning afgegeven aan huisartsen in de
 
 
gehele gemeente, per jaar
€ 52,00
3.6
voor een dienstvergunning afgegeven aan nutsbedrijven in het
 
 
fiscaal-parkeer gebied of het vergunningengebied, per jaar
€ 52,00
Behorende bij raadsbesluit van 17 december 2014.
Naar boven