Verordening BI-zone centrum Barendrecht 2015-2019
 
RAADSBESLUIT
Onderwerp:
Datum vergadering:
Kenmerk:
Verordening BI-zone Centrum Barendrecht 2015-2019
16 december 2014
114031
Commissie : Samenleving 9 december 2014
Agendapunt: 10
Openbaar
BBVnummer : 114380
 
De raad van de gemeente Barendrecht;
 
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Barendrecht van 25 november 2014, ,
 
gelet op: artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde en vijfde lid, van de wet op de bedrijveninvesteringszones en artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet; en gelet op de tussen de gemeente Barendrecht en de Stichting BIZ Barendrecht Centrum (hierna: de stichting) gesloten Uitvoeringsovereenkomst 2015-2019;
 
gezien het advies van de commissie samenleving van 9 december 2014;
 
besluit:
vast te stellen de navolgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidieverlening voor de BI-zone Barendrecht centrum in Barendrecht over de jaren 2015-2019 (Verordening BI-zone centrum Barendrecht 2015-2019)
 
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
  • 1.
    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente Barendrecht waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. De BI-zone is het gebied van het winkelcentrum van Barendrecht, te weten alle ondernemers binnen het centrum gevestigd op het Achterom, de Middenbaan, het Onderlangs, ’t Vlak en delen van de Binnenenlandse Baan en Lindehoevelaan. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart (bijlage 1) en in de lijst met objecten (bijlage 2).
  • 2.
    De wet: de wet op de bedrijveninvesteringszones;
  • 3.
    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;
  • 4.
    Uitvoeringsovereenkomst: een tussen de gemeente Barendrecht en de stichting gesloten Uitvoeringsovereenkomst voor de periode 2015-2019.
Artikel 2 Aanwijzing stichting
De stichting wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet op de bedrijveninvesteringszones.
Hoofdstuk II Belastingbepalingen
Artikel 3 Aard van de belasting
De BIZ-bijdrage is, conform artikel 1 lid 2 van de wet, een bestemmingsheffing die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.
Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht
  • 1.
    De belasting wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van
    binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning
    dienen. Een concreet overzicht van de objecten ter zake waarvan de BIZ-bijdrage
    geheven zal worden, is opgenomen in de bijlage “Belastingobjecten voor de BIZ-
    bijdrage” (bijlage 2). In bijlage 2 staan de objecten vermeld zoals deze zijn
    opgenomen in de WOZ-administratie (qua objectcode en objectomschrijving).
  • 2.
    De belasting wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de
    BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt
    recht of persoonlijk recht, gebruiken.
  • 3.
    Voor de toepassing van het tweede lid wordt:
    • a.
      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is
      gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft
      gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de
      belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is
      gegeven;
    • b.
      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik
      aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking
      heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is
      bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter
      beschikking is gesteld.
  • 4.
    Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is,
    wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens
    eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin
    wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt
    degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie
    kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende
    krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 5 Belastingobject
1.Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de
onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken,
die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d, eerste
lid, van de Gemeentewet.
2.Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op
2. grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor
2. die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die
2. onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan
2. woondoeleinden.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per onroerende zaak.
Artikel 7 Vrijstellingen
  • 1.
    In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
    • a.
      ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
    • b.
      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;
    • c.
      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard;
    • d.
      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
    • e.
      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
    • f.
      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
    • g.
      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;
    • h.
      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;
    • i.
      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
    • j.
      werken die zijn bestemd voor de elektriciteitsvoorziening (trafo’s) en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;
    • k.
      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen.
  • 2.
    In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten
    aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot
    woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 8 Belastingtarief
De BIZ-bijdrage bedraagt per onroerende zaak € 700,-- per kalenderjaar. Voor ieder 2e en volgende pand van dezelfde eigenaar en/of gebruiker bedraagt de BIZ-bijdrage € 70,-- per kalenderjaar.
Artikel 9 Wijze van heffing
De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de aanslag betaald in een termijn die vervalt op de dag die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
  • 2.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.
Hoofdstuk III Subsidiebepalingen
Artikel 12 Algemeen
Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene
Subsidieverordening van de gemeente Barendrecht van toepassing.
Artikel 13 Subsidievaststelling en wijze van betalen
  • 1.
    De subsidie wordt verstrekt aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die
    zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.
  • 2.
    De subsidie wordt vastgesteld op het geraamde bedrag van de BIZ-bijdragen die in de
artikel 4, eerste lid, bedoelde periode worden geheven, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst, zijnde 100.450 euro per jaar.
3.De eventuele minderopbrengsten (bijvoorbeeld als gevolg van waardevermindering door
bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen) zijn voor rekening en risico
van de stichting. Eventuele meeropbrengsten komen ten goede aan de stichting.
4.Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de subsidievaststelling en wijze
van betalen.
Artikel 14 wijze van betalen
  • 1.
    De subsidie wordt betaald in gelijke jaarlijkse termijnen van 100.450 euro voor 31 december van elk jaar waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven.
  • 2.
    In de uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van
    verrekening van de meer- en minderopbrengsten van de geheven BIZ-bijdragen ten
    opzichte van de betaalde voorschotten.
Artikel 15 Melding van relevante wijzigingen
  • 1.
    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van veranderingen in haar financiële situatie.
  • 2.
    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.
Artikel 16 Delegatie van de bevoegdheid tot intrekken of wijzigen subsidievaststelling
Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de
subsidievaststelling bedoeld in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk IV Slotbepalingen
Artikel 17 Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking nadat van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet, is gebleken. Wanneer deze steun onvoldoende blijkt, treedt de verordening niet in werking.
  • 2.
    De verordening treedt tevens pas in werking wanneer de wet op de bedrijveninvesterings-zones wordt bekrachtigd, behandeling door de 1e kamer is op 18 november 2014 gepland.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    Deze verordening vervalt op 31 december 2019.
Artikel 18 Citeerartikel
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening BI-zone Centrum Barendrecht 2015-2019’.
 
Aldus vastgesteld in de openbare
raadsvergadering van 16 december 2014
 
De griffier, De voorzitter
Mevr. mr. G.E. Figge Drs. J. van Belzen
Naar boven