Artikelgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepalingen
De begripsbepalingen behoeven geen nadere toelichting. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die:
- •
Bewust afwijken van die in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015
- •
Nodig zijn om het besluit goed te begrijpen.
- •
Of die daarin ontbraken, maar wel nodig zijn voor de uitvoering van dit besluit.
Artikel 2: Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
Berust op artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat de hoogte van een pgb toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het pgb niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociaal netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.).
Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
De maximale hoogte van een pgb voor hulpmiddelen of woningaanpassingen is begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura.
De regering heeft aangegeven dat onder het sociaal netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociaal netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Een voorbeeld van informele hulp bij woningaanpassingen is onder andere dat iemand uit het sociaal netwerk de aanpassing realiseert, de zogenoemde ‘manuren’.
De budgethouder hoeft over de besteding van het vrij besteedbaar bedrag geen verantwoording af te leggen aan de gemeente. Hij kan dit bedrag inzetten voor o.a. administratiekosten of telefoonkosten.
Deze eisen zijn genoemd in de Wmo 2015 (zie artikel 2.3.6). We hebben de motivatie-eis en de kwaliteits-eis iets verder geconcretiseerd ten opzichte van de wetstekst.
Bij de motivatie van het standpunt van de cliënt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen kan het gaan om de aard van de hulpvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
Wanneer een cliënt van oordeel is dat hij de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd, is deze voorwaarde geen grond voor de gemeente om een pgb te weigeren, mits ook wordt voldaan aan de tweede en derde voorwaarde: bekwaamheid en kwaliteit. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt.
Bij het toetsen van de bekwaamheid van de cliënt om zijn eigen belangen te kunnen behartigen, verwacht de gemeente van een cliënt dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de ondersteuningsvraag. Daarbij kan de cliënt gevraagd worden:
- •
duidelijk te maken welke problemen hij heeft,
- •
hoe deze problemen zijn ontstaan en
- •
bij welke ondersteuning hij gebaat zou zijn.
Bij het toetsen van de bekwaamheid om de pgb taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kan de cliënt gevraagd worden hoe gedacht wordt over:
- •
het kiezen van een zorgverlener die in de ondersteuningsvraag voldoet,
- •
het aangaan van een contract,
- •
het in de praktijk aansturen van de hulpverlener en
- •
het bijhouden van een juiste administratie.
Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren, maar wel om de bekwaamheid van het voeren van een gedegen administratie.
Het is wettelijk bepaald dat een pgb-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning inkoopt een werkgever is, met de werkgeversplichten die hierbij horen. De cliënt dient hierbij te denken aan onder meer het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.
Om in aanmerking te komen voor een pgb dient de kwaliteit van de maatwerkvoorziening naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.
Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met het pgb gelden waar mogelijk dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura. Niet alle kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen één op één worden toegepast op het pgb. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente daarom mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.
In het geval van een pgb heeft de cliënt zelf de regie over de ondersteuning die hij contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen.
De gemeente kan periodiek in gesprek gaan met de cliënt over de behaalde resultaten met het pgb of (steekproefsgewijs) toezicht houden op de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.
In dit artikel geven we aan dat bij de aanvraag voor een pgb het een verplichting is een persoonlijk plan op te stellen en geven we aan uit welke onderdelen zo’n plan minimaal moet bestaan.
Deze artikelen in het besluit regelen de verplichtingen van aanbieders die wmo-voorzieningen leveren m.b.t. het melden van calamiteiten en de vervolgstappen die door de aanbieders genomen moeten worden naar aanleiding van een melding. De verdere werkwijze van de toezichthoudend ambtenaar zal worden vastgelegd in een nog op een later moment door de colleges vast te stellen sociaal calamiteitenprotocol.
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 12, tweede lid, onder a, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Geldermalsen 2015. De bedragen per vier weken en de inkomensbedragen worden op grond van artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd.