Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zwartewaterland 2015
De raad van de gemeente Zwartewaterland
 
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014:
 
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet;
 
overwegende dat het college op grond van artikel 36 van de Participatiewet ten behoeve van de personen uit de doelgroep een individuele inkomenstoeslag kan verstrekken;
 
besluit vast te stellen:
 
de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zwartewaterland 2015.
 
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
 
Artikel 1 Begrippen
  • 1.
    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.
2. In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: de Participatiewet;
b. het college: college van burgemeesters en wethouders;
c. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Zwartewaterland;
d.   referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;
e.   peildatum: datum waartegen een persoon een verzoek indient voor een individuele inkomenstoeslag;
f.   inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 31, 32 en 33 van de wet en de algemene bijstand;
g.   bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;
 
Hoofdstuk 2 Recht op individuele inkomenstoeslag
 
Artikel 2 Indienen verzoek
Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
 
Artikel 3 Doelgroep
Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen, geen in aanmerking te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering hebben, als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, én ten tijde van aanvraag in de gemeente Zwartewaterland woonachtig zijn.
 
Artikel 4 Langdurig laag inkomen
Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van bijstandsnorm.
 
 
Artikel 5 Hoogte individuele inkomenstoeslag
1. Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:
a. € 376,00 voor een alleenstaande;
b. € 482,00 voor een alleenstaande ouder;
c. € 536,00 voor gehuwden.
2. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar  de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
  • 1.
    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.
  • 2.
    De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd met het percentage waarmee de alimentatiebedragen stijgen. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.
 
Artikel 6 Beleidsregels
  • 1.
    Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.
  • 2.
    De beleidsregels, zoals bedoeld in het eerste lid hebben in ieder geval betrekking op de invulling van het begrip ‘geen zicht op inkomensverbetering’ zoals bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet.
 
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen
 
Artikel 7 Hardheidsclausule
  • 1.
    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening.
  • 2.
    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
 
Artikel 8 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de op 15 mei 2013 vastgestelde ‘Verordening langdurigheidstoeslag 2014 gemeente Zwartewaterland’.
 
Artikel 9 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Zwartewaterland 2015.
 
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014
 
.
De griffier, De voorzitter,
 
 
A.J. Renkema ing. E.J. Bilder
Algemene Toelichting
 
Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 wordt de langdurigheidstoeslag in de Participatiewet (hierna PW) vervangen door de individuele inkomenstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan personen aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeidsverplichting of een re-integratieverplichting of aan personen die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgen.
 
Vast te leggen regels in verordening
De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid PW). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 PW. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Het college kan in (wetsinterpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid PW hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid PW is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:
- de krachten en bekwaamheden van de persoon; en
- de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
 
Overgangsrecht
Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is niet nodig om in deze verordening overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte langdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z PW voorziet in algemeen overgangsrecht met betrekking tot de wijzigingen in de PW als gevolg van de inwerkingtreding van de Invoeringswet PW en de Wet maatregelen WWB op 1 januari 2015. De individuele inkomenstoeslag en voorheen de langdurigheidstoeslag worden immers toegekend tegen een peildatum. Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor het recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de toepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat onverkort, ongeacht of hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 PW en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag tegen een datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de in artikel 36 PW en deze verordening opgenomen voorwaarden.
 
Wijziging leefvorm
De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.
 
Artikelsgewijze toelichting
 
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
 
Artikel 1 Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de PW, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
 
Tweede lid
De onderdelen a, b, c, en g behoeven geen nadere toelichting.
 
Onderdeel d Referteperiode
Bepaald is wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.
 
Onderdeel e Peildatum
De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 PW en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid PW en de jurisprudentie rondom artikel 44 PW.
 
Onderdeel f Inkomen
Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 31, 32 en 33 PW. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag. Wat voor een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag geldt, dat geldt ook voor een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag op grond van de WWB zoals die luidde vóór 1 januari 2015.
 
 
 
 
Naar boven