Verordening hondenbelasting 2015
 
 
De raad van de gemeente Zwartewaterland;
 
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;
 
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
 
besluit vast te stellen de volgende verordening:
 
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN HONDENBELASTING 2015
(Verordening hondenbelasting 2015)
 
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.
 
Artikel 2 Belastingplicht
  • 1.
    Belastingplichtig is de houder van een hond.
  • 2.
    Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
  • 3.
    Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
 
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
  • 1.
    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
  • 2.
    die door de ‘Stichting Hulphond Nederland’ als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;
  • 3.
    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;
  • 4.
    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;
  • 5.
    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de moederhond worden gehouden.
 
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
 
Artikel 5 Belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
 
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
 
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
 
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
 
Artikel 9 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 50,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen of in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog aan kalendermaanden in het jaar over blijven, met een maximum van tien en een minimum van twee termijnen.
De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 50,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
  • 1.
    In afwijking van het tweede en derde lid bestaat geen mogelijkheid tot automatische incasso voor niet-natuurlijke personen. Voor niet-natuurlijke personen gelden de betalingstermijnen zoals genoemd in het eerste lid.
  • 2.
    Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede of derde lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid.
  • 3.
    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
  • 4.
    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
 
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van de hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
 
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Met ingang van de in het eerste lid genoemde datum wordt de “Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2014” van de gemeente Zwartewaterland, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2013 ingetrokken, met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 3.
    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting 2015’.
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zwartewaterland van 18 december 2014.
 
de griffier, de voorzitter,
  
A.J. Renkema ing. E.J. Bilder
Tarieventabel 2015 behorende bij de “Verordening hondenbelasting 2015”
 
  • 1.
    De belasting bedraagt per belastingjaar:
  • 2.
    a. voor een eerste hond € 60,75
  • 3.
    b. voor een tweede hond € 96,20
  • 4.
    c. voor iedere hond boven het aantal van twee € 106,30
  • 5.
    In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor
honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer
op kynologisch gebied in Nederland, per kennel € 160,00
  • 1.
    Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.
 
Behorende bij raadsbesluit van 18 december 2014.
 
De griffier van de gemeente Zwartewaterland,
 
 

Naar boven