Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:
- -
de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en
- -
de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.
Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie objectief is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet). Het gaat kort gezegd om mensen bij wie is vastgesteld dat zij een arbeidsbeperking hebben.
Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.
De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).
De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 – Begripsbepalingen
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom slechts een beperkt aantal begripsomschrijvingen opgenomen. Voor de leesbaarheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven.
- •
doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet): personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben;
- •
loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, Participatiewet): vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;
- •
dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f Participatiewet): een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking.
Artikel 2 – Bepaling doelgroep
In artikel 10c., van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:
- -
personen die algemene bijstand ontvangen;
- -
personen als bedoeld in de artikelen 34a., vijfde lid, onderdeel b., 35, vierde lid, onderdeel b., en 36, derde lid, onderdeel b., van de Wet werk en inkomen (WIA) tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;
- -
Personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;
- -
Personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);
- -
Personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandige (IOAZ).
In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan het college is om vast te stelen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013 2014, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e., van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.
Artikel 3. – Vaststelling loonwaarde
Voor het vaststellen van een loonwaarde op een werkplek een objectieve en gecertificeerde loonwaardemethodiek een vereisten. Door middel van een aanbestedingsprocedure is voor de arbeidsmarktregio’s Haaglanden en Zuid-Holland Centraal gekozen voor het instrument van Dariuz. Dit betekent dat in beide arbeidsmarktregio’s op dezelfde wijze wordt gemeten. Het UWV zal overigens binnen deze regio’s ook van hetzelfde meetinstrument gebruik maken.
Lid 1 In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.
In het Sociaal Akkoord zijn afspraken gemaakt om personen die behoren tot de doelgroep te plaatsen op banen die werkgevers en overheid extra creëren. Dit zijn de zogenoemde garantiebanen. Het college is wettelijk verplicht om alvorens over te gaan tot plaatsing van een persoon uit de doelgroep op een garantiebaan met loonkostensubsidie, hierover advies in te winnen bij het UWV.
Lid 2 en Lid 3 Op grond van artikel 10d, vijfde lid, van de wet is het college verplicht periodiek tot hermeting over te gaan. Dit is voor een reguliere baan één jaar na de eerste loonwaardemeting, en voor een beschutte werkplek drie jaar na de eerste meting, gerekend vanaf de dag dat de meting heeft plaatsgevonden
Lid 4 De loonkostensubsidie die door het college aan de werkgever wordt verleend, is het verschil tussen de gemeten loonwaarde en het wettelijk minimumloon (WML). De loonkostensubsidie kan nooit meer dan 70% WML bedragen. Als het loon wordt gebaseerd op een collectieve arbeidsovereenkomst (cao), betaalt de werkgever het verschil tussen het WML en het cao-loon aan de belanghebbende. Dit is ook het geval voor het deel dat boven het WML, bijvoorbeeld bij promotie, wordt afgesproken met de werknemer.
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 5 – Inwerkingtreding
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 6 – Citeerartikel
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.