GEMEENTE UTRECHT: Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag Utrecht 2015
 
 
Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht;
Gelet op:
artikel 8, eerste lid, van de Participatiewet;
artikel 3, tweede lid, van de Verordening Individuele Inkomenstoeslag Utrecht 2015;
Overwegende dat:
De Participatiewet het college verplicht om bij de beoordeling van de aanspraak op een individuele inkomenstoeslag de omstandigheden en inspanningen van de persoon mede in overweging te nemen alsmede invulling geeft aan de wijze waarop het inkomen als bedoeld in artikel 36 van de wet wordt vastgesteld;
BESLUIT
vast te stellen de navolgende
Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag gemeente Utrecht 2015
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
  • a.
    wet: Participatiewet
  • b.
    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;
  • c.
    inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de wet, al dan niet aangevuld met algemene bijstand;
  • d.
    gezin: de gehuwden tezamen en de alleenstaande met zijn of haar ten laste komende kind of kinderen;
  • e.
    individuele inkomenstoeslag: toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet;
  • f.
    peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;
  • g.
    referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum;
Artikel 2 Nadere regels ten aanzien van de doelgroep
Het college sluit de volgende categorieën personen, gelet op de omstandigheden waarin deze verkeren, uit van de aanspraak op een individuele inkomenstoeslag:
  • a.
    degenen die op de aanvraagdatum of in de referteperiode een inkomen op grond van de Wet op de Studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten hebben genoten en/of een voltijd studie volgden;
  • b.
    degenen die op de aanvraagdatum geen vaste woon- of verblijfplaats hadden of in een instelling verbleven bedoeld voor de opvang van daklozen;
  • c.
    degenen die op de aanvraagdatum in een verpleeghuis verbleven.
Artikel 3. Laag inkomen
  • 1.
    Voor de vaststelling of sprake is van een laag inkomen gedurende de referteperiode geldt niet als onderbreking: maximaal één aaneengesloten periode van 31 dagen in de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum, waarin een inkomen is ontvangen dat meer bedraagt dan het inkomen bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening.
  • 2.
    Personen met een inkomen boven de in artikel 3 van de verordening bedoelde inkomensgrens, die als gevolg van een minnelijke of wettelijke schuldregeling ten tijde van de aanvraag over maximaal 95% van de bijstandsnorm kunnen beschikken komen, mits voldaan wordt aan alle overige voorwaarden, eveneens in aanmerking voor de Individuele Inkomenstoeslag.
Artikel 4Omstandigheden van de persoon
  • 1.
    In de beoordeling van het recht op de Individuele Inkomenstoeslag worden in ieder geval de omstandigheden van de betreffende persoon betrokken. Tot de omstandigheden worden in ieder geval gerekend:
    • de krachten en bekwaamheden van de persoon, en
    • de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
  • 2.
    Personen die blijvend volledig arbeidsongeschikt zijn, dan wel ten tijde van de aanvraag zijn ingedeeld arrangement 4 worden geacht over onvoldoende krachten en bekwaamheden te beschikken die binnen een redelijke termijn uitzicht bieden op inkomensverbetering.
  • 3.
    De volgende categorieën personen worden geacht zich in voldoende mate te hebben ingespannen om tot inkomensverbetering te komen:
    • a.
      personen zonder actieve arbeidsverplichtingen;
    • b.
      personen met een aan het recht op uitkering verbonden actieve arbeidsverplichting, die gedurende een periode van 12 maanden geen sanctie opgelegd hebben gekregen wegens schending van die verplichting;
    • c.
      alsmede personen die gedurende de referteperiode naar vermogen arbeid hebben verricht zonder reële kansen op uitbreiding van het aantal arbeidsuren
Artikel 5 Aanvraag en toekenning
  • 1.
    De Individuele Inkomenstoeslag dient schriftelijk te worden aangevraagd door middel van een daarvoor bestemd aanvraagformulier.
  • 2.
    Op verzoek van het college verstrekt de aanvrager gegevens die naar oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het recht op de Individuele Inkomenstoeslag.
  • 3.
    Het college neemt een besluit uiterlijk acht weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend.
  • 4.
    De Individuele Inkomenstoeslag kan slechts eenmaal per twaalf maanden worden toegekend. De periode van twaalf maanden vangt aan op de datum waarop eerder een inkomenstoeslag is aangevraagd.
Artikel 6 Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de Beleidsregel Langdurigheidstoeslag (Gemeenteblad van Utrecht 2012, nr. 67) ingetrokken.
Artikel 7 Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag Utrecht.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 14 oktober 2014.
De secretaris, De burgemeester,
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.
Artikel 2 Doelgroep
Bepaalde groepen zijn uitgesloten van het recht op de Individuele Inkomenstoeslag. Het gaat hier om personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen maar van wie gesteld kan worden dat een recht op de Individuele Inkomenstoeslag niet overeen zou komen met de aard ervan.
  • a.
    Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij perspectief op verbetering van hun inkomen hebben. Om te voorkomen dat degene met een baan met een minimuminkomen, die zijn positie door middel van avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen, is bepalend of de studerende in de referteperiode studiefinanciering heeft genoten. Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd. Als het gaat om gehuwden, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, waarvan één van beide een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering heeft genoten in een periode waarin beiden niet als gehuwd zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan.
  • b.
    Het doel van de Individuele Inkomenstoeslag is een inkomensondersteuning voor de onverwachte, grote uitgaven zoals bijvoorbeeld vervangingsuitgaven. Daklozen hebben in de periode dat zij dakloos zijn, niet te maken met (onverwachte) hoge kosten van dien aard. Voor deze groep bestaan bovendien andere regelingen. Enerzijds in de vorm van een inkomensondersteuning voor kleinere uitgaven, anderzijds in de vorm van bijzondere bijstand voor een woninginrichting zodra zij een vaste woon- of verblijfplaats hebben.
  • c.
    De bedoeling van de regeling is alleen díe bewoners tot de doelgroep te rekenen die redelijkerwijs ook de kosten maken waarvoor de Individuele Inkomenstoeslag is bedoeld. De bewoners van een verpleeghuis komen niet voor hoge kosten zoals bijvoorbeeld vervangingsuitgaven te staan. Bewoners van verzorgingshuizen en instellingen van begeleid kamer bewonen hebben die kosten nadrukkelijk wel. Daarom worden zij niet van het recht op Individuele Inkomenstoeslag uitgesloten.
Artikel 3 Laag inkomen
3.2 Deze nuance is opgenomen om te voorkomen dat wanneer het inkomen kort onderbroken is geweest, bijvoorbeeld door te lange vakantie, meteen het recht op de Individuele Inkomenstoeslag vervalt. Dit wordt, om de beregeling eenvoudig te houden, enkel getoetst over de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum.
3.3. Omdat hun feitelijk inkomen hoger kan zijn dan het te toetsen inkomen, bestaat de kans dat deze groep buiten de armoedevoorzieningen valt. Omdat ze ook al huur en zorgtoeslag mislopen wordt dat onredelijk geacht. Voor deze groep wordt het besteedbaar inkomen dat overblijft na schuldaflossing getoetst. Het inkomen over de referteperiodes wordt zoveel mogelijk getoetst met behulp van jaaropgaven. Getoetst wordt met het hoogste bedrag dat op een jaaropgave is vermeld. Dit bedrag wordt omschreven als belastbaar loon en bestaat uit netto inkomen, loonheffing en werkgeversdeel premie
Artikel 4 Beoordeling recht
Het college kan aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Bij de beoordeling hiervan wordt aansluiting gezocht bij de indeling in arrangementen. Van personen die voor wat betreft hun kansen op inschakeling in de arbeidsmarkt zijn ingedeeld in arrangement 4 van de particpatieladder kan gesteld worden dat zij geen direct uitzicht hebben op inkomensverbetering en dat zij daarmee voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de Individuele Inkomenstoeslag. Ook wordt bij de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag betrokken of aan iemand in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeidsverplichting of een re-integratieverplichting. Deze personen hebben geen recht op de Individuele Inkomenstoeslag omdat zij door hun gedrag onvoldoende inspanning hebben geleverd om te komen tot inkomensverbetering.
Naar boven